ECLI:NL:OGEAM:2024:71

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
100.00111/24
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bezit van hennep en veroordeling voor vuurwapenbezit met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989 in de Dominicaanse Republiek en wonende in Sint Maarten. De verdachte was aangeklaagd voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, alsook voor het bezit van een hoeveelheid hennep. Tijdens de zitting op 6 juni 2024 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van 20 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het hennepbezit en voerde een strafmaatverweer aan.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het voorhanden hebben van een vuurwapen en het bezit van hennep. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor het hennepbezit, aangezien de verdachte ontkende dat de hennep in zijn auto lag en er geen bewijs was dat de auto aan hem toebehoorde. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van dit feit.

Echter, het Gerecht achtte het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie wel bewezen. De verdachte had op 11 maart 2024, samen met anderen, schoten gelost vanuit een auto. De getuigenverklaringen en camerabeelden ondersteunden deze conclusie. Het Gerecht legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en bepaalde dat de verdachte zich moet houden aan de voorschriften van de reclassering. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J. Snitker, bijgestaan door griffier mr. M.C.G. Taranto.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00111/24
Uitspraak: 20 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van dit gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam],
geboren op [datum] 1989 in de Dominicaanse Republiek,
wonende in Sint Maarten, op de [adres]
.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.K.A. Hart, advocaat in Sint Maarten.
De officier van justitie mr. J. Arion heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de verdachte zal veroordelen voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, en voor het bezit van een hoeveelheid hennep, en daarvoor een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 20 maanden (waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren).
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
feit 1
dat hij op of omstreeks 11 maart 2024, te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen, althans een ander soortgelijk voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp, in de zin van de Vuurwapenverordening, en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten één of meerdere patronen, voorhanden heeft gehad;
feit 2
dat hij op of omstreeks 27 maart 2024, te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend, ongeveer 163 gram, in elk geval een hoeveelheid, hennep, althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish), zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening.

Formele voorvragen

Het gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak van feit 2

Het gerecht is van oordeel dat voor het ten laste gelegde bezit van een hoeveelheid hennep onvoldoende wettig bewijs voorhanden is, en overweegt daartoe als volgt.
Voor de woning van de verdachte stond een Suzuki busje geparkeerd, en in die auto is een hoeveelheid hennep aangetroffen. Verder lagen er folders in de auto van het restaurant waar de verdachte werkzaam was. Volgens de oppas zou de auto aan de verdachte toebehoren. De verdachte ontkent echter dat het Suzuki busje en de in dat busje aangetroffen goederen van hem zijn; de auto zou van [naam] zijn, een vriend van hem die zelf geen ruimte had om de auto te stallen. Verder stelt de verdachte niet te hebben geweten dat er hennep in de auto lag.
Om het ten laste gelegde ‘bezit of aanwezig hebben’ van hennep te kunnen bewijzen, moet het Gerecht in de eerste plaats kunnen vaststellen dat de verdachte wist dat die hennep in het voor zijn woning geparkeerde Suzuki busje lag. Als de verdachte eigenaar of (vaste) gebruiker van het busje zou zijn, dan kan hem het uitgangspunt worden tegengeworpen dat een eigenaar of (vaste) gebruiker van een auto in de regel bekend is met de spullen die in die auto aanwezig zijn. In dit geval staat echter niet vast dat het Suzuki busje aan de verdachte toebehoort, of dat de verdachte de vaste gebruiker ervan was. De mededeling van de oppas tegenover de politieagenten die een huiszoeking in de woning van de verdachte hebben verricht, is daartoe op zichzelf beschouwd onvoldoende. Er zijn in de auto geen persoonlijke spullen van de verdachte aangetroffen op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat het voertuig eigendom van de verdachte is of bij hem in gebruik. Kennelijk is er geen nader onderzoek verricht naar de persoon die door de verdachte als eigenaar van het Suzuki busje is aangewezen, zodat niet kan worden vastgesteld dat de verklaring van de verdachte op dit punt onjuist is. Bij deze stand van zaken heeft het Gerecht niet de overtuiging dat de verdachte de in het busje aangetroffen hennep in bezit heeft gehad, of aanwezig had. De verdachte zal daarom in zoverre worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op
of omstreeks11 maart 2024, te Sint Maarten
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een vuurwapen
, althans een ander soortgelijk voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp,in de zin van de Vuurwapenverordening, en
/ ofmunitie, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten
één ofmeerdere patronen, voorhanden heeft gehad.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Sint Maarten.
1. [getuige 1]heeft op 11 maart 2024 op het Politiebureau te Philipsburg te Sint Maarten de volgende getuigenverklaring afgelegd met betrekking tot het schietincident dat plaatsvond op diezelfde dag:
“(…) Q: What can you tell me pertaining to what transpired this morning?
A: We were walking on the Long Wall road between Suki Supermarket and the Nail place. There was a car in the middle of the road. At a certain moment it began to reverse slowly backwards. I found it a bit odd so while it was reversing we were walking by it I looked in the vehicle and saw a clear skin guy about 20 or so he looked really young and of Hispanic descent. They were speaking Spanish (…) When me and my friend reached to the corner by the cemetery we were heading in the direction of Divi little Bay. The car was a small blue car I don't know if it was a i10 but it was a small blue car. We continued walking anyways and as we reached to the turn of the bend we heard pow, pow, pow, pow about four to five gunshots. We got frightened and my friend shouted that it's gunshots run, run! We were in the middle of the road and didn't know where to run. Then we went to the second alley on the left hand side by the alley of the Great hotel that got mashed up for hurricane. That alley took us straight to the beach. We tried to hide between bushes and ducked down while all of this was going on I raised my head and looked back and saw one of the occupants in the car a gentleman stick his hand out of the window with a gun in his hand and het let off another set of shots. This was in the vicinity of the alley of the other cemetery on the little bay where you can come out if you turn in by Suki supermarket on the long wall road. He let go between four or five shots because I heard pow, pow, pow, pow.
(…)
Q: Can you give me a description of what you saw when you heard the gun fire off?
A: The driver of the car is who I saw shoot off the weapon with second time that the shots were fired. His hand was extended out of the vehicle in the air towards the direction of the sea. The first shots I don't know who shot those because I wasn't facing in the direction of the car. I saw sparks when he shot off the gun, but I couldn't see the gun good because of the distance. (…)” [2]
2.Op 11 maart 2024, werd de verbalisant [naam], werkzaam bij het Korps Politie Sint Maarten, gedirigeerd naar de Cannegieter Street in verband met een schietpartij. Zij heeft het volgende gerelateerd:
“(…) Aldaar werd er in eerste instantie niets bijzonders door de patrouilles geconstateerd. Hierna begonnen beide patrouilles met een nader onderzoek in de nabije omgeving. lk verbalisant [naam] hoorde kort hierna aspirant agent [naam] via de portofoon verklaren dat zij twee getuigen in de buurt had aangetroffen. lk verbalisant [naam] hoorde [naam] via de portofoon verklaren dat volgens informatie verkregen van de getuigen, het plaats delict in het omgeving van Great Bay ter hoogte van begraafplaats is.
Ter plaatse begon ik verbalisant [naam] vervolgens te voet een onderzoek naar hulzen in het omgeving van voormelde plaats delict. lk verbalisant liep te voet over de Kerkhofstraat komende vanuit Little Bay road gaande in de richting Long Wall Road. Ter hoogte van het ingang van O'Nasha Jones Street heb ik omstreeks 06.10 uur zeven koper kleurige munitie hulzen op het wegdek aangetroffen. (…)” [3]
3.De politie heeft camerabeelden gevorderd van verschillende (rechts)personen, waaronder CCTV van Korps Politie Sint Maarten. Die camerabeelden zijn uitgekeken door [naam] , buitengewoon agent van politie bij het Korps Politie Sint Maarten. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“(…) Uit de opgenomen camerabeelden bleek dat [verdachte] op 11 maart 2024 de bestuurder is van een blauwe Hyundai i10, voorzien van het kenteken [kenteken]. Voorafgaand aan de schietpartij droeg [verdachte] een rood t-shirt.
(…)
Op 11 maart 2024, te 05:03:25 uur, kwam [verdachte] uit de richting van de Crystal Club. Op dat moment was hij in het gezelschap van meerdere personen. De personen zijn duidelijk onder invloed en zijn onvast ter been. Ze lopen heen en weer op de rijbaan. Vervolgens lopen verschillende personen naar de voertuigen.[verdachte] stapt met 3 anderen in de blauwe Hyundai i10.
(…)
Op 11 maart 2024, te 05:12:56 uur rijdt de blauwe Hyundai 110 vervolgens via de Salt Pickers rotonde naar de Prins Bernardbrug. Via de Prins Bernard rijdt [verdachte] naar de Longwell Road, waar de schietpartij plaats vindt. Na de schietpartij rijdt hij de Little Bay road op (…)” [4]
4.De verdachte heeft ter terechtzitting, onder meer en zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Ik was op 11 maart 2024 de bestuurder van de Hyundai i10 met kenteken [kenteken]. Vanuit die auto zijn toen inderdaad schoten gelost.” [5]

Bewijsoverwegingen

De verdachte ontkent dat hij op de bewuste dag een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Hij erkent dat er vanuit de door hem bestuurde auto schoten zijn gelost, maar houdt vol dat dat een initiatief was van de personen die hij als taxichauffeur op de achterbank van zijn auto vervoerde.
Het Gerecht vroeg de verdachte naar de reden voor het lossen van pistoolschoten, en wat er kort voor het schieten door de personen in de auto werd bediscussieerd. De verdachte antwoordde daarop dat er niets werd besproken. Dat wordt echter tegengesproken door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], die de auto van de verdachte voorbij liepen toen deze stil stond midden op de Long Wall road, en de inzittenden Spaans hoorden praten. De getuige [getuige 1] heeft tegenover de politie verklaard dat zij heeft gezien dat de bestuurder van de kleine blauwe auto zijn arm uit het autoraam stak, en schoten loste. Die verklaring, in samenhang met de overige hiervoor weergegeven bewijsmiddelen en de omstandigheid dat de verdachte geen enkele redelijke uitleg voor de gang van zaken rond het schietincident heeft gegeven, brengt het Gerecht tot de overtuiging dat de verdachte op de bewuste dag een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 3 juncto artikel 11 van de Vuurwapenverordening, en wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedragingen aan de verdachte te verwijten zijn en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezenverklaarde wordt het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden vuurwapen- en munitiebezit. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf zoekt het Gerecht aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijk rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor vuurwapenbezit in de auto als indicatie een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan een deel voorwaardelijk gegeven.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het Gerecht acht geslagen op de strafkaart van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld en de door en namens verdachte naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden. In beiden ziet het Gerecht geen reden een lagere straf op te leggen.
Het Gerecht is, alles afwegende, tot de slotsom gekomen dat in dit geval een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is, met de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarde. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevraagd om onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen softdrugs. Die vervallen evenwel ingevolge artikel 11, zesde lid van de Opiumlandsverordening, van rechtswege aan het Land zodat het Gerecht daarover geen beslissing behoeft te nemen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:62, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot
8 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Sint Maarten, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Snitker, bijgestaan door mr. M.C.G. Taranto, zittingsgriffier, en op 20 juni 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Sint Maarten.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten d.d. 20 mei 2024, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 073/JD/24 en de onderzoeksnaam ‘Benin 24.’
2.Proces-verbaal d.d. 11 maart 2024, Bijlage proces-verbaal getuige[getuige 1], pagina 013 en 014..
3.Proces-verbaal d.d. 11 maart 2023, bijlage Proces-verbaal bevindingen patrouilles bij het plaats delict, pagina 003.
4.Proces-verbaal d.d. 2 april 2024, Bijlage Proces-verbaal bevindingen camerabeelden CCTV, pagina 41.
5.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 6 juni 2024, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.