In deze zaak vordert de eiser schadevergoeding van de gedaagde als gevolg van een aanrijding tussen hun voertuigen. De aanrijding vond plaats op een kruising waar de verkeerslichten niet in werking waren. Volgens de geldende voorrangsregels had de eiser voorrang. De eiser vordert een bedrag van USD 4.093,88, wat overeenkomt met een reparatiefactuur van een garage. De gedaagde betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de eiser opzettelijk op haar is ingereden en geen poging heeft gedaan om de aanrijding te voorkomen. De gedaagde voert ook verweer tegen de hoogte van de gevorderde schade.
De rechter heeft de vordering van de eiser volledig toegewezen. De gedaagde is aansprakelijk voor de aanrijding omdat zij geen voorrang heeft verleend. De argumenten van de gedaagde, waaronder de bewering dat de eiser onder invloed was en dat de schadevergoeding niet klopt, zijn verworpen. Het politierapport ondersteunt de stelling van de eiser dat de gedaagde niet heeft voldaan aan haar verplichting om voorrang te verlenen. De rechter oordeelt dat de door de eiser overgelegde factuur van de garage correct is en dat de gedaagde de schade moet vergoeden, evenals de proceskosten van de eiser.
Het vonnis is uitgesproken op 30 september 2025 door mr. J.R. Veerman, rechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.