ECLI:NL:OGEAM:2024:23

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
Sxm 202400176 en SXM202400252
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen van derdenbeslagen in kort geding tussen Sint Maarten Telephone Company N.V. en MER Sint Maarten B.V. met betrekking tot onderaannemers

In deze zaak, die op 22 maart 2024 werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, zijn er twee kort gedingen aan de orde: kort geding-I tussen Sint Maarten Telephone Company N.V. (hierna: Telem) en MER Sint Maarten B.V. (hierna: MER), en kort geding-II tussen MER en de onderaannemers Malu Constructions SA B.V. (hierna: Malu), Wiretech en een derde gedaagde. Telem vorderde in kort geding-I onder andere de opheffing van beslagen die door MER ten laste van Telem waren gelegd, terwijl MER in kort geding-II de beperking van de blokkerende werking van de beslagen door de onderaannemers vorderde.

De procedure begon met een verzoekschrift van Telem op 14 februari 2024 en een verzoekschrift van MER op 26 februari 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 maart 2024 waren de gemachtigden van beide partijen aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de betrokken bedrijven. Malu was echter niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen, en tegen haar werd verstek verleend. De rechter heeft beide zaken gevoegd om in één vonnis uitspraak te doen.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vorderingen van MER tot beperking van de blokkerende werking van de beslagen van de onderaannemers gegrond zijn, maar dat de door Telem gevorderde opheffing van de beslagen niet kan worden toegewezen. De rechter heeft de vorderingen van de onderaannemers beperkt tot specifieke bedragen, en de onderaannemers is verboden om opnieuw beslag te leggen zonder beperking van het beslagobject. De proceskosten zijn toegewezen aan de verschillende partijen, waarbij Telem in kort geding-I en de onderaannemers in kort geding-II zijn veroordeeld in de kosten van MER.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummers: SXM202400176 en SXM202400252
Vonnis in kort geding d.d. 22 maart 2024
inzake
SXM202400176 (kort geding-I)
SINT MAARTEN TELEPHONE COMPANY N.V. H.O.D.N. TELEM,
gevestigd in Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigden: mrs. E.R. de VRIES, R.J. VRIEZEN en S.N.J. PUTTER
tegen
MER SINT MAARTEN B.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. J.J. ROGERS en S.H. BARTEN.
SXM202400252 (kort geding-II)
MER SINT MAARTEN B.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigden: mrs. J.J. ROGERS en S.H. BARTEN
tegen

1.MALU CONSTRUCTIONS SA B.V.,

gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde 1,
niet verschenen

2.2. [gedaagde 2] h.o.d.n. WIRETECH,

zaakdoende in Sint Maarten,
gedaagde 2,
gemachtigde: mr. S.D.M. ROSEBURG

3.3. [gedaagde 3],

zaakdoende in Sint Maarten,
gedaagde 3,
gemachtigde: mr. S.D.M. ROSEBURG

4.SINT MAARTEN TELEPHONE COMPANY N.V. H.O.D.N. TELEM,

gevestigd in Sint Maarten,
gevoegde partij aan de zijde van gedaagden 1, 2 en 3,
gemachtigden: mrs. E.R. de VRIES, R.J. VRIEZEN en S.N.J. PUTTER.
Partijen worden verder genoemd Telem, MER, Malu, Wiretech en [gedaagde 3]
Malu, Wiretech en [gedaagde 3] gezamenlijk worden ‘de onderaannemers’ genoemd.
Tussen partijen heeft eerder een kort geding plaatsgevonden, waarin op 26 januari 2024 vonnis is gewezen (SXM202301156). Dit kort geding wordt hierna ‘het vorige kort geding’ genoemd.
Het kort geding tussen Telem en MER (SXM202400176) wordt hierna ‘kort geding-I’ genoemd en dat tussen MER en de onderaannemers, met Telem als gevoegde partij, ‘kort geding-II’ (SXM202400252).
Voeging
Het Gerecht zal de beide zaken alsnog voegen zodat in één vonnis uitspraak kan worden gedaan.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Op 14 februari 2014 heeft Telem een verzoekschrift ingediend (kort geding-I) en op 26 februari 2024 is door MER een verzoekschrift ingediend (kort geding-II). Vervolgens heeft op 1 maart 2024 de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij is namens Telem verschenen A.D. Duinkerken (jurist bij Telem), bijgestaan door mrs. De Vries en Vriezen. Namens MER is via VC verschenen de heer Cohen (vertegenwoordiger van de MER Groep) en tolk A. Burrough, bijgestaan door mrs. Barten, Van Spaandonk en Rogers. Verder was van de zijde van MER aanwezig prof. mr. G.J. Meijer. De gemachtigden van Telem en MER hebben ter zitting het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen. Van het overige is aantekening gehouden door de griffier.
1.2.
Malu is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen in kort geding-II. Tegen haar is verstek verleend. Wiretech en [gedaagde 3] hebben geconcludeerd voor antwoord via hun gemachtigde mr. Roseburg, maar zijn niet verschenen ter zitting (ondanks een verzoek van de rechter aan mr. Roseburg dat zij en haar cliënten toch zouden verschijnen).
1.3.
Aan het eind van de zitting hebben Telem en MER aangegeven de mogelijkheid van een regeling in der minne te willen onderzoeken. Op 15 maart 2024 hebben zij het Gerecht laten weten niet tot een schikking te zijn gekomen.
1.4.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Hiervoor wordt verwezen naar onderdeel 2 (‘de feiten’) van het vonnis in het vorige kort geding, met dien verstande dat het Gerechtshof Amsterdam inmiddels, op 6 februari 2024, de vordering van Telem tot vernietiging van het arbitraal vonnis heeft afgewezen en MER op 1 februari 2024 twaalf executoriale derdenbeslagen heeft gelegd ten laste van Telem.

3.Het geschil

Kort geding-I
3.1.
Telem vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
de door MER ten laste van Telem gelegde beslagen met onmiddellijke ingang op te heffen;
MER te verbieden om enig beslag ten laste van Telem te leggen zolang het door een van de volgende personen ten laste van MER onder Telem gelegd derdenbeslag niet is opgeheven:
a. Malu Constructions S.A. B.V.;
b. [gedaagde 2], t.h.o.d.n. Wiretech en/of Wiretech Services;
c. [gedaagde 3], t.h.o.d.n. Horizon Technical Services;
op straffe van verbeurte van een dwangsom ineens van USD 2.000.000,00, te vermeerderen met een bedrag van USD 200.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat MER niet aan die veroordeling voldoet;
MER te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de zesde dag na datum van het vonnis.
3.2.
Op de stellingen en verweren van partijen zal, voor zover nodig, hierna worden ingegaan.
Kort geding-II
3.3.
MER vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair
a. de door de onderaannemers onder Telem gelegde derdenbeslagen op te heffen;
subsidiair
(de blokkerende werking van) het beslag van Malu te beperken, althans Malu te bevelen om (de blokkerende werking van) het beslag te beperken, in de zin dat het beslagobject beperkt wordt tot het deel van de vordering van MER op Telem gelijk aan bedrag van USD 270.772,76, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
(de blokkerende werking van) het beslag van Wiretech te beperken, althans Wiretech te bevelen om (de blokkerende werking van) het beslag te beperken, in de zin dat het beslagobject beperkt wordt tot het deel van de vordering van MER op Telem gelijk aan USD 150.496,13, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
(de blokkerende werking van) het beslag van [gedaagde 3] te beperken, althans [gedaagde 3] te bevelen om (de blokkerende werking van) het beslag te beperken, in de zin dat het beslagobject beperkt wordt tot het deel van de vordering van MER op Telem gelijk aan tot het bedrag van USD 73.035,95, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
Malu, Wiretech en [gedaagde 3] te verbieden om opnieuw beslag te leggen
zonder een volgend beslag tevens te beperken als bedoeld onder b, c en d dit petitum;
primair en subsidiair
de hoofdelijke veroordeling van de onderaannemers in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen zal, voor zover nodig, hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Hoewel er onmiskenbaar een overlap zit tussen het vorige kort geding en de kort gedingen-I en -II, betekent dit niet dat MER – zoals Telem, Wiretech en [gedaagde 3] hebben gesteld – thans misbruik van procesrecht maakt. De omstandigheden zijn immers sindsdien gewijzigd, in die zin dat MER inmiddels executoriale derdenbeslagen ten laste van Telem heeft laten leggen, het Gerechtshof Amsterdam het arbitraal vonnis in stand heeft gelaten en Telem een kort geding tegen MER heeft aangespannen.
4.2.
Anders dan Telem stelt (verzoekschrift Telem-1.2.) is niet de wijze waarop de blokkerende werking van beslag werkt in geding, maar hoe het beroep daarop door Telem en de onderaannemers in dit specifieke geval moet worden beoordeeld.
4.3.
De primaire vordering van MER zal worden afgewezen. De door de onderaannemers gelegde beslagen zullen niet worden opgeheven. Zij hebben nog steeds belang bij (het incasseren van) hun vorderingen. Die vorderingen staan onbetwist vast, terwijl MER die vorderingen tot op heden niet heeft willen of kunnen betalen.
4.5.
De opstelling van Telem en de onderaannemers in dit geding komt naar het oordeel van het Gerecht gelet op de omstandigheden neer op een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar beroep op de blokkerende werking van beslag.
4.6.
Die omstandigheden zijn de volgende.
Op basis van het arbitraal vonnis is Telem aan MER een bedrag in hoofdsom van (afgerond) $ 3.200.000,- aan MER verschuldigd. In het voor MER meest nadelige geval blijft daarvan over een bedrag van $ 700.000,- (verzoekschrift MER-15 en ter zitting erkend door Telem).
De pogingen van Telem om het arbitraal vonnis c.q. de tenuitvoerlegging daarvan van de baan te krijgen zijn tot nu toe mislukt.
Het arbitraal vonnis is executabel, de door Telem ingestelde cassatieberoepen staan daaraan niet in de weg.
De onderaannemers hebben een vordering in hoofdsom op MER van in totaal (afgerond) $ 380.235,-. Indien dat bedrag wordt vermeerderd – zoals door MER voorgesteld – met 30% komt men uit op (afgerond) $ 494.305,-. Dit bedrag wordt in ruime mate overstegen door het aan MER toegewezen bedrag in hoofdsom van $ 3.200.000,-. Ook voormeld bedrag van $ 700.000,- ligt hoger dan het bedrag van $ 494.305,-.
De onderaannemers hebben onder Telem derdenbeslagen laten leggen ten laste van MER. Zij hebben ingestemd met de voorwaarden die Telem in haar derdenbeslag-verklaringen heeft opgenomen, althans hebben zich niet verzet tegen deze voor-waarden, die niet alleen in strijd zijn met artikel 477 lid 3 Rv maar ook tot effect hebben dat MER zeer wordt benadeeld.
Sinds de laatste van die beslagen zijn gelegd (april 2022) zijn geen andere beslagen ten laste van MER gelegd, hoewel zij ook nog andere schulden heeft.
MER heeft oog gehad voor de belangen van de onderaannemers, hetgeen uit het volgende blijkt.
Bij e-mail d.d. 20 februari heeft mr. Barten aan deurwaarder S. Apon het volgende bericht:
Hierbij tevens instructies aan u die van kracht blijven
ook nadatde uitkomst van het kort geding bekend is. Zoals u weet, heeft MER executoriale derdenbeslagen gelegd ten laste van Telem onder verschillende derden. Het is thans bij MER niet bekend of de derdenbeslagen doel hebben getroffen. Daarnaast hebben een aantal partijen een executoriaal derdenbeslag gelegd ten laste van MER ander Telem.
MER geeft u hierbij de onherroepelijke instructie, althans volmacht, althans last om de bedragen die MER uit hoofde van bijgevoegde vonnissen en executoriale beslagen is verschuldigd aan (i) Malu Construction S.A. By., (ii) [gedaagde 2], h.o.d.n. Wiretech, en (iii) [gedaagde 3] te voldoen uit de executieopbrengst voordat tot uitkering van de executieopbrengst aan MER wordt overgegaan. Conform eerdere instructie wordt evenmin tot uitkering overgegaan voordat het tussen Telem en MER aanhangige kort geding in eerste aanleg is afgerond.
4.7.
Ter zitting heeft MER bevestigd ermee in te stemmen dat uit de executieopbrengst eerst de onderaannemers worden voldaan en daarna MER zelf.
In haar verzoekschrift-51 heeft MER gesteld dat haar moedermaatschappij bereid is om zo nodig een garantie af te geven aan de onderaannemers waarin zij zich garant stelt voor eventuele schade die door de onderaannemers wordt geleden als gevolg van een beperking van hun executoriale beslag, tot het bedrag van hun hoofdvordering op MER plus 30% voor rente en kosten.
De onderaannemers zijn desondanks niet ingegaan op verzoeken van MER om te trachten gezamenlijk tot een oplossing te komen.
4.8.
Gelet op het vorenstaande en afwegend de belangen van partijen zal het Gerecht de vorderingen van de onderaannemers wat betreft hun derdenbeslagen beperken tot:
- $ 270.773,- voor Malu;
- $ 150.496,- voor Wiretech;
- $ 73.036,- voor [gedaagde 3].
Anders dan Telem heeft betoogd is – onder voormelde omstandigheden – een dergelijke beperking wel mogelijk. De onderbouwing van Telem is gegrond op het oude recht van voor 1 januari 1991, terwijl sindsdien wetgeving, jurisprudentie en literatuur een andere richting zijn ingegaan [1] .
4.9.
Gelet op voormelde beperkingen heeft Telem geen belang meer bij haar vordering en zal deze worden afgewezen.
4.10.
Telem en de onderaannemers zullen als volgt in proceskosten van MER worden veroordeeld.
Telem in kort geding-I (salaris gemachtigde): NAf. 1.500,-
Telem in kort geding-II:
griffierecht NAf. 112,50 (1/4 deel)
salaris gemachtigde
NAf 375,- (1/4 deel)NAf 487,50
Malu: griffierecht NAf. 112,50 (1/4 deel)
explootkosten NAF 299,50
salaris gemachtigde
NAf 375,- (1/4 deel)NAf 787,-
Wiretech: griffierecht NAf. 112,50 (1/4 deel)
explootkosten NAF 299,50
salaris gemachtigde
NAf 375,- (1/4 deel)NAf 787,-
[gedaagde 3]: griffierecht NAf. 112,50 (1/4 deel)
explootkosten NAF 299,50
salaris gemachtigde
NAf 375,- (1/4 deel)NAf 787,-.
4.11.
Hetgeen MER meer of anders heeft gevorderd wordt afgewezen.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
voegt de beide zaken;
rechtdoende in kort geding-I:
5.2.
wijst af de vorderingen van Telem;
5.3.
veroordeelt Telem in de proceskosten van MER ad NAf 1.500,- en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
rechtdoende in kort geding-II:
5.5.
beperkt (de blokkerende werking van) het derdenbeslag van Malu, in die zin dat het beslagobject beperkt wordt tot het deel van de vordering van MER op Telem gelijk aan een bedrag van $ 270.773,-;
5.6.
beperkt (de blokkerende werking van) het derdenbeslag van Wiretech, in die zin dat het beslagobject beperkt wordt tot het deel van de vordering van MER op Telem gelijk aan een bedrag van $ 150.496,-;
5.7.
beperkt (de blokkerende werking van) het derdenbeslag van [gedaagde 3], in die zin dat het beslagobject beperkt wordt tot het deel van de vordering van MER op Telem gelijk aan een bedrag van $ 73.036,-;
5.8.
verbiedt de onderaannemers om opnieuw beslag te leggen ten laste van MER zonder een volgend beslag tevens te beperken zoals hiervoor vermeld;
5.9.
veroordeelt Malu in de proceskosten van MER ad NAF 787,-;
5.10.
veroordeelt Wiretech in de proceskosten van MER ad NAF 787,-;
5.11.
veroordeelt [gedaagde 3] in de proceskosten van MER ad NAF 787,-;
5.12.
veroordeelt Telem in de proceskosten van MER ad NAF 487,50;
5.13.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.14.
wijst af het meer of anders door MER gevorderde, waaronder haar primaire vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2024.

Voetnoten

1.Zie Prof. mr. F.H.J. Mijnssen en Prof. mr. A.I.M. van Mierlo, Materieel beslagrecht (Monografieën Privaatrecht nr. 10), 2018/3.10.