ECLI:NL:OGEAM:2024:93

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
SXM202400601-LAR00054/2024
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op basis van onvoldoende startkapitaal voor directeur

In deze zaak heeft eiseres, geboren in Jamaica en statutair directeur van Shakeelas Enterprises N.V., een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel arbeid als directeur. Deze aanvraag werd afgewezen door de Minister van Justitie van Sint Maarten op basis van het niet voldoen aan het middelenvereiste, omdat eiseres niet had aangetoond over het vereiste startkapitaal van ANG 36.000 te beschikken. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De procedure omvatte een pro forma beroepschrift, indiening van gronden, en een mondelinge behandeling. Tijdens de behandeling heeft eiseres betoogd dat haar vennootschap voldoende omzet genereert en dat er een bedrag van Naf. 36.000,- op de rekening van een mede-bestuurder staat, bedoeld voor investeringen. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij of de vennootschap over het vereiste startkapitaal beschikt. De door eiseres overgelegde correspondentie met een lokale bank was te algemeen en voldeed niet aan de eisen. Het Gerecht concludeert dat de Minister niet onterecht heeft geweigerd de vergunning, en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 25 november 2024
Zaaknummer: SXM202400601-LAR00054/2024
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiseres],
eiseres,
gevolmachtigde: mr. A. RICHARDSON,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M. MARICA,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 2 april 2024 waarbij verweerder het bezwaarschrift van eiseres tegen de beschikking van 18 oktober 2022 inhoudende afwijzing van de aanvraag om een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel arbeid als directeur, ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 15 mei 2024 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend pro forma beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 18 juni 2024 zijn de gronden ingediend.
2.2.
Op 16 oktober heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Bij email bericht van 21 oktober 2024 heeft verweerder het Gerecht verzocht om de zaak op de stukken af te doen.
2.4.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 21 oktober 2024. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan bij haar gemachtigde voornoemd en vergezeld door mevrouw [z].
2.5.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] in Jamaica en bezit de Jamaicaanse nationaliteit. Op 21 oktober 2020 is Shakeelas Enterprises N.V. opgericht en op dezelfde dag is deze in het handelsregister van Sint Maarten ingeschreven. Eiseres is met ingang van de datum van oprichting geregistreerd als statutair directeur van de vennootschap. Aan eiseres is een directeursvergunning verleend ten behoeve van voornoemde vennootschap, welke vergunning laatstelijk bij besluit van 3 april 2024 is verlengd, geldend voor het jaar 2023.
3.2.
Op 1 juli 2022 heeft eiseres een aanvraag om een vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: vttv) met als doel arbeid als directeur ingediend. Deze aanvraag is afgewezen bij beschikking van 18 oktober 2022. Verweerder heeft aan deze afwijzing ten grondslag gelegd dat dat eiseres niet voldoet aan het middelenvereiste, nu zij niet heeft aangetoond dat zij over het vereiste startkapitaal beschikt.
3.3.
Eiseres heeft tegen voornoemd besluit bezwaar gemaakt. Op 22 november 2023 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden.
3.4.
Verweerder heeft bij de bestreden beschikking van 2 april 2024 het bezwaar ongegrond verklaard, onder handhaving van de eerdere afwijzingsgrond.
4.
Het geschil
4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen onder veroordeling van verweerder in de proceskosten. Eiseres betoogt – onder verwijzing naar in bezwaar ingediende stukken – dat de vennootschap maandelijks voldoende omzet genereert waardoor eiseres over voldoende middelen van bestaan kan beschikken. Daarnaast wijst eiseres op een bedrag van Naf. 36.000,-, dat op de persoonlijke bankrekening van mede-bestuurder mevrouw York staat. Dit bedrag is bedoeld voor een eerste investering in het bedrijf, aldus eiseres.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Kort samengevat heeft verweerder aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij over een startkapitaal beschikt.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
Op grond van artikel 9, eerste lid, onder a, van de Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: Ltu) kan de vergunning tot tijdelijk verblijf door verweerder worden geweigerd met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen.
Voor de toepassing van deze bepaling hanteert verweerder het beleid zoals opgenomen in de richtlijnen van verweerder met betrekking tot de toepassing van de Ltu en het Toelatingsbesluit van mei 2012 (hierna: de richtlijnen). In paragraaf 3.7 is onder meer bepaald dat, om voor toelating in aanmerking te komen, vreemdelingen zelfstandig en duurzaam moeten beschikken over voldoende middelen van bestaan.
5.2.
Vaststaat dat verweerder de richtlijnen met ingang van 30 april 2021 heeft gewijzigd. Daarbij zijn de voorwaarden voor een eerste toelating als directeur aangescherpt door als aanvullende eis te stellen dat de vreemdeling die in het bezit is van een directievergunning, ook moet beschikken over een startkapitaal. In artikel 4 van de betreffende Ministeriële beschikking is daarover opgenomen dat de aanvrager bij een eerste aanvrage om een vergunning tot tijdelijk verblijf uit hoofde van een directeursvergunning, middels overlegging van bescheiden van een buitenlandse financiële instelling, dient aan te tonen dat hij beschikt over een startkapitaal van ten minste ANG 36.000,= waaruit onder andere zijn eigen salaris voor het eerste jaar betaald kan worden. Indien de directeursvergunning gekoppeld is aan een reeds bestaande en operationele onderneming, dan kan volstaan worden met het overleggen van bescheiden van een lokale financiële instelling.
5.3.
In het onderhavige geval heeft verweerder in lijn met voornoemde toepasselijke beleidsregels als voorwaarde gesteld dat eiseres moet aantonen dat zij – danwel de reeds bestaande en operationele vennootschap – over een startkapitaal van ten minste ANG 36.000,- beschikt. Het Gerecht overweegt dat uit de door eiseres overgelegde stukken niet blijkt dat aan dit vereiste wordt voldaan. Niet gesteld of gebleken is dat eiseres zelf over het vereiste startkapitaal beschikt. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt verder dat eiseres heeft verklaard dat de vennootschap nog niet over een bankrekening beschikt en dat alle betalingen contant geschieden, zodat eiseres evenmin kan aantonen dat de vennootschap over voldoende startkapitaal beschikt.
5.4.
Eiseres heeft bankafschriften overgelegd waaruit blijkt dat haar zakenpartner mevrouw York ten tijde van de bezwaarprocedure ten minste NAf 36.768,26 op haar persoonlijke bankrekening had staan. Dit kan echter niet tot een ander oordeel leiden, nu dit geen vermogen van eiseres of de vennootschap betreft. Anders dan eiseres heeft gesteld, is er geen feitelijke grondslag voor de stelling dat dat dit vermogen als gelden van de vennootschap kunnen worden beschouwd. Dat mevrouw [z], zoals zij tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard, haar persoonlijke vermogen wil investeren in de vennootschap zodra deze over een eigen bankrekening beschikt, maakt dit niet anders. Ten tijde van de beslissing op bezwaar beschikte immers noch eiseres noch de vennootschap over dit vermogen.
5.5.
In het aanvullend beroepschrift en tijdens de mondelinge behandeling heeft eiseres nog betoogd dat het onmogelijk is om een bankrekening te openen op haar naam of op naam van de vennootschap, zolang eiseres niet over een geldige verblijfstitel beschikt. Het Gerecht is met verweerder van oordeel dat de door eiseres overgelegde correspondentie – die is gevoerd met slechts één lokale bank en bovendien vrij algemeen van aard is – deze stelling niet kan dragen. Daar komt bij dat het op de weg ligt van eiseres als aanvrager om aannemelijk te maken dat zij aan de voorwaarden voor de verblijfsvergunning voldoet. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan in dit geval zou moeten worden afgeweken van het beleid is het Gerecht niet gebleken.
5.6.
Het Gerecht is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres niet voldoet aan de vereisten voor een vttv met als doel arbeid als directeur, vanwege het ontbreken van een startkapitaal. Gelet hierop heeft verweerder tot afwijzing van de verblijfsaanvraag kunnen besluiten en het hiertegen gerichte bezwaar is op goede gronden ongegrond verklaard.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Martinez-Hammer, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 25 november 2024.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.