ECLI:NL:OGEAM:2024:22

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
SXM202300725
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst leerkracht na bedreiging met mes van leerling

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een leerkracht, aangeduid als verzoeker, en de stichting Foundation for Academic and Vocational Education (FAVE). De zaak betreft de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de leerkracht na een incident op 10 februari 2023, waarbij hij een leerling met een mes zou hebben bedreigd. De leerkracht, die sinds 1 augustus 2005 werkzaam was bij de Sint Maarten Academy, heeft ontkend een mes te hebben gebruikt en stelt dat hij slechts een pen in de richting van de leerling heeft gehouden. FAVE heeft de leerkracht op non-actief gesteld en de arbeidsovereenkomst opgezegd met een opzegtermijn van vier maanden, waarbij een cessantia-uitkering van NAF 32.444,- bruto is aangeboden.

Tijdens de procedure heeft het Gerecht getuigen gehoord en bewijsstukken beoordeeld. De rechter heeft vastgesteld dat de leerkracht inderdaad een mes heeft gebruikt om de leerling te dwingen het klaslokaal te verlaten. Op basis van deze bevindingen heeft het Gerecht geoordeeld dat FAVE de arbeidsovereenkomst terecht heeft opgezegd. De leerkracht is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van FAVE zijn begroot op NAF 2.518,-, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de leerkracht is afgewezen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202300725
Beschikking d.d. 3 april 2024
inzake
[naam],wonende in Sint Maarten,
verzoeker,
gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,
tegen
stichting FOUNDATION FOR ACADEMIC AND VOCATIONAL EDUCATION h.o.d.n. F.A.V.E.,gevestigd in Sint Maarten,
verweerster,
gemachtigde: aanvankelijk mr. L.C. Peterson, thans mr. B. BROOKS.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en FAVE worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij mondelinge tussenbeschikking d.d. 20 september 2023 heeft het Gerecht FAVE toegelaten bewijs te leveren ter onderbouwing van haar stelling dat [verzoeker] op 10 februari 2023 een mes heeft gebruikt om leerling [naam] aan te sporen zich te verwijderen uit het leslokaal. Verder heeft het Gerecht bepaald dat [verzoeker] dient over te leggen een tekening/situatieschets van het klaslokaal met daarin aangeduid waar de in het klaslokaal aanwezige personen ([verzoeker] en leerlingen) zich ten tijde van het incident bevonden.
1.2.
Beide partijen hebben vervolgens op 11 oktober 2023 een akte en op 1 november 2023 een antwoordakte ingediend.
1.3.
Op 21 maart 2024 heeft de rechter als getuigen gehoord [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3]. FAVE heeft afstand gedaan van de niet-verschenen getuigen en [verzoeker] heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan een contra-enquête.
1.2.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2. [
verzoeker] is sinds 1 augustus 2005 docent aan de onder FAVE ressorterende Sint Maarten Academy. Hij gaf op 10 februari 2023 les aan een klas met leerlingen. Toen leerling [naam] het klaslokaal binnenkwam, heeft [verzoeker] hem dringend verzocht dat te verlaten.
2.3.
FAVE heeft, na onderzoek te hebben verricht, [verzoeker] bij brief d.d. 10 maart 2023 op non-actief gesteld en de arbeidsovereenkomst met een opzegtermijn van vier maanden opgezegd, omdat hij op 10 februari 2023 [getuige 1] met een mes zou hebben bedreigd. Daarbij heeft FAVE [verzoeker] een cessantia-uitkering van NAF 32.444,- bruto in het vooruitzicht gesteld.

3.Het geschil

3.1. [
verzoeker] verzoekt het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
3.2. [
verzoeker] legt aan het verzoek ten grondslag dat hij geen mes maar een pen in de richting van [getuige 1] heeft gebruikt.
3.3.
FAVE heeft verweer gevoerd en verzocht om het verzoek van [verzoeker] af te wijzen, met veroordeling van hem in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de te wijzen beschikking.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Indien [verzoeker] inderdaad op 10 februari 2023 een mes heeft gebruikt om [getuige 1] aan te sporen zich te verwijderen uit het leslokaal, heeft FAVE de arbeidsovereenkomst terecht opgezegd, is er geen ruimte voor herstel van de arbeidsovereenkomst noch voor een afkoopsom en/of voor wedertewerkstelling.
4.2.
Gelet op hetgeen de getuigen onder ede hebben verklaard, gelet op de door getuige [getuige 2] overgelegde stukken en gelet op de schriftelijke verklaringen van [getuige 1] en andere leerlingen, is bewezen dat [verzoeker] op 10 februari 2023 een mes heeft gebruikt om [getuige 1] aan te sporen zich te verwijderen uit het leslokaal.
4.3. [
verzoeker] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van FAVE tot op heden begroot op:
taxe getuigen NAf 18,-
salaris gemachtigde
NAf 2.500,- +
totaal: NAf 2.518,-.
De kosten van de oproepingsexploten van de getuigen zullen niet aan [verzoeker] worden doorbelast.
De nakosten en de wettelijke rente zullen worden toegewezen zoals in de beslissing aangegeven.
4.4.
Het Gerecht geeft FAVE mee dat indien zij de toegezegde cessantia-uitkering nog steeds niet aan [verzoeker] heeft uitbetaald, er geen reden is om dat niet alsnog te doen. Anders dan de toenmalige gemachtigde van FAVE tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld bevat de brief d.d. 10 maart 2023 geen aanbod dat door [verzoeker] geaccepteerd diende te worden, maar werd hem medegedeeld dat na ommekomst van de opzegtermijn van vier maanden een bedrag van NAf 32.444,- bruto aan hem zou worden uitbetaald ter zake van cessantia.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst af de verzoeken van [verzoeker];
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, aan de zijde van FAVE tot op heden begroot op NAf 2.518,-, vermeerderd met de nakosten à NAf 250,- zonder betekening, verhoogd met NAf 150,- ingeval van betekening; proces- en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden, dan wel de dag van betekening tot aan de dag der algehele voldoening.
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, rechter, en op 3 april 2024 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.