Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Procesverloop
3.Feiten
6 juni 2023 is de vermindering als volgt weergegeven:
4.De beoordeling
a. bezwaren over de looncomponenten ‘Holiday Hours (code 15)’ en ‘ Pay-out vacation/time back (code 18)’;
b. De premieheffing ten aanzien van bepaalde personen/werknemers;
c. Aansluiting van de salarisadministratie en aangiften ZV/OV.
a.dagelijks de tijd voor 7:00 uur en de tijd na 20:00 uur, met dien verstande dat voor de werknemer in een onderneming, die krachtens enige wettelijke regeling een voorgeschreven sluitingstijd heeft, de laatst bedoelde rusttijd ten hoogste een half uur na die sluitingstijd valt, waarbij het tijdstip van aanvang van de arbeid op de volgende dag zodanig moet zijn dat voor die werknemer een aaneengesloten rusttijd van ten minste 11 uur geldt;
Op grond van het tweede lid geldt in afwijking van het eerste lid als rusttijd voor de werknemer, die schemawerk verricht:
- premieheffing voor werknemers: niet verzekerd en geen SZV-kaart;
- premieheffing voor werknemers: niet verzekerd en wel een SZV-kaart;
- premieheffing voor werknemers: niet verzekerd en niet gehele jaar in dienst. Eiseres heeft haar bezwaren uiteengezet op pagina 3 van het aanvullend beroepschrift van 19 september 2023. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd, heeft het Gerecht niet overtuigd dat verweerder het loon van de betreffende personen ten onrechte in de premieheffing heeft betrokken. Daartoe is het volgende van belang.
Het Gerecht volgt dit betoog van eiseres niet. Zoals hiervoor aangegeven is het Gerecht van oordeel dat verweerder als uitgangspunt mag hanteren dat van werknemers die beschikken over de SZV-kaart het loon mag worden betrokken in de loonsom en dus in de premieheffing. Dat is ook het geval voor werknemers die een loon verdienen boven de loongrens, maar die – mogelijk ten onrechte - (nog) beschikken over een SZV-kaart, zoals bij [C] en [R].
Uit het SZV-controlerapport, ‘onderdeel 5.4 ‘werknemers boven de loongrens’, blijkt dat werknemer [W] in de jaren 2013 tot en met 2016 een loon had onder de loongrens en dat deze werknemer uitsluitend in het jaar 2017 een loon had boven de loongrens. In de akte van uitlating van 12 juni 2024 schrijft verweerder dat [W] over 2017 niet was geregistreerd bij de USZV en ook geen verzekeringskaart had, maar daar wel recht op had. Het Gerecht kan verweerder hierin niet volgen. Uit bovenstaande uitgangspunten volgt dat als een werknemer een loon heeft boven de loongrens en niet in het bezit was van een verzekeringskaart dat er dan geen grondslag is voor premieheffing ZV. Niet valt in te zien waarom [W], zoals verweerder stelt, over het jaar 2017 wel recht zou hebben gehad op een SZV-kaart gelet op het feit dat het loon dat jaar boven de loongrens uitkwam. De conclusie moet zijn dat verweerder voor deze werknemer ten onrechte premie heeft berekend voor het premiejaar 2017. De bestreden beschikking komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.
Het Gerecht ziet in de feitelijke gang van zaken, zoals deze naar voren komt (ook) uit het betoog van eiseres, geen reden om te oordelen dat verweerder het aan [F] betaalde loon ten onrechte heeft betrokken in de premieheffing. De door eiseres bepleite correctie op basis van redelijkheid en billijkheid kent geen grondslag in de toepasselijke wettelijke regelingen. Het betoog slaagt niet.
(NAf 4.436.-) bij elkaar opgeteld (NAf23.706.-) nagenoeg gelijk zijn aan het bedrag dat over het jaar 2014 (NAf 23.897.-) is gecorrigeerd. Volgens eiseres is het onbegrijpelijk dat door USZV naar de individuele jaarlijkse bedragen wordt gekeken en niet naar het grotere geheel. Daarbij heeft eiseres nog aangevoerd dat zij een tweewekelijkse verloningsperiode hanteert, waardoor enkele dagen uit 2013 zijn komen te vallen in 2014, hetgeen heeft geleid tot verschillen tussen de loonadministratie en aangifte.
Uit het rapport blijkt dat in par. 5.3 de looncomponenten zijn vastgesteld, dat in par. 5.4 is ingegaan op werknemers met een loon boven de loongrens, waarna in par. 5.5 de loonsom is berekend rekening houdend met aan te brengen correcties. Vervolgens zijn per premiejaar naheffingsaanslagen opgelegd, die nadien zijn gecorrigeerd voor de premiejaren 2013 en 2014. Het Gerecht is van oordeel dat uit het wettelijk stelsel volgt dat verweerder gehouden is de af te dragen premies per jaar te bepalen en daarover beschikkingen af te geven. Het wettelijk stelsel zoals neergelegd in de toepasselijke Landsverordeningen laat verweerder niet de ruimte om aanslagen over meerdere jaren op te leggen of correcties over de jaren heen te compenseren. Het betoog faalt.
9.Conclusie
Het Gerecht ziet in hetgeen eiseres overigens naar voren heeft gebracht geen aanleiding voor vernietiging van de bestreden beschikking op andere onderdelen of over andere jaren.
10.De beslissing
- vernietigt de bestreden beschikking van 6 juni 2023 voor wat betreft het premiejaar 2017 en uitsluitend voor zover verweerder het loon aan [W] heeft betrokken in de berekening van de naheffingsaanslag, en verklaart het beroep in zoverre gegrond;
- verklaart het beroep ongegrond voor het overige;