ECLI:NL:OGEAM:2024:54

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
SXM202400114 – LAR 4/2024
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bodemzaak inzake rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring en verwijdering

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Stomp, beroep ingesteld tegen de beschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten, waarbij hij op 3 januari 2024 in vreemdelingenbewaring is gesteld en is besloten tot zijn verwijdering uit Sint Maarten. Eiser, geboren in Sint Maarten en met de Haïtiaanse nationaliteit, was op 11 augustus 2022 het land binnengekomen op een tijdelijk visum, maar heeft na de geldigheidsduur van dit visum niet verlaten. Op 18 april 2023 heeft hij een aanvraag voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden ingediend, welke op 5 januari 2024 is afgewezen. De rechtbank heeft op 1 februari 2024 geoordeeld dat de inbewaringstelling onrechtmatig was en heeft bevolen eiser onmiddellijk in vrijheid te stellen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juni 2024 is de Minister van Justitie niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staandehouding van eiser op 3 januari 2024 onrechtmatig was, wat heeft geleid tot de onrechtmatigheid van de daaropvolgende inbewaringstelling. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen de beschikking tot inbewaringstelling gegrond verklaard en deze beschikking vernietigd. Eiser heeft tevens schadevergoeding gevraagd voor de onrechtmatige detentie, welke is toegewezen tot een bedrag van NAf 2.400,-- voor de periode van 30 dagen.

Wat betreft de beschikking tot verwijdering heeft de rechtbank geoordeeld dat de Minister bevoegd was om de verwijdering te gelasten, aangezien eiser illegaal in Sint Maarten verbleef. Eiser heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen de ongewenstverklaring en het inreisverbod, waardoor deze onderdelen van de beschikking in stand blijven. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op NAf 1.400,-- en een vergoeding van het griffierecht van NAf 150,-- toegewezen aan eiser.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 5 augustus 2024
Zaaknummer: SXM202400114-LAR00004/2024
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. R.M. STOMP,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van 3 januari 2024 waarbij verweerder de vreemdelingenbewaring van eiser heeft bevolen. Tevens heeft verweerder op 3 januari 2024 besloten tot verwijdering van eiser uit Sint Maarten, is bevolen dat eiser met ingang van 3 januari 2024 in vreemdelingenbewaring wordt geplaatst ter fine van verwijdering, is eiser als ongewenst vreemdeling aangemerkt en is hem gedurende drie jaar de toegang tot Sint Maarten ontzegd.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 24 januari 2024 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking(en) beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 26 juni 2024. Eiser is bij gemachtigde voornoemd verschenen. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen (bij dienstbrief van 14 mei 2014 alsmede door verspreiding van een zittingsrol) niet verschenen.
2.3.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

  • Eiser is geboren op [geboortedatum] te Sint Maarten en heeft de Haïtiaanse nationaliteit. Eiser is opgegroeid op Sint Maarten en in het begin van zijn tienerjaren met zijn vader naar de Verenigde Staten vertrokken, om na enige jaren in Haïti te gaan wonen.
  • Eiser is op 11 augustus 2022 Sint Maarten binnengekomen op een visum met een geldigheidsduur tot 26 augustus 2022. Eiser is na 26 augustus 2022 niet vertrokken.
  • Eiser heeft op 18 april 2023 een verzoek ingediend bij verweerder strekkende tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning op humanitaire gronden.
  • Op 3 januari 2024 is eiser gecontroleerd door ambtenaren van de Mobile Control Unit en kon toen geen geldig verblijfsdocumenten laten zien.
  • Op 3 januari 2024 heeft verweerder de verwijderingsbeschikking genomen en de maatregel van bewaring opgelegd, ter verwijdering van eiser.
  • Het verzoek tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning op humanitaire gronden is afgewezen door verweerder bij besluit van 5 januari 2024.
  • Bij beslissing van 1 februari 2024 (Lar 5/2024) op het door eiser ingediende verzoek om een voorlopige voorziening, heeft het Gerecht de inbewaringstelling onrechtmatig geacht. De maatregel van bewaring en de beschikking tot verwijdering zijn geschorst in afwachting van het oordeel in de bodemprocedure. Tevens is bevolen eiser onmiddellijk in vrijheid te stellen.

4.Het geschil

4.1.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikkingen te vernietigen en een schadevergoeding vast te stellen van NAf 200,00 per dag voor de periode van onrechtmatige detentie.
4.2.
De gronden die eiser in zijn beroepschrift aanvoert zijn gelijk aan hetgeen hij in het verzoekschrift om een voorlopige voorziening heeft aangevoerd.
4.3.
Verweerder heeft geen verweer gevoerd.
5.
De beoordeling
Het bevel tot bewaring van eiser
5.1.
Eiser is op 3 januari 2024 in vreemdelingenbewaring gesteld. Daarbij heeft verweerder toepassing gegeven aan artikel 19, tweede lid, van de Landsverordening houdende regeling van de toelating tot en de uitzetting uit Sint Maarten (Ltu). Hoewel de bewaring op 1 februari 2024 is opgeheven heeft eiser nog belang bij een oordeel van het Gerecht over de rechtmatigheid van de bewaring, reeds omdat hij heeft gevraagd om vergoeding van schade geleden door de beweerdelijke onrechtmatig bewaring.
5.2
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. Verweerder heeft ook in de uitvoerig gemotiveerde beslissing van het Gerecht van 1 februari 2024, waarbij de inbewaringstelling onrechtmatig is geoordeeld, de bewaring is geschorst en de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser is bevolen, geen aanleiding gezien verweer te voeren of de bestreden beschikkingen van een nadere toelichting te voorzien.
5.3
Het Gerecht ziet wat betreft de bewaring geen aanleiding anders te oordelen dan de voorzieningenrechter heeft gedaan. Onder verwijzing naar de motivering van die beslissing, en met name hetgeen is overwogen onder 4.8 tot en met 4.12, is het Gerecht van oordeel dat de aan de inbewaringstelling voorafgaande staandehouding onrechtmatig is.
5.4
Onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie o.a. de uitspraak van 25 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ2337, is het Gerecht van oordeel dat de onrechtmatigheid van de staandehouding de daaropvolgende inbewaringstelling, indien aan alle in de wet gestelde vereisten daarvoor is voldaan, pas onrechtmatig maakt, indien de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen. Omdat de beschikking tot inbewaringstelling summier is gemotiveerd en nadien niet toegelicht, wordt geoordeeld dat de aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden in dit geval onvoldoende zijn om de belangenafweging in het voordeel van verweerder te doen uitvallen.
5.5
Het Gerecht is van oordeel dat de vreemdelingenbewaring van eiser van meet af aan, dat wil zeggen vanaf 3 januari 2024, onrechtmatig was. De beschikking tot inbewaringstelling zal daarom worden vernietigd en het daartegen gerichte beroep wordt gegrond verklaard.
5.6.
Eiser heeft verzocht om toekenning van schadevergoeding voor onrechtmatige detentie tot een bedrag van NAf 200,-- per dag.
5.7
Artikel 26A van de Ltu luidt: Sint Maarten is aansprakelijk voor onrechtmatig handelen van de minister dat voortvloeit uit de uitoefening van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 19 van de Ltu.
5.8
Het Gerecht ziet aanleiding eiser vanwege onrechtmatige vreemdelingenbewaring in de periode van 3 januari 2024 tot en met 1 februari 2024 (30 dagen) een schadevergoeding toe te kennen. Ten aanzien van de hoogte van de toe te kennen vergoeding zoekt het Gerecht aansluiting bij het forfaitaire tarief dat door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie wordt gehanteerd, te weten NAf 80,- per dag. Het Gerecht ziet geen aanleiding tot toekenning van een hoger bedrag, zoals door eiser gevraagd, omdat eiser nagelaten zijn claim van enige onderbouwing te voorzien. Dit betekent dat verweerder (ten laste van het Land Sint Maarten) zal worden veroordeeld tot betaling aan eiser van schadevergoeding ter hoogte van NAf 2.400,-- (30 dagen x NAf 80,-).
De beschikking tot ongewenstverklaring en het inreisverbod
6. Van de beschikking tot verwijdering van 3 januari 2024 maakt onderdeel uit de ongewenstverklaring van eiser en het inreisverbod, inhoudend dat eiser voor de duur van drie jaar de toegang tot Sint Maarten is ontzegd.
6.1
Het Gerecht stelt vast dat eiser geen beroepsgronden heeft aangevoerd tegen de ongewenstverklaring en het inreisverbod. Voor vernietiging van dit deel van de beschikking bestaat dan ook geen aanleiding.
De beschikking tot verwijdering
7. Op 3 januari 2024 heeft verweerder eveneens besloten tot verwijdering van eiser uit Sint Maarten.
7.1
Het Gerecht merkt enkele van de beroepsgronden gericht tegen de inbewaringstelling aan als tevens te zijn gericht tegen de verwijderingsbeschikking. Eiser heeft aangevoerd, zo begrijpt het Gerecht, dat de beschikking tot verwijdering in strijd is met het recht, omdat eiser beschikt over een vaste woon- en verblijfplaats in Sint Maarten, zijn kinderen een permanente verblijfsvergunning hebben en zijn partner de Nederlandse nationaliteit heeft. Met de verwijdering wordt onvoldoende rekening gehouden met eisers belangen, aldus eiser.
7.2
Ingevolge artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Ltu kan de minister van justitie personen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen uit Sint Maarten verwijderen, of personen die tot tijdelijk verblijf werden togelaten, wanneer zij in het Land worden aangetroffen nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige oorzaak is vervallen.
7.3
Het Gerecht heeft hiervoor vastgesteld dat eiser op een tijdelijke verblijfsvergunning Sint Maarten op 11 augustus 2022 is ingereisd. Hij mocht tot 26 augustus 2022 op Sint Maarten verblijven, maar heeft het eiland nadien niet verlaten. Sedertdien verblijft hij op Sint Maarten zonder geldige verblijfstitel en dus illegaal. Zijn aanvraag om een verblijfsvergunning op humanitaire gronden is afgewezen. Niet is gebleken dat daartegen een rechtsmiddel is aangewend.
7.4
Dit betekent dat verweerder bevoegd was de verwijdering van eiser te gelasten. Niet is gebleken van feiten en omstandigheden die reden geven te oordelen dat verweerder van die bevoegdheid in dit geval geen gebruik mocht maken. De door eiser genoemde persoonlijke omstandigheden zijn geen reden voor een andersluidend oordeel.
7.5
De conclusie is dat het beroep, voor zover gericht tegen de beschikking tot verwijdering, ongegrond is.
Proceskosten en griffierecht
8. Omdat de beschikking tot inbewaringstelling moet worden vernietigd, is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,-- zijnde 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting. Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eiser NAf 150,--dient te betalen als vergoeding van het door hem gestorte griffierecht.
9.
De beslissing
Het Gerecht:
  • verklaart het beroep van eiser tegen het bevel tot bewaring gegrond;
  • vernietigt het bevel tot bewaring van eiser van 3 januari 2024;
  • verklaart het beroep ongegrond voor het overige;
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding van door eiser wegens onrechtmatige vreemdelingenbewaring geleden schade ter hoogte van NAf 2.400,--;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser zal betalen een bedrag ad NAf 1.400,-- aan proceskosten en een bedrag van NAf 150,-- aan gestort griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 5 augustus 2024.
Informatie over hoger beroep
• Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
• Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
• Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
• De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
• Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
• Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.