ECLI:NL:OGEAM:2024:15

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
SXM202400731-LAR 63/2024, SXM202400733-LAR 64/2024
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de maatregel van bewaring van een ongewenst verklaarde vreemdeling

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 5 juli 2024 uitspraak gedaan op het beroep en verzoek tot schorsing van een vreemdeling, die in vreemdelingenbewaring was geplaatst. De verzoeker, een Armeense man, was op 28 februari 2024 aangehouden op de luchthaven van Sint Maarten wegens het voorhanden hebben van valse reisdocumenten. Op 1 maart 2024 werd hij door de Officier van Justitie in vrijheid gesteld, maar vervolgens overgedragen aan de immigratiedienst, waar hij in vreemdelingenbewaring werd geplaatst. De minister van Justitie van Sint Maarten had op dezelfde dag een verwijderingsbeschikking en een maatregel van bewaring opgelegd, omdat de verzoeker als ongewenst vreemdeling werd aangemerkt.

De verzoeker heeft op 19 juni 2024 beroep ingesteld tegen deze beschikkingen en verzocht om schorsing van de bewaring. Tijdens de zitting op 26 juni 2024 heeft de verzoeker zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij geen gevaar voor de openbare orde vormt en dat er geen zicht is op uitzetting naar Rusland, waar zijn gezin verblijft. De verweerder, de minister van Justitie, heeft het beroep ongegrond verklaard en de bestreden beschikkingen verdedigd op basis van de illegale status van de verzoeker en het gebruik van valse documenten.

Het Gerecht heeft de argumenten van de verzoeker en de verweerder afgewogen. Het Gerecht oordeelde dat de uitvoering van de maatregel van bewaring voor de verzoeker onevenredig nadeel met zich meebracht in verhouding tot het belang van de openbare orde. Het Gerecht heeft besloten de maatregel van bewaring te schorsen met ingang van 11 juli 2024, en de verzoeker te bevelen tot invrijheidstelling, tenzij de bewaring eerder door de verweerder is opgeheven. Tevens is de verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de verzoeker.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 5 juli 2024
Zaaknummer: SXM202400731-LAR 63/2024
SXM202400733-LAR 64/2024
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep en het verzoek tot schorsing van:
[verzoeker],
thans verblijvende in vreemdelingendetentie te Sint Maarten,
verzoeker,
gemachtigde: mr. R.M. STOMP,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M. MARICA.

1.Aanduiding bestreden beschikkingen

De beschikking van verweerder van 1 maart 2024 tot het opleggen van de maatregel van bewaring en de verwijderingsbeschikking van 1 maart 2024, inhoudende dat verzoeker wordt aangemerkt als ongewenst vreemdeling en waarin is bevolen dat verzoeker in vreemdelingenbewaring wordt geplaatst ter fine van verwijdering en waarbij aan hem gedurende drie jaar de toegang tot Sint Maarten wordt ontzegd.

2.Procesverloop

Namens verzoeker is op 19 juni 2024 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een beroepschrift als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) en tevens een verzoekschrift (met producties) als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Lar ingediend.
Op 25 juni heeft verzoeker aanvullende producties in het geding gebracht.
Op 25 juni 2024 heeft verweerder een verweerschrift met producties ingediend.
Mondelinge behandeling van het beroep en het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 26 juni 2024. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Tevens was ter zitting aanwezig een tolk Russisch – Engels. Verweerder heeft bij emailbericht van 26 juni 2024 aan het Gerecht verzocht zowel het beroep als het verzoek op de stukken af te doen.
De uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

- Verzoeker is geboren op [geboortedatum] te Azerbeidzjan en bezit de Armeense nationaliteit.
- Op 28 februari 2024 is verzoeker op de luchthaven van Sint Maarten aangehouden door het ALPHA Team ter zake van verdenking van het voorhanden hebben van valse reisdocumenten, te weten een vals nationaal Zweeds paspoort ten name van [x]. Hij is daarop aan het Openbaar Ministerie overgedragen wegens verdenking van overtreding van het Wetboek van Strafrecht.
- Op 1 maart 2024 heeft de Officier van Justitie de onmiddellijke (strafrechtelijke) invrijheidstelling van verzoeker bevolen. De Officier van Justitie heeft verzoeker vervolgens overgedragen aan de immigratiedienst.
- Verzoeker is om 19:20 uur gehoord door de Immigratiedienst. Na dit verhoor is verzoeker in vreemdelingenbewaring geplaatst en heeft verweerder de ministeriele verwijderingsbeschikking genomen en de maatregel van bewaring opgelegd. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld.
- Op 15 april 2024 is getracht verzoeker te verwijderen van Sint Maarten. Na te zijn ingecheckt voor een vlucht naar Parijs is bij de paspoortcontrole op de luchthaven gebleken dat verzoeker zich bediende van een vals Russisch paspoort. Daarop is de bewaring van verzoeker gecontinueerd.
- Uit zich in het dossier bevindende correspondentie volgt dat verzoeker door de strafrechter is veroordeeld wegens het herhaald gebruik van valse paspoorten (valsheid in geschrifte), waarbij rekening is gehouden met de duur van de inmiddels ondergane vreemdelingendetentie.
- Op 21 mei 2024 heeft de gemachtigde van verzoeker een brief aan verweerder gestuurd met als onderwerp: ‘Verzoek aanvraag asiel [verzoeker]’. Deze is op dezelfde dag voor ontvangst gestempeld. Hierop is nog niet beslist.
3.2
In de bestreden beschikkingen heeft verweerder onder meer overwogen dat de maatregelen worden gevorderd door het belang van de openbare orde en het belang van de publieke rust, omdat er aanwijzingen zijn om te vermoeden dat verzoeker zich aan uitzetting zal onttrekken, hetgeen blijkt uit het feit dat hij geen geldige verblijfstitel op Sint Maarten heeft en herhaaldelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst document. Voorts is overwogen dat voor terugkeer noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn, dan wel binnen korte termijn voorhanden zullen zijn.
3.3
Verzoeker heeft ter zitting kort zijn levensloop geschetst en aangegeven dat hij als projectontwikkelaar in Rusland succesvol was, maar op enig moment genoodzaakt was met zijn gezin te verhuizen naar Oekraïne. Toen het daar vanwege de oorlog tussen Rusland en Oekraïne onveilig werd, is verzoeker verhuisd, eerst naar Polen en nadien naar Oostenrijk. Verzoeker stelt jaren in Wenen te hebben gewoond en zich te hebben gehouden aan een door de Oostenrijkse immigratiedienst opgelegde meldingsplicht. Daarnaast heeft verzoeker een bedrag moeten storten als borg. Verzoeker is via Parijs/Frankrijk met zijn gezin naar Argentinië gereisd met als doel om daar te gaan wonen. Omdat zijn kinderen niet konden aarden in Argentinië zijn zij met hun moeder teruggegaan naar Rusland, waar zij nog steeds wonen. Verzoeker is via Peru en Guatemala naar Sint-Maarten gereisd. Verzoeker heeft gekozen voor Sint Maarten als bestemming, zo heeft hij ter zitting verklaard, omdat hij terug wilde naar Frankrijk en dacht dat Sint-Maarten onderdeel was van Frankrijk. Hij had er geen rekening mee gehouden dat de internationale luchthaven van Sint-Maarten in het Nederlandse deel van het eiland ligt. Verzoeker heeft geen familie op Sint-Maarten. Zijn vrouw en kinderen wonen nog in Rusland.
Verzoeker heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de besluiten tot verwijdering, ongewenstverklaring en bewaring te vernietigen en verweerder te veroordelen tot schadevergoeding voor de tijd die verzoeker ten onrechte in bewaring heeft doorgebracht. Voor zover nodig heeft verzoeker het Gerecht verzocht zijn bewaring per direct op te heffen. Volgens verzoeker is er geen gevaar voor de openbare orde en geen grond voor het vermoeden dat hij zich aan verwijdering zal onttrekken, omdat hij traceerbaar is. Verder ontbreekt concreet zicht op uitzetting, gelet op de situatie in Rusland en zijn er ook geen vluchten naar Rusland. Bovendien behoort een minder ingrijpende maatregel, bijvoorbeeld in de vorm van een op te leggen meldingsplicht, tot de mogelijkheden. Mede gelet op de lange duur van de bewaring, inmiddels zo’n vier maanden, is een lichter controlemiddel aangewezen, aldus steeds verzoeker.
3.4
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en afwijzing van de gevraagde voorlopige voorziening. Verweerder wijst er op dat verzoeker zonder visum of verblijfstitel Sint Maarten is ingereisd, met gebruikmaking van een vals paspoort, hetgeen een inbreuk vormt op de openbare orde. Verzoeker beschikt niet over een geldige verblijfstitel en is dus illegaal op Sint Maarten. Vanwege het gebruik van valse paspoorten is er gegronde vrees dat verzoeker zich aan zijn verwijdering zal onttrekken. Het bevel tot verwijdering is daarom terecht gegeven, evenals de ongewenstverklaring, die inhoudt dat verzoeker gedurende een periode van drie jaren niet in Sint Maarten mag terugkeren. Het bevel tot bewaring is gegeven ter verzekering van de verwijdering van verzoeker.

4.Beoordeling

Het beroep

4.1
Het gerecht zal eerst het ingestelde beroep beoordelen.
4.2.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a en b van LTU kan de Minister van Justitie personen uit Sint-Maarten verwijderen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen of personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige oorzaak is vervallen.
4.3.
Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de LTU kan de betrokkene, indien hij naar het oordeel van de minister gevaar oplevert voor de openbare orde, de publieke rust of veiligheid of de goede zeden, dan wel indien naar zijn oordeel gegronde vrees bestaat dat betrokkene zal trachten zich aan zijn verwijdering te onttrekken, op bevel van de minister ter verzekering van zijn verwijdering in bewaring worden gesteld.
4.4
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is het gerecht van oordeel dat verweerder bevoegd was verzoeker uit Sint Maarten te verwijderen. Verzoeker is immers in strijd met de wettelijke bepalingen over toelating het land Sint Maarten binnengekomen. Omdat verzoeker daarbij gebruik heeft gemaakt van een vals Zweeds paspoort heeft verweerder kunnen en mogen oordelen tot strijd met de openbare orde en tot gegronde vrees dat verzoeker zich aan zijn verwijdering zal onttrekken. Om die reden heeft de minister op 1 maart 2024 gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid om de verwijdering van verzoeker te bevelen, diens ongewenstverklaring, alsmede de bewaring ter verzekering van diens verwijdering.
4.5
In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd wordt geen grond gevonden voor vernietiging van de bestreden beschikkingen van 1 maart 2024. Het daartegen gerichte beroep is ongegrond. Voor vergoeding van door verzoeker gestelde schade wegens onrechtmatige detentie is geen aanleiding.
Het verzoek tot schorsing
4.6
Ingevolge artikel 85 van de Lar kan, op verzoek van de indiener van een beroep- of bezwaarschrift, het Gerecht de beschikking geheel of gedeeltelijk schorsen of ter zake een voorlopige voorziening treffen, als de uitvoering van de beschikking voor de belanghebbende onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Er is bovendien aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, indien het bezwaar of beroep een redelijke kans van slagen heeft.
4.7
Het Gerecht ziet geen aanleiding tot schorsing van de beschikking tot verwijdering. Verzoeker is immers nog steeds illegaal op Sint Maarten en er is geen concreet zicht op legalisering van zijn verblijf. Het door verzoeker op 21 mei 2024 ingediende verzoek om asiel is geen reden voor een ander oordeel. Dat is ingediend maanden nadat de aangevochten beschikkingen zijn genomen. Verzoeker heeft daarbij volstrekt onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij verwijdering uit Sint Maarten heeft te vrezen voor vervolging of een schending van artikel 3 EVRM. Verzoeker reist sinds jaar en dag, al dan niet met gezin, de wereld over. Verzoeker beschikt, zo is ter zitting bevestigd, over afdoende financiële middelen om zelf te kunnen verkiezen waar hij wenst te verblijven. Onder die omstandigheden is zijn verzoek om asiel c.q. een verblijfsvergunning wegens klemmende redenen van humanitaire aard kansloos.
4.8
Wat betreft de voortduring van de bewaring van verzoeker valt de afweging anders uit.
4.9
Volgens de Richtlijnen van verweerder wordt de maatregel van bewaring toegepast als deze –kort gezegd- onvermijdbaar is. Vereist is dat de bewaring noodzakelijk is in het belang van de openbare orde, de openbare rust of de nationale veiligheid. Er wordt pas besloten tot inbewaringstelling indien niet met een lichter controlemiddel kan worden volstaan. Inbewaringstelling zal over het algemeen gerechtvaardigd zijn indien zonder toepassing van de bewaring de vreemdeling zich vrijwel zeker aan de verwijdering zal onttrekken.
4.1
Continuering van de bewaring is alleen gerechtvaardigd als er concreet zicht op uitzetting is en als niet met een lichter controlemiddel kan worden volstaan. De vreemdelingendetentie van verzoeker duurt inmiddels ruim vier maanden. Er leek concreet zicht op verwijdering te zijn op 15 april 2024, maar daarvoor is een authentiek en rechtsgeldig reisdocument vereist en dat ontbrak. Verweerder wacht de (verdere en tot nu toe weinig succesvolle) initiatieven van verzoeker om Sint Maarten te verlaten af. Niet is gebleken dat verweerder alles in het werk stelt om zelf de verwijdering van verzoeker binnen afzienbare termijn te bewerkstelligen, bijvoorbeeld door het aanvragen van een Laissez-Passer voor verzoeker. Daar komt bij dat in dit geval niet valt in te zien waarom niet met een lichter controlemiddel kan worden volstaan. Daarbij valt te denken aan een door verweerder op te leggen meldingsplicht in combinatie met (een) aanvullende maatregel(en), zoals het storten van een borgsom door verzoeker. Verzoeker heeft aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben.
4.11
Dit een en ander leidt bij afweging van de betrokken belangen tot het oordeel dat de uitvoering van de beschikking tot bewaring voor verzoeker onevenredig nadeel met zich brengt in verhouding tot het door een onmiddellijke voortgezette uitvoering van die beschikking te dienen belang. Verweerder moet enige dagen worden gegund om de voorwaarden voor opheffing van de bewaring te regelen. Daarvoor krijgt verweerder de tijd tot en met uiterlijk woensdag 10 juli 2024.
4.12
Er is aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken. Met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht worden de proceskosten bepaald op NAf 1.400,-- zijnde 1 punt van NAf 700,-- voor het verzoekschrift en 1 punt van NAf 700,-- voor de mondelinge behandeling.

5.De beslissing

Het Gerecht:
in de zaak met nummer SXM202400731-LAR 63/2024:
- schorst de maatregel van (voortgezette) bewaring van [verzoeker] met ingang van 11 juli 2024;
- beveelt de invrijheidstelling van [verzoeker] per 11 juli 2024 voor zover de bewaring niet eerder door verweerder is opgeheven;
- wijst het verzoek tot schorsing af voor het overige;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure en bepaalt dat het Land Sint Maarten aan verzoeker zal betalen een bedrag van NAf 1.400,-- voor salaris gemachtigde.
in de zaak met nummer SXM202400733-LAR 64/2024:
  • verklaart het beroep tegen de beschikkingen van 1 maart 2024 ongegrond;
  • wijst af het verzoek tot schadevergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 5 juli 2024.
RechtsmiddelSXM202400731-LAR 63/2024:
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
RechtsmiddelSXM202400733-LAR 64/2024:
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.