ECLI:NL:OGEAM:2024:94

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
SXM202301468-LAR00183/2023
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot het houden van een voorgenomen demonstratie in solidariteit met de bevolking van Palestina

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door de gemachtigden mrs. B.B. Brooks en J. Klaas, beroep ingesteld tegen een beschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten, waarin een verbod werd opgelegd voor een voorgenomen demonstratie op 19 november 2023. De demonstratie was bedoeld om solidariteit te betuigen met de bevolking van Palestina en zou plaatsvinden op een openbare plek in Sint Maarten. De Minister baseerde het verbod op zorgen over mogelijke wanordelijkheden, verwijzend naar uitingen op sociale media die zouden aanzetten tot geweld en vernielingen. Echter, de eisers hebben betoogd dat de demonstratie vreedzaam zou zijn en dat zij voorafgaand aan de demonstratie overleg hadden gepleegd met de politie en een veiligheidsplan hadden opgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 oktober 2024 was de verweerder niet aanwezig, ondanks dat deze behoorlijk was opgeroepen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de Minister niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor het verbod en dat de vrees voor wanordelijkheden niet gerechtvaardigd was. Het beroep van eisers is gegrond verklaard, de bestreden beschikking is vernietigd en de Minister is veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eisers.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 25 november 2024
Zaaknummer: SXM202301468-LAR00183/2023
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eisers],
eisers,
gemachtigden: mrs. B.B. BROOKS en J. KLAAS,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van 17 november 2023 inhoudende het verbod tot het houden van een voorgenomen demonstratie op 19 november 2023.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 21 december 2023 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) hebben eisers tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Verweerder heeft geen stukken in geding gebracht en evenmin een verweerschrift ingediend.
2.3.
Eisers hebben op 27 september 2024 nadere gronden ingediend.
2.4.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 21 oktober 2024. Eisers zijn verschenen, bijgestaan bij hun gemachtigden voornoemd die op schrift gestelde pleitaantekeningen hebben voorgedragen en overgelegd. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen (bij dienstbrief van 1 oktober 2024 alsmede door verspreiding van een zittingsrol) niet verschenen.
2.5.
Uitspraak is bepaald op heden.
3.
Feiten
3.1.
Op 10 november 2023 heeft eiser aan verweerder aangekondigd op 19 november 2023 te willen demonstreren, in solidariteit met de bevolking van Palestina. De melding spreekt van een vreedzame betoging, door ongeveer vijftig mensen gedurende twee uren, op een openbare plek in Sint Maarten. Deze demonstratie is georganiseerd door een groep burgers van Sint Maarten, waaronder eisers. Eisers waren ook voornemens om deel te nemen aan de demonstratie.
3.2.
Bij brief van 16 november 2023 van eiser aan verweerder is voornoemde melding aangepast, na overleg met de politie van Sint Maarten. De aangepaste melding spreekt van een betoging, door ongeveer tachtig tot honderd mensen gedurende vier uren. Tevens is de looproute van de demonstratie, na overleg met de politie, aangepast. Op verzoek van de politie is daarbij ook een veiligheidsplan overgelegd, dat de toevoeging van een ordedienst bevatte, bestaande uit tien deelnemers.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder de voorgenomen demonstratie verboden ter voorkoming van wanordelijkheden. Deze beschikking is – voor zover hier van belang – als volgt gemotiveerd:

In this regard the Government has taken note of the concerning propaganda on social media related to the march on November 19, 2023. This propaganda promotes the destruction of property and the burning of national flags. Certain acts should not take place on St. Maarten where the inclusiveness of many nationalities reside on it peaceful shores.
The expected unrest as well as direct and severe risk for public order that this march could create in the community of St. Maarten, is of great concern to the Government of St. Maarten.
The possibility of placing restrictions on the demonstration have been extensively reviewed. However, it is concluded that these restrictions will insufficiently take away the aforementioned expected unrest as well as direct and severe risk for public order.
3.4.
De voorgenomen demonstratie op 19 november 2023 heeft naar aanleiding van de bestreden beschikking niet plaatsgevonden.

4.Het geschil

4.1.
Eisers hebben het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de bestreden beschikking te vernietigen en verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure. Op de standpunten van eisers wordt hierna voor zover nodig ingegaan.
4.2.
Verweerder heeft geen verweer gevoerd.
5.
De beoordeling
5.1.
Het Gerecht dient ambtshalve te beoordelen of eisers een procesbelang hebben bij de beoordeling van hun beroep. Volgens vaste rechtspraak is de bestuursrechter alleen dan tot het beoordelen van rechtsvragen geroepen als dit van betekenis is voor het geschil over een besluit van het bestuursorgaan. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis moet zijn. Eisers hebben aangevoerd dat zich tussen dezelfde partijen in de toekomst een soortgelijk geschil kan voordoen en dat een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van het verbod van groot belang is voor de bescherming van hun demonstratierecht en voor toekomstige demonstraties in Sint Maarten. Het Gerecht is van oordeel dat eisers met hun betoog voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij in de toekomst soortgelijke demonstraties zullen organiseren, waarin zij weer kunnen worden geconfronteerd met een verbod als hier aan de orde. Gelet hierop is er een procesbelang gelegen in de omstandigheid dat een inhoudelijk oordeel van het Gerecht over het betreffende besluit kan worden betrokken bij toekomstige besluiten. Eiseres zijn daarmee ontvankelijk in hun beroep.
5.2.
Verweerder heeft blijkens de bestreden beschikking artikel 2 en 5, tweede lid, van de Landsverordening openbare manifestaties (Lom) aan het demonstratieverbod ten grondslag gelegd. Daarbij is vermeld dat de redenen voor het verbod zijn gelegen in ‘
expected unrest’ en ‘
direct and severe risk for public order’.
5.3.
In artikel 2 van de Lom is opgenomen dat verweerder de bevoegdheden gegeven bij deze verordening slechts uitoefent ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
In artikel 5, tweede lid, aanhef en onder c, van de Lom is verder bepaald dat een verbod slechts kan worden gegeven indien een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.
5.4.
Gelet op het hiervoor bepaalde in de Landsverordening zijn er slechts drie limitatief opgesomde belangen die kunnen vorderen dat een demonstratieverbod wordt gegeven. Het door verweerder vermelde belang van ‘expected unrest’, dat zonder nadere motivering niet meer lijkt in te houden dan onrust in de zin van verwachte beroering, valt hier niet onder en kan dan ook geen grond bieden voor het gegeven verbod.
5.5.
Verweerder heeft ook de vrees voor wanordelijkheden (
direct and severe risk for public disorder) aan het verbod ten grondslag gelegd. De vraag die het Gerecht moet beantwoorden is of de vrees van verweerder voor wanordelijkheden als bedoeld in artikel 2 van de Lom gerechtvaardigd was. Deze vraag beantwoordt het Gerecht met eisers ontkennend. Verweerder heeft in de bestreden beschikking in algemene zin verwezen naar uitingen in de sociale media over het vernielen van goederen en het verbranden van nationale vlaggen. Verweerder heeft nagelaten om deze stelling op enige wijze te onderbouwen en daarbij is evenmin geconcretiseerd hoe serieus de vermeende dreigingen zouden zijn alsmede hoe deze verband houden met de door eisers te houden demonstratie. Eisers hebben daarentegen vanaf de eerste melding benadrukt en onderbouwd dat het een vreedzame demonstratie betrof. In de melding staat hierover opgenomen: ‘
All participants have committed to ensuring that the act of solidarity held on 19 November 2023 in Philipsburg be peaceful, and all agree that no slogans of anti-Semetism, Islamophobia or any form of racial, ethnic or religious discrimination be expressed. We hope that this letter of obligatory reporting suffices to guarantee the safety of participants and support peace and order in our beloved Philipsburg.’ Eisers hebben in lijn met dit voornemen gehandeld, door voorafgaand aan de voorgenomen demonstratie te overleggen met de politie, wijzigingen te melden en een veiligheidsplan op te stellen. Dit alles brengt mee dat, nog daargelaten dat verweerder geen enkel stuk in het geding heeft gebracht om de beweringen in de bestreden beschikking te onderbouwen, een gerechtvaardigde vrees voor wanordelijkheden niet aannemelijk is geworden. Verweerder was dan ook – bij gebreke van een belang als bedoeld in artikel 2 van de Lom – niet bevoegd om een verbod als hier aan de orde te geven.
5.6.
Het beroep is gegrond en het Gerecht vernietigt de bestreden beschikking. Nu dit ook de vernietiging van de rechtsgevolgen van die beschikking meebrengt, volstaat het Gerecht met de vernietiging.
5.7.
Het Gerecht hecht er tenslotte aan om, gelet op het procesbelang dat is gelegen in toekomstige demonstraties en het feit dat verweerder door zich niet te laten vertegenwoordigen in deze procedure iedere gelegenheid onbenut heeft gelaten om – als een zorgvuldig handelend bestuursorgaan – te reageren op de door eisers naar voren gebrachte beroepsgronden, nog het volgende te overwegen. Het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en vrijheid van vereniging zoals opgenomen in artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat onlosmakelijk is verbonden met het recht op vrijheid van meningsuiting zoals opgenomen in artikel 10 EVRM, betreffen fundamentele mensenrechten en een beperking daarvan – zoals in geval van een demonstratieverbod – dient zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd plaats te vinden. Daarbij dient te worden getoetst aan de in de Landsverordening opgenomen toegestane beperkingsgronden, en ook zal een zorgvuldige en deugdelijk gemotiveerde afweging dienen plaats te vinden aan de hand van de proportionaliteits- en subsidiariteitstoets. Het is aan verweerder om bij (een volgende melding over) een voorgenomen demonstratie het waarborgen van fundamentele mensenrechten voorop te stellen, en aan de hand van voornoemd toetsingskader zorgvuldig te onderzoeken en deugdelijk te motiveren of een beperking daarvan noodzakelijk is in een democratische samenleving.
5.8.
Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,--, zijnde 1 punt ad NAf 700,--voor het beroepschrift en 1 punt ad NAf 700,--, voor het verschijnen ter zitting. Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eisers NAf 150,--dient te betalen als vergoeding van het door hen gestorte griffierecht.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden beschikking;
bepaalt dat verweerder aan eisers zal betalen een bedrag ad NAf 1.400,-- aan proceskosten en een bedrag van NAf 150,-- aan gestort griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Martinez-Hammer, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 25 november 2024.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.