ECLI:NL:OGEAM:2024:51

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
SXM202300469 - LAR00032/2023, SXM202300470 - LAR00033/2023, SXM202300471 - LAR00034/2023, SXM202300472 - LAR00035/2023, SXM202300473 - LAR00036/2023
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verminderingsaanslagen inzake aanslagen Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 5 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen verminderingsaanslagen voor de Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. Q.N. Lont, heeft beroep ingesteld tegen de verminderingsaanslagen die door het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen (USZV) zijn opgelegd. De verminderingsaanslagen betroffen de jaren 2013 tot en met 2017, waarbij eiseres bezwaar had gemaakt tegen de beslissingen van USZV. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verminderingsaanslagen voor de jaren 2015, 2016 en 2017 geen beschikkingen zijn in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), omdat de essentialia van deze aanslagen al onderdeel uitmaakten van eerdere beschikkingen. Hierdoor was het Gerecht onbevoegd om hierover te oordelen. Voor het jaar 2014 werd het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verminderingsaanslag resulteerde in een lager te betalen bedrag dan eerder was vastgesteld. Echter, voor het jaar 2013 oordeelde het Gerecht dat de naheffingsaanslag van 24 maart 2023 wel als beschikking moest worden aangemerkt, en verklaarde het beroep van eiseres in dit geval gegrond. Het Gerecht vernietigde de verminderingsaanslag van 24 maart 2023 en veroordeelde verweerder tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
Uitspraak: 5 augustus 2024
Zaaknummer: SXM202300469 - LAR00032/2023
SXM202300470 - LAR00033/2023
SXM202300471 - LAR00034/2023
SXM202300472 - LAR00035/2023
SXM202300473 - LAR00036/2023
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
[eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. Q.N. LONT,
tegen
HET UITVOERINGSORGAAN SOCIALE EN ZIEKTEKOSTEN VERZEKERINGEN,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.M. HOFMAN-RUIGROK,

1.Aanduiding bestreden beschikkingen

De verminderingsaanslagen van verweerder van 24 december 2021 en 24 maart 2023 inhoudende de oplegging van aanslagen Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering voor de premieperiode 2013-2017.

2.Procesverloop

Namens eiseres is op 24 april 2023 ter Griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een beroepschrift ingediend ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 3 juli 2023 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
Op 12 april 2024 heeft eiseres een akte ingediend.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 29 mei 2024. Eiseres is verschenen, vertegenwoordigd door haar gemachtigde en bijgestaan door mr. D. Candelaria (TAXXA N.V.). Verweerder is verschenen bij gemachtigde voornoemd, bijgestaan door V. Medema (BAB) en R. Zimmernan (ATS). Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd. De zaken zijn gezamenlijk behandeld.
Verweerder heeft zich na de zitting uitgelaten bij akte van 12 juni 2024 over een tweetal onderwerpen, waarop door eiseres is gereageerd bij brief van 25 juni 2024.
Daarop is het onderzoek gesloten en is uitspraak bepaald op heden.

3.Feiten

3.1
Verweerder heeft over de jaren 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017 een looncontrole uitgevoerd bij eiseres inzake de loonsommen voor de Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering. Hiervan is op 17 juli 2018 een conceptrapport opgemaakt, waarop door eiseres is gereageerd in de brief van 6 augustus 2018. Daarna is het definitieve looncontrolerapport opgesteld.
3.2
Op basis van dit definitieve looncontrolerapport heeft USZV bij afzonderlijke beschikkingen van 16 december 2019 (voor 2013) en van 28 augustus 2019 (voor 2014 tot en met 2017) naheffingsaanslagen opgelegd:
- over het jaar 2013 is een naheffingsaanslag van NA
f31.366,- opgelegd,
- over het jaar 2014 van NA
f41.075,-.
- over het jaar 2015 van NA
f45.033,-
- over het jaar 2016 van NA
f39.144,-,
- over het jaar 2017 van NA
f40.710,-
3.3
Naar aanleiding van de gemaakte bezwaren heeft USZV de naheffingsaanslagen voor de jaren 2013 tot en met 2017 verminderd. In de beslissing(en) op bezwaar van 15 maart 2021 is de vermindering als volgt weergegeven:
- de naheffingsaanslag over het jaar 2013 is met NA
f2.718,- verminderd tot NA
f17.141,-
- de naheffingsaanslag over het jaar 2014 is met NA
f1.501,- verminderd tot NA
f39.575,-
- de naheffingsaanslag over het jaar 2015 is met NA
f1.558,- verminderd tot NA
f43.475,-
- de naheffingsaanslag over het jaar 2016 is met NA
f1.441,- verminderd tot NA
f37.704,-
- de naheffingsaanslag over het jaar 2017 is met NA
f5.132,- verminderd tot NA
f35.579,-
3.4
Eiseres heeft op 7 oktober 2019 tegen deze beslissingen bezwaar gemaakt. Op 11 februari 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Op 15 maart 2021 heeft verweerder zijn beschikking op bezwaar genomen. Die beschikking bevat de heroverweging van de bezwaren over de jaren 2013 tot en met 2017. Tegen deze beschikking heeft eiseres geen beroep ingesteld.
3.5
Verweerder heeft aan eiseres op 23 maart 2023 per e-mail verminderingsaanslagen gezonden gedateerd 24 maart 2023 voor het jaar 2013 en gedateerd 24 december 2021 voor de jaren 2014 tot en met 2017. Voor het jaar 2014 heeft de vermindering in twee stappen plaatsgevonden. De beroepen van eiseres van 24 april 2023 zijn gericht tegen de verminderingsaanslagen.
3.6
In de verminderingsaanslagen is de vermindering als volgt weergegeven:
- de naheffingsaanslag over het jaar 2013 is met NA
f2.718,- verminderd tot NA
f28.648,-
- de naheffingsaanslag over het jaar 2014 is met NA
f1.348,- verminderd tot NA
f39.726,- (stap 1 ) en vervolgens (stap 2) met NA
f314,- tot NA
f39.412,-
- de naheffingsaanslag over het jaar 2015 is met NA
f1.557,- verminderd tot NA
f43.475,-
- de naheffingsaanslag over het jaar 2016 is met NA
f1.441,- verminderd tot NA
f37.702,-
- de naheffingsaanslag over het jaar 2017 is met NA
f5.132,- verminderd tot NA
f35.578,-

4.Beoordeling

4.1.
Het Gerecht ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of het bevoegd is te oordelen op de beroepen ingesteld tegen de verminderingsaanslagen. Dat is niet het geval indien de verminderingsaanslagen geen beschikking zijn. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Lar wordt onder een beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is. Een beslissing van een bestuursorgaan is dus alleen een beschikking als het is gericht op zelfstandig rechtsgevolg. Het voor de mogelijkheid van beroep benodigde rechtsgevolg ontbreekt indien de essentialia van de verminderingsaanslag reeds onderdeel uitmaakten van een eerdere beschikking, waartegen een rechtsmiddel kon worden aangewend. Daarmee is van belang of de toegepaste verminderingen al onderdeel uitmaakten van de beschikking op bezwaar van 15 maart 2021.
2015, 2016 en 2017
4.2.
Het Gerecht stelt vast dat voor de jaren 2015, 2016 en 2017 alle essentiele onderdelen van de vermindering al onderdeel uitmaakten van de beschikking op bezwaar over die jaren. In de beschikking op bezwaar is voor elk van de jaren 2015 tot en met 2017 de materiële beslissing reeds gegeven. In de beschikking op bezwaar komt het USZV gedeeltelijk tegemoet aan de bezwaren van eiseres. Ook wordt in die beschikking op bezwaar per naheffingsaanslag, inclusief aanslagnummer, weergegeven hoe hoog de naheffingsaanslag was, met welk bedrag de naheffingsaanslag wordt verminderd en hoe hoog de herziene naheffingsaanslag is. Hiermee is het rechtsgevolg ingetreden. De verminderingsaanslagen gedateerd 24 december 2021 betreffen de administratieve uitvoering van de beschikking op bezwaar over deze jaren en zijn daarom niet gericht op zelfstandig rechtsgevolg. Daarmee zijn het geen beschikkingen in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar. Dit heeft tot gevolg dat tegen die aanslagen geen beroep op grond van de Lar kan worden ingesteld en dat het Gerecht, oordelend als bestuursrechter, niet bevoegd is te oordelen op de beroepen ingesteld tegen de verminderingsaanslagen over de jaren 2015, 2016 en 2017.
4.3.
Het Gerecht heeft ter zitting navraag gedaan naar de situatie over de jaren 2013 en 2014. Hierna wordt eerst ingegaan op de premieplicht over het jaar 2013 en daarna over 2014.
2013
4.4.
In de akte uitlating van 12 juni 2024 heeft verweerder aangegeven dat in de beschikking op bezwaar van 15 maart 2021 over het jaar 2013 op pagina’s 1, 2 en 3 de juiste bedragen zijn genoemd, namelijk dat over 2013 een bedrag wordt nageheven ter hoogte van NAf 31.3666.-. In het samenvattende overzicht op pagina 7 van de beschikking op bezwaar zijn volgens verweerder abusievelijk verkeerde bedragen genoemd voor de aanslag (NAf 19.858.-) en de nieuwe aanslag (NAf 17.141.-). Het daar genoemde verminderingsbedrag (NAf 2.718) is wel juist, aldus verweerder.
4.5.
Het Gerecht kan verweerder volgen als hij stelt een fout te hebben gemaakt in de beslissing op bezwaar. Het gaat naar het oordeel van het Gerecht echter niet om een kennelijke vergissing, die voor eiseres direct duidelijk had kunnen en moeten zijn. De bedragen genoemd op de pagina’s 1, 2 en 3 van de beschikking op bezwaar betreffen een weergave van de aanslag zoals opgelegd in het primaire besluit van 16 december 2018, waartegen het bezwaar was gericht, en het verminderingsbedrag van NAf 2.718.-. Op die pagina’s is de heroverwegingsbeslissing niet opgenomen. Die beslissing staat op pagina 7 van de beschikking op bezwaar, waarin het bedrag van de nieuwe aanslag wordt genoemd (NAf 17.141.-). Met de beschikking op bezwaar heeft verweerder de rechtsbetrekking tussen partijen over het jaar 2013 vastgesteld op een door eiseres alsnog te betalen premie ter hoogte van Naf 17.141. Met de naheffingsaanslag van 24 maart 2023 is verweerder daar ten nadele van eiseres op teruggekomen. In die aanslag is het te betalen immers vastgesteld op NAf 28.648.- in plaats van NAf 17.141.-
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.1 is overwogen is het Gerecht van oordeel dat de naheffingsaanslag van 24 maart 2023 als beschikking in de zin van de Lar moet worden aangemerkt. De naheffingsaanslag betreft immers niet een louter administratieve uitwerking van hetgeen reeds is opgenomen in de beschikking op bezwaar van 15 maart 2021. Het Gerecht is niet gebleken van beletselen om eiseres te ontvangen in haar beroep gericht tegen de naheffingsaanslag van 24 maart 2023 over het jaar 2013. Het Gerecht ziet aanleiding het beroep van eiseres gericht tegen de beschikking van 24 maart 2023 gegrond te verklaren. Eiseres mocht er van uitgaan dat de premieplicht over het jaar 2013 in de beschikking op bezwaar van 15 maart 2021 op de juiste wijze was vastgelegd. Door daar twee jaar later ten nadele van eiseres op terug te komen, heeft verweerder gehandeld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Dit is de reden voor vernietiging van de aangevallen beschikking.
4.6.
Wat betekent dit voor eiseres? Dit betekent dat eiseres over het jaar 2013 gehouden is te betalen het bedrag van NAf 17.141.-, overeenkomstig hetgeen is opgenomen in de beschikking op bezwaar. Indien eiseres het met de verplichting tot betaling van dat bedrag niet eens was, had zij daartegen kunnen opkomen. Dat heeft zij echter niet gedaan. De beschikking op bezwaar van 15 maart 2021 is in rechte onaantastbaar. De rechtmatigheid van die beschikking kan niet in het kader van de onderhavige procedure ter discussie worden gesteld.
2014
4.7.
Over 2014 heeft verweerder in de akte uitlating aangegeven dat bij beschikking van 28 augustus 2019 een betalingsplicht van eiseres over het jaar 2014 is vastgesteld ter hoogte van NAf 41.075. Volgens verweerder is die aanslag in de beschikking op bezwaar verminderd met NAf 1.663. De vermindering heeft plaatsgevonden in twee stappen in twee afzonderlijke beschikkingen van 24 december 2021. Het bedrag van NAf 41.075.- is eerst verminderd met NAf 1.348 tot NAf 39.726.- en vervolgens met NAf 314.- tot NAf 39.412.-.
4.8.
Het Gerecht stelt vast dat het op grond van de naheffingsaanslagen over 2014 te betalen bedrag van NAf 39.412.- niet overeenkomt met het bedrag genoemd in de beslissing op bezwaar van 15 maart 2021. Daarin is het over 2014 te betalen bedrag immers vastgesteld op NAf 39.575.-. Omdat het te betalen bedrag een wezenlijk onderdeel is van de naheffingsaanslag en er in de betreffende beslissingen verschillende bedragen worden genoemd, merkt het Gerecht de naheffingsaanslagen van 24 december 2021 over het jaar 2014 aan als beschikkingen in de zin van de Lar. De vervolgens te beantwoorden vraag is of eiseres in haar beroep tegen de verminderingsaanslagen over het jaar 2014 kan worden ontvangen. Het Gerecht beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
4.9.
Het Gerecht is van oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft bij een uitspraak van het Gerecht op het beroep tegen de verminderingsaanslagen over 2014, omdat het volgens die aanslagen uiteindelijk te betalen bedrag (NA
f39.412,-) lager is dan het volgens de beschikking op bezwaar te betalen bedrag (NA
f39.575,-). Als eiseres zich niet kan vinden in betaling van laatstgenoemd bedrag had het op haar weg gelegen tegen die beschikking beroep in te stellen. Dat heeft zij nagelaten. Eiseres is met de verminderingsaanslagen over 2014 niet slechter af dan met de beschikking op bezwaar over dat jaar en heeft daarom geen procesbelang bij een uitspraak over de rechtmatigheid van de verminderingsaanslagen over 2014. Dit betekent dat het beroep van eiseres tegen de verminderingsaanslag over het jaar 2014 niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4.10.
Het Gerecht merkt nog op dat de verminderingsaanslagen niet geheel zonder betekenis zijn. Het vertrouwensbeginsel brengt mee dat verweerder niet kan overgaan tot invordering of verrekening van het bedrag van NA
f39.575,-, maar alleen tot invordering of verrekening van het bedrag van NA
f39.412,-.
De overige beroepsgronden
5. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen komt het Gerecht niet toe aan bespreking van hetgeen door eiseres overigens is aangevoerd.
Proceskosten
6. Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.750,-- zijnde 1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke uiteenzetting. Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eiseres NAf 50,--dient te betalen als vergoeding van het door haar gestorte griffierecht.

7.De beslissing

Het Gerecht in eerste aanleg:
verklaart zich onbevoegd te oordelen op de beroepen ingesteld tegen de verminderingsaanslagen van 24 december 2021 over de jaren 2015, 2016 en 2017;
verklaart het beroep van eiseres tegen de verminderingsaanslag van 24 december 2021 over het jaar 2014 niet-ontvankelijk;
vernietigt de verminderingsaanslag d.d. 24 maart 2023 over de premieperiode 201312 (met aanslagnummer 13083995124) en verklaart het beroep van eiseres in zoverre gegrond;
bepaalt dat verweerder aan eiseres vergoed NAf 1.750,-- als proceskosten en NAf 50,- aan gestort griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, mr. J. Sybesma en mevrouw M. Lopez-de Weever, bijzondere rechters in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 5 augustus 2024.
Informatie over hoger beroep
• Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
• Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
• Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
• De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
• Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
• Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.