ECLI:NL:OGEAM:2024:66

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
SXM202100797
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een nalatenschap met betrekking tot onroerende zaken en huurpenningen

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, betreft het een geschil over de afwikkeling van een nalatenschap. De eiser, vertegenwoordigd door mr. C.H.J. Merx, stelt dat hij erfgenaam is en vordert ontruiming van onroerende zaken die tot de nalatenschap behoren. De gedaagde, vertegenwoordigd door dhr. E.I. Maduro, betwist deze vordering en stelt dat de huurders van de appartementen op het perceel niet in de procedure zijn betrokken en zich mogelijk op huurbescherming kunnen beroepen. Het Gerecht oordeelt dat de eiser inderdaad als erfgenaam moet worden beschouwd, maar dat de ontruiming niet kan worden toegepast op de huurders. De eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij de enige deelgenoot van de boedel is, waardoor de geldvordering niet zonder meer kan worden toegewezen. Het Gerecht wijst de gedaagde in de proceskosten en bepaalt dat zij de huurpenningen die zij heeft geïnd, moet afdragen aan de deelgenoten van de boedel. De uitspraak bevat ook bepalingen over de betaling van huurpenningen en de rol van een door de eiser aan te wijzen notaris in de afwikkeling van de boedel.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202100797
Vonnis d.d. 6 augustus 2024
inzake
[naam],
wonende in Sint Maarten,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,
tegen
[naam],
wonende in Sint Maarten,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
  • de rolbeslissing d.d. 2 april 2024;
  • de akte uitlating productie met producties zijdens [eiser];
  • de antwoordakte zijdens [gedaagde].
1.2.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

In conventie
2.1.
Gelet op hetgeen [gedaagde] voren is gebracht door partijen is het Gerecht van oordeel dat [eiser] dient te worden beschouwd als erfgenaam in de lijn van respectievelijk [betovergrootmoeder eiser] [1] , [overgrootvader eiser] [2] , [grootvader eiser] [3] en [moeder eiser] [4] . [eiser] heeft dit inmiddels voldoende onderbouwd. Daarmee geldt hij als deelgenoot van de boedel.
2.2.
De door [eiser] gevorderde ontruiming kan niet worden toegepast op de huurders van de appartementen op het onderhavige perceel. Deze huurders zijn niet in deze procedure betrokken en kunnen zich mogelijk op huurbescherming beroepen. Omdat wel vaststaat dat [eiser] deelgenoot van de boedel is, kan de ontruiming worden toegewezen op de wijze als in het dictum weergegeven.
2.3.
De door [eiser] ingestelde geldvordering kan evenmin zonder meer worden toegewezen. Hij is weliswaar deelgenoot in de boedel, maar het staat niet vast dat hij de enige deelgenoot is. Daarmee kan niet worden bepaald welk deel van hetgeen [gedaagde] aan huurpenningen heeft geïncasseerd aan [eiser] toekomt.
2.4.
Het verweer van [gedaagde] dat [eiser] moet bewijzen welke bedragen zij heeft geïnd gaat niet op. Nu [gedaagde] degene is die huurpenningen heeft geïnd had het op haar weg gelegen om haar verweer nader te omkleden. Met een blote ontkenning kan niet worden volstaan. Nu [gedaagde] sedert het vonnis d.d. 9 april 2013 van dit Gerecht weet dat zij geen civielrechtelijke aanspraak heeft op het onderhavige perceel, dient zij de vanaf de maand mei 2013 tot aan de ontruiming geïnde huurpenningen af te dragen aan de deelgenoten van de boedel.
2.5.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden beperkt tot het gebruikelijke 1,5 punt van het toepasselijke liquidatietarief 8: NAf 4.500,-.
2.6.
Gelet op hetgeen onder 2.3. en 2.4. is overwogen en om proceseconomische redenen zullen de onderdelen 2 en 3 van de vordering worden toegewezen als in het dictum weergegeven.
2.7.
De vraag ligt voor of het in zijn akte na comparitie d.d. 13 juni 2023 geformuleerde verzoek van [eiser] als een eiswijziging moet worden beschouwd. Het Gerecht beantwoordt die vraag ontkennend, nu [eiser] niet alleen geen woorden als ‘eiswijziging’ of ‘eisvermeerdering’ heeft gebruikt, maar ook het verzoek op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
2.8. [
gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld:
griffierecht NAf 3.530,-
explootkosten: NAf 233,50
salaris gemachtigde:
NAf 9.000,-(tarief 8, 3 punten à NAf 3.000,-)
totaal NAf 12.763,50.
In reconventie
2.9.
In lijn met de overwegingen 4.1. en 4.3. van het tussenvonnis wordt de vordering van [gedaagde] afgewezen. Ook in reconventie zal zij daarom in de proceskosten worden veroordeeld: 1 punt à Naf 6.000,- (tarief 11).

3.De beslissing

Het Gerecht:
In conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na de datum van dit vonnis de percelen gelegen in Middle Region met kadastrale nummers [nummers], met alle daarop eventueel aanwezige personen en goederen, te verlaten en te ontruimen en de percelen ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, met machtiging aan [eiser] om daarvoor zo nodig de sterke arm in te schakelen, een en ander voor rekening van [gedaagde];
3.2.
verstaat dat voormelde veroordeling niet geldt ten aanzien van de huurders van de appartementen op die percelen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan niet afgedragen huurpenningen met ingang van de maand mei 2013 tot en met de maand juni 2021 een bedrag van USD 196.000,- te betalen aan een door [eiser] aan te wijzen notaris, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2021 tot de dag van voldoening;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan niet afgedragen huurpenningen met ingang van de maand juli 2021 tot en met de maand juni 2024 een bedrag van USD 72.000,- te betalen aan een door [eiser] aan te wijzen notaris, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf iedere respectieve vervaldatum tot de dag van voldoening;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan huurpenningen met ingang van de maand juli 2024 tot aan de datum van ontruiming van de percelen een bedrag van USD 2.000,- per maand te betalen aan een door [eiser] aan te wijzen notaris, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf iedere respectieve vervaldatum tot de dag van voldoening;
3.6.
verstaat dat de door [eiser] aangewezen notaris 1) de door [gedaagde] betaalde bedragen onder zich houdt totdat door de notaris dan wel in rechte is vastgesteld welke personen deelgenoot zijn in de onderhavige boedel en 2) daarna tot verdeling ervan overgaat;
3.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiser], die tot op vandaag bedragen NAf 12.763,50;
3.8.
verklaart alle veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie
3.10.
wijst af het gevorderde;
3.11.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiser], die tot op vandaag bedragen NAf 6.000,00;
3.12.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen op Sint Maarten door mr. G.A.F.M. Wouters, rechter in het Gerecht voormeld,
en ter openbare zitting van 6 augustus 2024 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Betovergrootmoeder van [eiser]
2.Overgrootvader van [eiser]
3.Grootvader van [eiser]
4.Moeder van [eiser]