ECLI:NL:OGEAM:2024:63

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
SXM202400501
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en bevrijdend verweer in geschil tussen huurder en verhuurder

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten is behandeld, gaat het om een geschil tussen een huurder, aangeduid als [opposante], en een verhuurder, aangeduid als [geopposeerde]. De huurder had een appartement gehuurd voor een maandelijkse huurprijs van US$ 850,00. De verhuurder heeft op 12 januari 2024 een small petition claim ingediend wegens huurachterstand. Op 5 maart 2024 is er een bevel van betaling uitgevaardigd, waarbij verstek is verleend tegen de huurder, die is veroordeeld tot betaling van US$ 1.550,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten van US$ 50,00.

De huurder heeft vervolgens verzocht om vernietiging van het bevel van betaling, waarbij zij betwist dat er huur verschuldigd is. De huurder stelt dat het geschil voortkomt uit ongewenste avances van de verhuurder en ontkent de huurachterstand, waarbij zij claimt altijd cash te hebben betaald. De verhuurder heeft echter een brief overgelegd waarin de huurder erkent dat zij in betalingsproblemen verkeerde en een betalingsregeling voorstelde, wat de huurder nu tegenspreekt.

De rechter heeft geoordeeld dat de huurder de bewijslast heeft om aan te tonen dat zij de huur heeft betaald, maar zij heeft geen bewijsstukken overgelegd om haar stelling te onderbouwen. De rechter heeft daarom de vordering van de huurder afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de verhuurder tot op heden op nihil zijn begroot, aangezien de verhuurder in persoon procedeert. Het vonnis is uitgesproken op 6 augustus 2024.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202400501
Vonnis d.d. 6 augustus 2024
inzake
[naam],
wonende in Sint Maarten,
oppossante,
procederend in persoon,
tegen
[naam],
wonende in Sint Maarten,
geopposeerde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [oppossante] en [geopposeerde] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 8 april 2024 ter griffie ingediend;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 20 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun wederzijdse standpunten (nader) uiteengezet.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
opposante] huurde van [geopposeerde] een appartement tegen een huursom van US$ 850,00.
2.2. [
geopposeerde] heeft een small petition claim ingediend op 12 januari 2024. Bij bevel van betaling van 5 maart 2024 is tegen [opposante] verstek verleend en is zij veroordeeld tot betaling aan [geopposeerde] van een bedrag van US$ 1.550, te vermeerderen met wettelijke rente alsmede tot betaling van de proceskosten ad US$ 50,00.

3.Het geschil

3.1. [
opposante] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, vernietiging van het bevel van betaling van 5 maart 2024.
3.2. [
opposante] betwist dat zij huur aan [geopposeerde] verschuldigd is. Zij stelt dat het ontstaan van dit geschil voortkomt uit de onwelkome avances van [geopposeerde] naar haar toe, die zij resoluut heeft afgewezen. [opposante] stelt dat zij het appartement in 2019 heeft gehuurd en dat zij er (slechts) een paar maanden heeft gewoond. [opposante] ontkent de huurachterstand. Zij stelt dat zij altijd cash heeft betaald.
3.3. [
geopposeerde] heeft het volgende tot verweer gevoerd. Bij brief van 30 maart 2020 heeft [opposante] hem een brief geschreven, die door haar en hem beiden is ondertekend, waarin staat dat zij niet in staat was de huur te betalen en dat zij een betalingsregeling wilde treffen. De huurachterstand was op dat moment US$ 1.700,00 en [opposante] bood in die brief aan dat zij US$ 400,00 per maand zou aflossen, met ingang van 30 juni 2020. Ter zitting heeft [geopposeerde] gesteld dat [opposante] in maart 2021 een bedrag van US$ 150,00 heeft betaald en dat er nu nog een huurachterstand bestaat van US$ 1.550,00.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de brief van 30 juni 2020 heeft [opposante] inderdaad erkend dat zij een huurachterstand heeft en dat zij die wilde aflossen met een maandelijks bedrag van US$ 400,00. [opposante] heeft weliswaar gesteld dat zij de huur wel betaalde en dus geen huurachterstand had, maar zij kan niet verklaren waarom de door haar ondertekende brief dit tegenspreekt. [opposante] heeft de bewijslast van de betaling van de huurpenningen, nu dit een bevrijdend verweer betreft. Met de enkele stelling dat ze cash heeft betaald zonder kwitanties of andere bewijsstukken te overleggen is [opposante] hier niet in geslaagd. Mitsdien zal de vordering worden afgewezen.
4.2. [
opposante] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [geopposeerde] tot op heden begroot op nihil, nu [geopposeerde] in persoon procedeert.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [opposante] in de proceskosten, aan de zijde van [geopposeerde] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.G. Lautenbach, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024.