In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 27 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat door een vrouw was ingediend. De vrouw, die in Sint Maarten woont, verzocht om eenhoofdig gezag over haar minderjarige kind, dat in Frankrijk verblijft, en om de onmiddellijke overhandiging van het kind aan haar. De man, de vader van het kind, woont ook in Frankrijk en heeft verweer gevoerd tegen de rechtsmacht van het Gerecht in Sint Maarten, stellende dat de Franse rechter bevoegd is. De zaak heeft internationale aspecten, aangezien beide ouders verschillende nationaliteiten hebben en het kind in Frankrijk verblijft. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Frankrijk ligt, en dat de vrouw het kind zonder toestemming van de man naar Sint Maarten heeft gebracht. Op basis van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft het Gerecht geconcludeerd dat het geen rechtsmacht heeft om over het verzoek te oordelen. De uitspraak is gedaan na een zitting op 30 oktober 2023, waarbij beide partijen aanwezig waren, en de uitspraak is openbaar uitgesproken. Het Gerecht heeft zich onbevoegd verklaard en de beschikking is gegeven door rechter mr. G. Drenth. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen zes weken na de uitspraak worden ingesteld.