Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
1.Het procesverloop
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 8 april 2024 ter griffie ingediend;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 20 juni 2024.
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten is behandeld, gaat het om een geschil tussen een huurder, aangeduid als [opposante], en een verhuurder, aangeduid als [geopposeerde]. De huurder had een appartement gehuurd voor een maandelijkse huurprijs van US$ 850,00. De verhuurder heeft op 12 januari 2024 een small petition claim ingediend wegens huurachterstand. Op 5 maart 2024 is er een bevel van betaling uitgevaardigd, waarbij verstek is verleend tegen de huurder, die is veroordeeld tot betaling van US$ 1.550,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten van US$ 50,00.
De huurder heeft vervolgens verzocht om vernietiging van het bevel van betaling, waarbij zij betwist dat er huur verschuldigd is. De huurder stelt dat het geschil voortkomt uit ongewenste avances van de verhuurder en ontkent de huurachterstand, waarbij zij claimt altijd cash te hebben betaald. De verhuurder heeft echter een brief overgelegd waarin de huurder erkent dat zij in betalingsproblemen verkeerde en een betalingsregeling voorstelde, wat de huurder nu tegenspreekt.
De rechter heeft geoordeeld dat de huurder de bewijslast heeft om aan te tonen dat zij de huur heeft betaald, maar zij heeft geen bewijsstukken overgelegd om haar stelling te onderbouwen. De rechter heeft daarom de vordering van de huurder afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de verhuurder tot op heden op nihil zijn begroot, aangezien de verhuurder in persoon procedeert. Het vonnis is uitgesproken op 6 augustus 2024.