Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
3.Feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
De beslissing
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. B. Brooks, en de Minister van Justitie van Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. C.M. Marica. Eiser, een Haïtiaanse nationaliteit, was op 5 februari 2022 aangehouden omdat hij geen bewijs van verblijf of identiteitskaart kon tonen. Vervolgens werd hem de maatregel van vreemdelingenbewaring opgelegd, waar hij tot 21 februari 2022 in verbleef. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, stellende dat deze onrechtmatig was en verzocht om schadevergoeding van NAf 500,- per dag voor de periode van onrechtmatige detentie.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verweerder op meerdere momenten in strijd heeft gehandeld met de eigen richtlijnen en de wettelijk voorgeschreven procedure niet heeft gevolgd. Dit maakte het voor het Gerecht onmogelijk om achteraf te toetsen of de vrijheidsontneming gerechtvaardigd was. Het Gerecht oordeelde dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en verklaarde het beroep gegrond. Eiser heeft recht op schadevergoeding voor de onrechtmatige detentie, die is vastgesteld op NAf 1.360,-- voor 17 dagen, en verweerder is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het strikt volgen van procedures bij het opleggen van vreemdelingenbewaring, gezien de ingrijpende aard van deze maatregel. Het Gerecht heeft ook aangegeven dat onrechtmatige detentie niet in verhouding staat tot onrechtmatig verblijf, en dat het vorderen van schadevergoeding in dergelijke gevallen geen misbruik kan opleveren.