In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 25 juni 2024 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen het Gemeenschappelijk Electriciteitsbedrijf (GEBE) en een werknemer, hierna aangeduid als [verweerster]. De werknemer was sinds 16 juni 2013 in dienst bij GEBE en had een salaris van NAf 15.100,00 bruto per maand. Eerder was de werknemer twee keer ten onrechte op staande voet ontslagen, en in een eerdere procedure was de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door GEBE afgewezen. GEBE heeft op 17 mei 2023 een ontbindingsverzoek ingediend, dat op 30 augustus 2023 werd afgewezen, met een bevel tot wedertewerkstelling. GEBE heeft vervolgens een kort geding aangespannen om deze wedertewerkstelling te schorsen, maar dit werd afgewezen. Op 10 oktober 2023 ging GEBE in hoger beroep tegen de beschikking van 30 augustus 2023, enkel gericht tegen het bevel tot wedertewerkstelling.
De werknemer heeft op 6 november 2023 haar werkzaamheden hervat, maar GEBE weigerde haar toegang tot de werkvloer. GEBE heeft een onderzoek laten uitvoeren naar de werknemer, waaruit bleek dat er ernstige zorgen waren over haar functioneren. Op 18 juni 2024 heeft het Hof de eerdere beschikking van 30 augustus 2023 bevestigd. GEBE heeft vervolgens opnieuw verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, ditmaal op basis van nieuwe feiten en omstandigheden die voortkwamen uit het onderzoek naar de werknemer.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was op basis van gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden. De rechter heeft vastgesteld dat de arbeidsrelatie ernstig verstoord was en dat er geen serieuze pogingen waren gedaan door GEBE om deze te herstellen. De ontbinding is per 1 juli 2024 uitgesproken, met toekenning van een vergoeding van NAf 350.000,00 aan de werknemer. Het verzoek van de werknemer om wedertewerkstelling is afgewezen, evenals haar verzoek om proceskostenvergoeding.