ECLI:NL:OGEAM:2025:11

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
SXM202500176
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over lasterlijke beschuldigingen van seksuele intimidatie door een politie-inspecteur

In deze zaak heeft eiser, een inspecteur van de politie in Sint Maarten, een kort geding aangespannen tegen gedaagde wegens lasterlijke uitlatingen over seksuele intimidatie. Eiser vordert rectificatie van de beschuldigingen die door gedaagde op sociale media zijn gedaan, evenals schadevergoeding voor reputatieschade en emotionele schade. De procedure begon met een verzoekschrift van eiser op 18 februari 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 28 februari 2025. De feiten van de zaak zijn complex en omvatten beschuldigingen van seksuele intimidatie die dateren uit januari 2020, waarbij eiser wordt beschuldigd door een collega. Gedaagde heeft in verschillende video's op zijn Facebookpagina de beschuldigingen van seksuele intimidatie besproken en daarbij eiser impliciet beschuldigd. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door eiser te beschuldigen zonder hem de kans te geven zich te verdedigen. De rechter heeft gedaagde bevolen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis een rectificatie te plaatsen op zijn Facebookpagina, waarin hij zijn beschuldigingen intrekt. De vordering tot schadevergoeding is afgewezen, evenals de vordering tot verwijdering van de video's, omdat deze te ruim was geformuleerd. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202500176
Vonnis in kort geding d.d. 14 maart 2025
inzake
[EISER],
wonende in Sint Maarten,
eiser,
gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. Z.J.A. BARY.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
eiser] heeft op 18 februari 2025 een verzoekschrift met producties ingediend. Op 27 februari 2025 heeft hij een eisvermeerdering en extra productie ingediend. [gedaagde] heeft op diezelfde dag producties ingediend. Vervolgens heeft op 28 februari 2025 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd. De gemachtigden hebben daartoe gebruik gemaakt van pleitaantekeningen. Partijen hebben vragen van de rechter beantwoord. Tevens is aan partijen de mogelijkheid om tot een schikking te komen meegegeven. Bij e-mail van 3 maart 2025 heeft mr. Merx het Gerecht laten weten dat zijn cliënt het Gerecht om vonnis vraagt.
1.2.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
eiser], inspecteur van politie in Sint Maarten, heeft op 23 januari 2020 een collega, [naam collega], op het werk een
huggegeven. Naar haar zeggen heeft hij daarbij zijn gezicht in haar borsten gedrukt, hetgeen hij ontkent. [collega] heeft zich beklaagd bij de korpsleiding en strafrechtelijk aangifte gedaan. In 2022 heeft een disciplinair onderzoek plaatsgevonden. Gedurende het onderzoek is [eiser] gedurende negen maanden geschorst geweest. De korpsleiding heeft na het onderzoek de Minister van Justitie geadviseerd [eiser] een disciplinaire maatregel op te leggen, waaraan tot op heden geen gevolg is gegeven. Het strafrechtelijk onderzoek dat heeft plaatsgevonden heeft niet tot vervolging van [eiser] geleid.
2.2. [
gedaagde] is actief op Facebook en zijn site [nieuwssite 1].
2.3.
Op 20 april 2022 is op de nieuwssite [nieuwssite 2] het volgende bericht geplaatst:
Detective [eiser] suspended pending internal probe.[…]
The management team of KPSM sent out a memo on Tuesday informing its staff that detective [eiser] has been suspended pending an internal investigation into allegations of sexual harassment against several female officers working for the Police Force of St. Maarten. […]
2.4.
Op 3 februari 2025 heeft [nieuwssite 1] een ingezonden brief van [collega] geplaatst met de volgende inhoud:
The Voice of Reason
With the recent growing attention to sexual harassment within the Government of Sint Maarten, I am compelled as a civil servant to share my experience as a victim of sexual assault in the workplace. My intent is to encourage those affected to speak out but most importantly for those in authority to take decisive action as it relates to sexual assault in the workplace anno 2025.
In January 2020, during an ongoing operation at the Philipsburg police station, I was sexually assaulted by the acting section head of my division,
Mr. L. R.While I was alone in the office carrying out my duties, he entered, approached me, and forcibly rubbed his face on my breasts. Despite my efforts to push him away, he continued to force himself upon me. I reported the incident to my superiors and to the National Detectives of Sint Maarten. At that time, information from management and other victims revealed that this individual had sexually harassed about 8 to 10 women over the years.
In 2022, additional accusations of sexual harassment were made against the same individual during a public session by the defense attorney of two police officers. Only after media scrutiny did authorities decide to address my complaint. However, due to the lack of witnesses—since the incident occurred in a closed office—he was not prosecuted. The Prosecutor’s Office stated that the Attorney General recommended that the management of KPSM take appropriate action, as this individual should not hold any position of authority within the organization.
Since reporting this crime, I have been targeted, victimized, and portrayed as a liar—as such making me a victim twice for exercising my right to seek justice. Shockingly, in 2023, this individual resumed his position, and additional victims have since come forward—some too fearful to officially report their experiences.
This message
is not solely about my specific personal ordeal; it is about exposing the deeply rooted tolerance of misconduct, specifically sexual harassment within the Government of Sint Maarten. Victims must be emboldened to speak up, and authorities must be compelled to take decisive action to address these systemic failures. Reporting wrongdoings is essential to fostering accountability and implementing necessary reforms within the Government.
It is the duty of the Government, as an employer, to provide a safe work environment for all employees. Likewise, every civil servant must uphold integrity and report any reasonable suspicions of misconduct. There is an urgent need for a secure and reliable system for reporting integrity breaches.
It is appalling that actions violating the principles befitting of a “good civil servant” as stipulated by law and ethical conduct continue to be condoned at the highest levels. Instead of protecting victims, leadership seems more concerned with shielding perpetrators. This complacency paves the way for repeat offenses, creating a toxic work environment where employees feel unsafe and unsupported. No civil servant should have to call in sick out of fear of harassment, victimization, or retaliation. The ongoing failure to address these issues contributes to the steady loss of personnel within the civil service. We must restore the dignity and pride of being a civil servant—it is currently a profession marred by embarrassment and disappointment.
To my fellow civil servants, I urge you to find the courage to report wrongdoings and to build a strong support system. Silence enables misconduct, and it is only through collective action that we can demand accountability and change.
I call upon the Parliament of Sint Maarten, the Government of Sint Maarten, and the Integrity Chamber to conduct a thorough and urgent review of these critical issues. It is completely unacceptable that after five years and more than ten victims,
no policies or amendments to the LMA regarding sexual harassment in the workplace have been implemented. This continued inaction is a
blatant disregardfor the well-being of civil servants who have suffered sexual harassment and assault.
Beyond the shame and taboo that surround this issue, the Government’s failure to act and the continued absence of proper policies continue to enable a culture of sexual misconduct in the workplace. This negligence cannot and will not be tolerated.
Immediate, concrete measures must be implemented, including the disarmament of ‘wapendragend’ civil servants—both victims and perpetrators—where necessary to safeguard workplace safety. The Government of Sint Maarten must act now to ensure that civil servants are protected, that perpetrators are held accountable, and that a culture of integrity and safety is restored within the public sector.

The time for complacency is over.

The time for action is now.

IT IS TIME TO RAISE THE BAR!
[naam collega]
2.5.
Op 5 februari 2025 is op [nieuwssite 2] het volgende bericht geplaatst:
Cases of Sexual Harassment within KPSM was investigated, no criminal acts were found.
Minister of Justice Nathalie Tackling confirmed on Wednesday at the Council Ministers press briefing that an investigation into the allegations of sexual harassment within KPSM was conducted some two to three years ago when the initial complaint was filed.
The Minister also confirmed that KPSM Internal Affairs, the Landsrecherche, and the Prosecutors Office investigated the case. Minister Tackling said that no criminal acts were found based on the investigations conducted, but there has been unethical behavior that KPSM addressed as an organization. The Minister made clear that it is not because something is not criminal that it is not unethical.
The individual identified as the suspect was placed in some form or isolation at the workplace limiting his contact with colleagues. At the same time, the former government did not issue a formal response to KPSM on disciplinary measures they proposed for over one year.
Tackling further explained that another complaint was filed against the same individual, and that file is still before the Prosecutor’s Office for decision-making.
2.6. [
gedaagde] heeft vanaf 29 januari tot en met 9 februari 2025 in totaal zeven video’s gepost op zijn Facebookpagina, waarin hij aandacht besteedt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer in het algemeen en hetgeen [collega] (naar haar zeggen) is overkomen in het bijzonder. [1]
2.7.
Op 10 februari 2025 heeft The Daily Herald een ingezonden brief van [eiser] geplaatst, waarin hij zijn kant van het verhaal weergeeft. Dezelfde brief is op 11 februari 2025 op [nieuwssite 2] geplaatst en luidt als volgt:
Who is the victim?
Dear Editor,
I have been serving the community of Sint Maarten, working at KPSM (the Sint Maarten police force-Ed.) for almost 33 years. Today I hold the rank of Inspector (team leader) and hold in an interim position, the function as a Section Chief within the Detective Department. In other words, I provide guidance to team leaders and, where necessary, also to staff members.
I have decided, in the interest of myself and other KPSM leaders, to come forward to the public to provide clarity regarding the accusation made by Mrs. N. [collega]. I see the accusation not against me personally, but against me in the function that I hold. I am also coming out publicly to prevent other KPSM leaders from being victimized in similar situations in the future. It doesn't necessarily have to be an accusation of a sexual nature.
I want to state upfront that I have built a flawless career within the police force until about five years ago when Mrs. N. [collega] sent an email to my Division Head on January 27, 2020, with accusations against me regarding an incident on January 23, 2020. She stated that I had my face in her breasts on the afternoon of January 23, 2020.
This is strongly contrary to the truth. I have given multiple explanations about this over the years and have also written an accountability report of what happened. Additionally, I have been heard twice with regard to this situation.
What happened that day is that I simply hugged her after doing very good work when we succeeded, after working a whole week of evening and night shifts, in an effort to remove two contract killers from the streets. With the intention of not revealing too many details about work procedures, I can only state that the hug happened partly because, at a given moment during work on the afternoon of January 23, 2020, Mrs. [collega] had to leave her desk briefly. Her task that afternoon was to guide the patrols to the location of the suspects. I use the word suspects because it was already evident that these persons were responsible for two murders and four (4) failed attempts on four other people on the island.
When Mrs. [collega] returned to her desk, I noticed something had occurred that really bothered her. Long story short, during that brief time, the suspects had managed to escape from the area where they were located without being arrested. Mrs. [collega] was upset about the fact that she had to leave her desk briefly. I believe I was noticeably angry as well.
About 30 minutes later, the patrols were still successful in arresting one of the suspects on the Dutch side, and about 30 minutes after that, word came from French colleagues that the second one was also arrested. It was truly a fantastic moment for us on the investigation team and for KPSM as a whole. This was the reason for the hug, but also because she had been upset an hour earlier that the suspects had escaped the patrols. I have always maintained that the hug happened spontaneously without any form of malicious or double intent.
On the morning of January 24, 2020, Ms. [collega] came to speak with me in my office. She informed me that she felt very uncomfortable the day before when I hugged her as I came close to her breasts. I repeat, close to her breasts because that's exactly how she said it, and I assumed that's also how she meant it.
Initially, I was lost for words and didn't know what to say. I immediately offered my apologies and said that I absolutely didn't want any problems. I asked if we could please discuss this here in the office. She listened to me and then went to her desk in the workroom.
On January 27, 2020, Mrs. [collega] decided to send an email about this to the Division Head with the accusation that I had my face in her breasts. As you can see, this differs from her statement to me on January 24, 2020. After thinking long and hard about this, I could clearly remember that she was wearing her glasses as she always does and because I didn't want to bump into her glasses, I came with the left side of my head against her right shoulder. She was seated behind her desk.
This incident, along with three (3) other fabricated complaints, were thoroughly investigated between April and July 2022, in addition to the three being those of two arrested police officers, a male and a female. I was part of the investigation against these two officers who, based on police information, tried to extort money from an individual. The fourth person is another female colleague of Mrs. [collega] who worked with her in the same department. This fourth person had received a report from me in 2019 whereby we were not on speaking terms other than work-related.
In a fact-finding investigation conducted by the National Detective together with a member of the Netherlands National Police (Rijksrecherche) on July 26, 2022, it was concluded that I did not commit any criminal offense but that it should be investigated disciplinarily, which is what happened.
After the disciplinary investigation was completed, KPSM made a proposal for a disciplinary punishment to the Ministry of Justice regarding the fact of hugging and allegedly sending a sexually suggestive message to the wife of the arrested male police officer, being a Customs officer working at the time at KPSM. The message was not written completely, which created room for misinterpretation and was used to her advantage.
My lawyer and I completely disagreed with the suggested disciplinary punishment, as I had already been punished more than sufficiently. I was placed on non-active duty for nine (9) months which is equivalent to a suspension. The Ministry of Justice has never formally responded to KPSM's request, nor have there been different letters from my lawyer.
I must also immediately add that all complaints made, being four (4), not eight (8) or ten (10), were all made in writing and signed in the month of April 2022. All complaints were made after I had taken measures for not complying with tasks within job descriptions, started a criminal investigation under the leadership of a prosecutor, and not cooperated with a request from a respective complainant.
In the case of Mrs. [collega], she only filed a criminal report about the alleged incident with the National Detective in March of 2020, two months after the fact, after I had not cooperated with her request made through her lawyer to hold a higher rank.
As of March 30th, 2020, Mrs. [collega] had requested an extraordinary leave to work at the VROMI Cabinet. Subsequently, by March/April 2021, she returned to KPSM with the request to be placed back in the same team, thus again under my leadership. Why should someone who made such a serious complaint against me would want to come back and work again under my leadership?
Despite the mishap of hugging Mrs. [collega] in 2020 and my negative advice in March 2020 for a promotion she had requested, Mrs. [collega] and I still had good working cooperation after returning from the VROMI Cabinet. She is a very skilled and efficient worker, as she was certainly seen in my office 2 to 3 times per week. At times even more, to discuss investigative approaches with cases. Discuss investigation directions in cases, especially when she disagreed with the working method or views of her team leader. We had sat together with the French authorities in at least two meetings on the French side. We had driven together in the same vehicle with another colleague present. All of this can be confirmed by multiple colleagues.
On March 08, 2022, I gave for a second time, a negative advice on a request from Mrs. [collega] made through her lawyer to be placed in a higher rank. The reason for the negative advice was that the work done by Mrs. [collega] fell exactly within her described task description for the function she held. The written advice was submitted to the Division of Operations.
Around mid-March 2022, I noticed that Mrs. [collega] spoke very little to me and, to an extent, even avoided me.
In April 2022, Mrs. [collega], besides having an interview conducted by personnel of the internal affairs of KPSM, wrote a separate letter where she literally indicated, among other things: "That she had sleepless nights and needed to cry herself to sleep." With a normal working relationship for the two months after the incident and then again between April 2021 and March 2022, this was clearly not noticeable to me or my management.
It is evident that Mrs. [collega] and the other female colleague from her department were aligned with the two colleagues who were arrested and later removed from service in a conspiracy to have me removed from the function.
I initially wrote a six-page letter addressing all four complaints of April 2022, revealing all facts and contradictions with proof of the fabricated complaints. But due to lack of space, I can only publish this much.
What I have stated here can be verified by others, unlike the accusations without proof made by Mrs. [collega] and others.
I have retained the services of a lawyer, and I am currently in the process of taking legal action against all who are tarnishing my reputation.
ALL FOR CARRYING OUT MY WORK WITH FULL COMMITMENT AS A STRONG, POSITIVE, AND JUST LEADER.NOW, TELL ME—WHO IS THE VICTIM??????
[naam eiser].

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert – na eisvermeerdering – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagde veroordeelt cue video's, teksten en commentaren die gemaakt zijn tegen eiser, die op gedaagde zijn website zijn gemaakt en geplaatst binnen 24 uur na betekening van het vonnis te verwijderen, op straffe van een dwangsom van $5,000.00 per dag dat gedaagde hiermee in gebreke blijft;
gedaagde veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het vonnis op een van de eerste uitzendingen van "721 News", in video of in geluidsopnamen, de volgende tekst, althans een tekst die het Gerecht in goede justitie zal vaststellen en voor rectificatie geschikt acht:
“I would like to announce the following:I have blamed Inspector [eiser] – in public – of the Sint Maarten Police Force for sexual harrasment at the Government. This serious accusation and/or allegation is unfounded as I do not have any proof to substantiate this serious accusation and/or allegation neither for the Police Force and neither for Government. I also called on people to take action against this person, whether with or without violence. I even wrongfully referred to [eiser] as a 'sexual beast’. Consequently, I herewith retract the accusation and/or allegation in question",
op straffe van verbeurte van een dwangsom van US$ 5.000 per dag met een maximum van US$ 1.000.000.
gedaagde gebiedt om met onmiddellijke ingang van het vonnis zich in het openbaar op welke wijze dan ook te onthouden van het doen van misleidende, onjuiste en/of ongefundeerde en/of onrechtmatige uitlatingen over eiser althans zich op onnodig grievende wijze uit te laten over eiser althans publieke verdachtmakingen/beschuldigingen meer althans het stoppen met het aanzetten tot het plegen van strafbare feiten tegen [eiser] althans aan het adres van [eiser] te maken, die verband houden met de reeds door hem geuite verdachtmakingen/beschuldigingen en opruiingen, zoals hiervoor omgeschreven, op straffe van een dwangsom van US$ 10.000 voor iedere keer dat gedaagde het gebod overtreedt, tot een maximum van US$ 1.000.000;
gedaagde veroordeelt tot een schadevergoeding van US$ 10.000 voor schade bestaande uit:
financiële schade: de kosten voor juridische bijstand tot op dit moment begroot op US$ 3.000;
emotionele schade: door stress en waanbeelden die voorbijkomen en slapeloosheid;
reputatieschade: voor gezin en voor zijn carrière in en buiten de Politie van Sint Maarten;
5. gedaagde veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan, alsmede veroordeling in de nakosten.
3.2. [
eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat in de video’s [gedaagde] hem ten onrechte beschuldigd van seksuele intimidatie op de werkvloer en daarbij opruiende taal gebruikt. Dit is lasterlijk en moedigt aan tot actief geweld. [gedaagde] heeft zich hiermee de grenzen van het rechtens betamelijke overschreden en zich onnodig grievend en diffamerend uitgelaten. De uitlatingen zijn kennelijk alleen maar bedoeld om [eiser] te krenken en te kwetsen. Daarmee is sprake van een onrechtmatige daad, die dient te leiden tot verwijdering van de video’s, teksten en commentaren, tot rectificatie en tot een gebod als gevorderd. Tevens dient [gedaagde] een schadevergoeding, deels voor materiële schade, deels voor immateriële schade, aan [eiser] te betalen.
3.3. [
gedaagde] voert onder meer het volgende aan als verweer. [eiser] treedt op tegen de verkeerde persoon, nu [gedaagde] zelf alleen de initialen van [eiser] heeft vermeld en de broer van [collega] [eiser]’s naam bekend heeft gemaakt. Ook heeft [eiser] erkend [collega] te hebben omhelsd, hetgeen geen
mishapkan zijn (lees: hetgeen niet per ongeluk kan zijn gebeurd). [eiser] heeft geen spoedeisend belang, nu de eerste publicatie reeds in 2022 is geweest (op [nieuwssite 2]) en hij zelf in The Daily Herald, op SMN News en op de Facebookpagina van Andrew Dick Late Night zijn verhaal heeft gedaan. [gedaagde] heeft management van KPSM en ministers willen oproepen om op te treden tegen seksuele intimidatie binnen de overheid. Hij heeft zich niet schuldig gemaakt aan onjuiste, onvolledige of misleidende communicatie ten aanzien van [eiser], zodat van een onrechtmatige daad geen sprake is. Reeds daarom kan geen sprake zijn van een rectificatie. Bovendien heeft [eiser] zelf inmiddels de publiciteit opgezocht, zodat een rectificatie zinloos is. Indien [eiser] [gedaagde] voorafgaand aan dit kort geding had gevraagd om “Who is the victim”op zijn website of Facebookpagina te publiceren zou hij dat hebben gedaan. Tenslotte verweert [gedaagde] zich tegen de gevorderde dwangsommen en schadevergoeding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang is gegeven, dit gelet op hetgeen gevorderd wordt en de onderbouwing daarvan. Dat [eiser] niet heeft opgetreden naar aanleiding van de publicatie in 2022 doet daaraan niet af, nu de publicaties van [gedaagde] van recente datum zijn.
Uitlatingen van [gedaagde] over [eiser]
4.2.
Waar [eiser] de producties 4 en 6 presenteert als transcripties blijkt dat niet juist te zijn. Een transcriptie behoort een woordelijke weergave te zijn van hetgeen gezegd wordt. Het Gerecht heeft geconstateerd dat de producties 4 en 6 niet aan die eis voldoen, nu het in feite zakelijke weergaven betreft. Verder heeft [eiser] niet de gehele tekst van hetgeen [gedaagde] in de video’s zegt, weergegeven, maar enkel de door [eiser] zelf relevant geachte passages. Dat heeft als gevolg dat – zoals ook door [gedaagde] is gesteld – de context van de weergegeven passages ontbreekt. [eiser] heeft daarmee een steek laten vallen.
Maar ook [gedaagde] gaat niet vrijuit. Zo heeft hij gesteld dat [eiser] bepaalde passages ten onrechte aan [gedaagde] heeft toegeschreven, terwijl [gedaagde] daar het standpunt van [collega] verwoordde. [gedaagde] heeft hier echter geen handen en voeten aan gegeven door dan zelf een (al dan niet partiële) transcriptie over te leggen. Omdat het niet de taak van het Gerecht is om de video’s in zijn geheel te gaan bekijken/beluisteren en zelf transcripties te maken, zal in het hiernavolgende enkel worden ingezoomd op bepaalde, door het Gerecht relevant geachte passages, waarbij het zelf heeft bezien wat de inhoud en de context daarvan zijn.
4.3.
In Video 1 gaat [gedaagde] in op seksuele intimidatie binnen het ambtenarenapparaat in het algemeen, op een geval waarin een politieman een vrouw geld heeft aangeboden om seks met hem te hebben en op een geval waarin een politievrouw werd benaderd door een man met seksueel getinte opmerkingen. [gedaagde] betitelt deze man(nen) als
sexual predator(s). Hij roept de minister-president om actie te ondernemen, temeer omdat de leidinggevenden dat niet doen. Daarbij voorspelt hij dat
a female police officer decides to burst a couple of bullets in him and kill him.De naam en initialen van [eiser] worden niet genoemd.
4.4.
Ook in Video 3 worden naam en initialen van [eiser] niet genoemd. [gedaagde] heeft het erover dat iemand een misdaad heeft begaan en vervolgens verplicht met vakantie wordt gestuurd. Verderop zegt hij dat meerdere vrouwelijke
officershebben geklaagd maar niet werden beschermd met als gevolg dat
you are busy feeding a monster in illegal activity. Hij roept de parlementariërs op hun werk te doen en hun mensen te beschermen. Hij eindigt als volgt:
Two cases. One on mandatory vacation. Let me see what is going to happen to the other one.
4.5.
Video 4 begint met een verwijzing van [gedaagde] naar een nieuwsitem dat hij zojuist op 721news heeft gepubliceerd onder de kop “
Civil servant who is victim of sexual harassment breakes her silence”, te weten de ingezonden brief van [collega] met de titel “The Voice of Reason”. Zij vermeldt daarin dat een leidinggevende, een man met de initialen L.R, met zijn gezicht krachtig tegen haar borsten heeft gewreven. Vervolgens zoomt [gedaagde] in op bepaalde passages van de brief en voegt zelf informatie toe. Dit betreft met name een strafzitting waarop een verdachte, een vrouwelijke politieagent, L.R. ervan beschuldigde haar seksueel geïntimideerd te hebben en haar geld te hebben geboden om seks met hem te hebben. Voorts maakt [gedaagde] het verhaal van [collega] tot het zijne, waar het haar stelling betreft dat er acht tot tien slachtoffers van L.R. zijn. Hij beschuldigt daarbij de korpsleiding van een
cover up. [gedaagde] roept vrouwelijke parlementariërs op om er serieuze aandacht voor te hebben. Hij zegt ook dat het roofdier –
in the force in high rank– de vrouwenborst aanraakte en er met zijn gezicht in wreef. [gedaagde] sluit ermee af dat sprake is van een patroon en dat de persoon ziek is en hulp nodig heeft.
4.6.
In video 7 stelt [gedaagde] dat het roofdier niet wordt gestopt om vrouwelijke politieagenten 800 dollar te bieden voor seks en dat het acht tot tien slachtoffers met nog een extra in 2025 betreft. Hij noemt daarbij niet de naam of initialen van [eiser].
Belangenafweging
4.7.
Bij de beoordeling van de vraag of de uitlatingen van [gedaagde] op Facebook onrechtmatig zijn, dient een belangenafweging plaats te vinden tussen enerzijds het door artikel 5 Staatsregeling en artikel 8 EVRM gewaarborgde recht van [eiser] op eerbiediging van (zijn privéleven en) zijn goede naam. Anderzijds heeft [gedaagde] krachtens artikel 10 Staatsregeling en artikel 10 EVRM het recht op vrije meningsuiting, dat wil zeggen het recht om gedachten en gevoelens te uiten. Het is vaste jurisprudentie dat het antwoord op de vraag aan welk belang de doorslag moet worden gegeven afhangt van de omstandigheden van het geval, waarbij de navolgende omstandigheden een rol kunnen spelen: a. de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben; b. de ernst, bezien vanuit het algemeen belang, van de misstand die de publicatie aan de kaak beoogt te stellen; c. de mate waarin ten tijde van de publicatie de (negatieve) uitlatingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal; d. de inkleding van de (negatieve) uitlatingen, bezien in verhouding tot de sub a tot en met c genoemde factoren. Bij deze afweging komt niet in beginsel voorrang toe aan het door art. 10 EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting. Ditzelfde geldt voor de door art. 8 EVRM beschermde rechten. Dit brengt mee dat het hier niet gaat om een in twee fasen te verrichten toetsing (aldus dat eerst aan de hand van de omstandigheden wordt bepaald welk van beide rechten zwaarder weegt, waarna vervolgens nog moet worden beoordeeld of de noodzakelijkheidstoets als neergelegd in art. 8 lid 2 respectievelijk 10 lid 2 EVRM zich verzet tegen het resultaat van die afweging), maar dat deze toetsing in één keer dient te geschieden waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle terzake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat daarmee de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van het desbetreffende tweede lid.
4.8.
Bezien de hierboven besproken passages uit de video’s in onderlinge samenhang en verband is het voor het Gerecht duidelijk geworden dat [gedaagde] ook zelf [2] [eiser] heeft beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag tegen ongeveer 10 vrouwelijke collega’s. Dat [gedaagde] enkel de initialen van [eiser] heeft gebruikt maakt dat niet anders. Het is voldoende aannemelijk dat voor veel kijkers/luisteraars van de video’s duidelijk is dat het om [eiser] gaat (en dat niet alleen omdat de broer van [collega] op 3 februari 2025 heeft opgemerkt op zijn eigen Facebookpagina dat met de initialen L.R. [eiser] wordt bedoeld of omdat [eiser] zelf de publiciteit heeft gezocht). [gedaagde] heeft nagelaten hoor en wederhoor toe te passen alvorens deze vergaande beschuldigingen te uiten. Daarbij maakt het niet uit dat [eiser] zelf naar voren heeft gebracht dat hij door vier vrouwelijke collega’s is beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Niet alleen betreft dat een lager aantal dan de door [gedaagde] geuite getallen, ook heeft [eiser] die beschuldigingen gemotiveerd ontkend (met uitzondering van het omhelzen van [collega]). De omstandigheid dat momenteel veel aandacht bestaat in Sint Maarten voor seksueel grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer (binnen en buiten de overheid) vormt geen verontschuldiging voor de vergaande beschuldiging die [gedaagde] op eigen titel aan het adres van [eiser] heeft geuit, zonder daarbij hoor en wederhoor toe te passen. In zoverre zijn de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig te achten. Het maakt daarbij niet uit dat [eiser] – voorafgaand aan het indienen van het verzoekschrift in dit kort geding – zelf de publiciteit heeft gezocht, door uitvoerig zijn kant van het verhaal te belichten in veel gelezen media als The Daily Herald en SMN News. Dat is begrijpelijk gelet op de beschuldigingen die – onder meer – [gedaagde] en [collega] aan het adres van [eiser] hebben geuit.
4.9.
Het betitelen van [eiser] als
predator(roofdier) voert ver, maar gaat – gelet op het debat dat vandaag de dag over seksueel intimiderend gedrag op de werkvloer wordt gevoerd – niet te ver. Daarbij kan stevige taal een van de middelen zijn om misstanden onder de aandacht van politiek en publiek te brengen.
De voorspelling dat op een dag [collega] met haar dienstwapen [eiser] zal doden valt moeilijk serieus te nemen, zodat van opruiing niet gesproken kan worden.
Onderdeel 1 van de vordering (verwijdering van cue video's, teksten en commentaren die gemaakt zijn tegen [eiser])
4.10.
Deze vordering wordt afgewezen omdat deze te ruim is geformuleerd en onvoldoende is gemotiveerd.
Onderdeel 2 van vordering (rectificatie)
4.11.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat een deel van de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig wordt geacht. Het doel van de rectificatie is om de smet die hiermee op de reputatie van [eiser] is geworpen zoveel mogelijk te herstellen. Als de rechter, in het bijzonder de rechter in kort geding, aan onrechtmatige publicaties als de onderhavige het gevolg verbindt dat degene die voor die publicaties verantwoordelijk is, wordt veroordeeld tot openbaarmaking van rectificaties, staat ter discretie van die rechter op welke wijze die openbaarmaking moet geschieden en welke inhoud die rectificaties moeten hebben. Daarbij zal een rectificatie in het algemeen op dezelfde wijze openbaar moeten worden gemaakt als de oorspronkelijke publicatie; noodzakelijk is dat echter niet. Voorts zullen de maatregelen die de rechter treft, in hun totaliteit beschouwd, in het algemeen niet disproportioneel mogen zijn met de oorspronkelijke publicaties en hun reeds gebleken of nog te verwachten gevolgen. De rechter zal acht moeten slaan op alle relevante omstandigheden en zijn beslissing daarop moeten afstemmen. Daarbij kan hij ook, geheel of ten dele, afzien van bepaalde maatregelen omdat die hem in de gegeven omstandigheden niet passend voorkomen. In kort geding moet bovendien een belangenafweging worden gemaakt. Het bevel tot rectificatie, naar doel en strekking uitgelegd, impliceert dus uit zijn aard een zekere beperking van het in artikel 10 Staatsregeling en artikel 10 EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting. Deze beperking is bij wet voorzien (gelet op de artikelen 3:296, 6:162 en 6:167 BW), en zij is in een democratische samenleving nodig in het belang van de bescherming van de goede naam van anderen. Gelet op het gewicht dat in een democratische samenleving toekomt aan het recht op vrijheid van meningsuiting geldt de, in artikel 10 lid 2 EVRM besloten liggende, eis dat een beperking daarvan proportioneel moet zijn aan het daarmee nagestreefde doel. Om die reden als ook omdat [gedaagde] zijn gewraakte uitlatingen via zijn persoonlijke Facebookpagina verspreidt, zal het Gerecht hem bevelen om te rectificeren als in het dictum vermeld. De dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd.
Onderdeel 3 van vordering (gebod gericht op de toekomst)
4.12.
Met betrekking tot de vordering [gedaagde] te gebieden om met onmiddellijke ingang van het vonnis zich in het openbaar op welke wijze dan ook te onthouden van het doen van misleidende, onjuiste en/of ongefundeerde en/of onrechtmatige uitlatingen over [eiser] overweegt het Gerecht als volgt. De aard van het kort geding brengt mee dat, zo naar het voorlopig oordeel van de kortgedingrechter de verwerende partij verplicht is bepaalde gedragingen na te laten, toewijzing van een te dier zake gevorderd ge- of verbod afhankelijk is van een belangenafweging waarbij onder meer enerzijds het voorlopig karakter van het rechterlijk oordeel in kort geding en de ingrijpendheid van de gevolgen van een eventueel ge- of verbod voor de verweerder in aanmerking dienen te worden genomen en anderzijds de omvang van de schade die, mede in verband met de vrees voor herhaling, voor de eiser dreigt, indien een ge- of verbod zou uitblijven. De aard van het kort geding brengt voorts mee dat ter zake van een en ander geen uitvoerige motivering is vereist. Naar het oordeel van het Gerecht weegt het belang van [gedaagde] om aandacht te blijven vragen voor het bestrijden van seksueel intimiderend gedrag op de werkvloer, ook die van KPSM, zwaarder dan het belang van [eiser] op vooraf door de rechter toegepaste censuur. Indien [gedaagde] in de ogen van [eiser] wederom onrechtmatige uitlatingen doet over hem, staat hem de weg naar de rechter vrij.
Onderdeel 4 van vordering (schadevergoeding)
4.13.
De gevorderde schadevergoeding is, gelet op het daartegen gevoerde verweer, onvoldoende onderbouwd. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.14.
Omdat beide partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
beveelt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis op zijn Facebookpagina een video met de kop “Rectification”
te plaatsen en geplaatst te houdenwaarin hij
enkelde volgende tekst uitspreekt:
“I would like to announce the following. I have blamed in public Inspector [eiser] of the Sint Maarten Police Force for sexual harassment against about 10 female colleagues. This serious accusation and allegation was done without sufficient proof and without having given [eiser] the opportunity to be heard. I hereby retract this accusation and allegation.”
dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van US$ 250,- per dag met een maximum van US$ 25.000,-;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad
5.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2025.

Voetnoten

1.[eiser] heeft overgelegd een usb-stick met daarop de video’s (productie 3), een gedeeltelijke schriftelijke weergave van hetgeen op de video’s 1, 2, 3, 4 en 7 wordt gezegd (producties 4 en 6) en een schriftelijke samenvatting (productie 5). In de beoordeling gaat het Gerecht hier dieper op in.
2.Het Gerecht gebruikt de woorden “ook zelf”, omdat [gedaagde] niet alleen heeft verwoord wat [collega] naar voren heeft gebracht.