ECLI:NL:OGEAM:2023:79

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
100.00640/22
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met zwaar lichamelijk letsel in Sint Maarten

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996 te Curaçao en thans gedetineerd op Sint Maarten, heeft het Gerecht in eerste aanleg op 12 april 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft een poging tot doodslag die plaatsvond op 20 december 2022, waarbij de verdachte met een mes het slachtoffer, [naam slachtoffer], in de borst heeft gestoken. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 22 maart 2023, waarbij de verdachte werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. S.R. Bommel. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de poging tot doodslag, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit, stellende dat er geen opzet was op de dood van het slachtoffer en dat er geen sprake was van zwaar lichamelijk letsel. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat de verdachte vol opzet heeft gehandeld, wat blijkt uit getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte is schuldig bevonden aan poging tot doodslag en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor materiële en immateriële schade, waarbij het Gerecht de benadeelde partij voor het materiële deel niet-ontvankelijk heeft verklaard, maar het immateriële deel volledig heeft toegewezen. De uitspraak is gedaan in het openbaar, met inachtneming van de wettelijke voorschriften.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00640/22
Uitspraak: 12 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [datum] 1996 te Curaçao,
wonende [adres] te Sint Maarten
thans gedetineerd in het huis van bewaring op Sint Maarten.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2023. Verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. S.R. Bommel, advocaat te Sint Maarten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
zij op of omstreeks 20 december 2022 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, opzettelijk [naam slachtoffer]van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp in en/of onder de borst en/of het lichaam van die Powell heeft gestoken zijnde de verdere uitvoering van dat door haar, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
zij op of omstreeks 20 december 2022 te Sint Maarten, aan een persoon, te weten [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een penetrerende wond in de borst aan de linker voorzijde, waarbij het hart is geraakt, heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal (met kracht) heeft gestoken/gesneden met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp;
Meer subsidiair
zij op of omstreeks 20 december 2022 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, aan een persoon, te weten [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, te weten een penetrerende wond in de borst aan de linker voorzijde waarbij het hart is geraakt, met dat opzet meermalen, althans eenmaal (met kracht) heeft gestoken/gesneden met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, terwijl de uitvoering van dat door haar, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meest subsidiair
zij op of omstreeks 20 december 2022 te Sint Maarten [naam slachtoffer] opzettelijk heeft mishandeld met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, te weten een mes , althans een scherp/puntig voorwerp , meermalen , althans eenmaal (met kracht) in/ op de linker borst en/ of op/ tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft gesneden/gestoken, ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer], in elk geval letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder het primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van hetgeen primair, subsidiair en meer subsidiair aan verdachte is tenlastegelegd, omdat verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer en ook niet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en er bovendien geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Tot slot heeft de verdediging zich ten aanzien van de meest subsidiair ten laste gelegde mishandeling met gebruikmaking van een wapen gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht met dien verstande dat geen sprake is geweest van vol opzet.
Beoordeling door het Gerecht
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
zij op
of omstreeks20 december 2022 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
en na kalm beraad en rustig overlegmet een mes,
althans een scherp/puntig voorwerpin
en/of onderde borst
en/of het lichaamvan die [naam slachtoffer] heeft gestoken zijnde de verdere uitvoering van dat door haar, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
De verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 22 maart 2023, voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik had een mes in mijn handen.
Een formulier medische informatie d.d. 21 december 2022, voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven [2] :
[naam slachtoffer] is onderzocht op 21 december 2022.
Er is sprake van een snijwond aan de voorste zijde van de linkerborst met penetratie van het hart. Het letsel had de dood kunnen veroorzaken.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige] d.d. 27 december 2022, voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven [3] :
I saw the shorter waitress stretching her arm in which she held the knife and stab the taller lady (
het Gerecht begrijpt: slachtoffer). I did see the shorter one (
het Gerecht begrijpt: verdachte)stabbing the taller one with no hesitation, she really jammed the knife in the taller lady.
Bewijsoverweging
Het door de verdediging ingenomen standpunt, inhoudende dat verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van slachtoffer, kan niet worden gevolgd. Getuige [naam getuige] heeft immers verklaard dat verdachte zonder enige aarzeling het slachtoffer stak. Daarnaast is op de camerabeelden van de keuken te zien dat verdachte het slachtoffer vervolgens een tweede keer probeert te steken met het mes.
Uit de aard van deze gedragingen van verdachte volgt dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte vol opzet heeft gehad op het doden van het slachtoffer.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair
Poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Motivering van de sanctie

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, uitgaande van een soortgelijke bewezenverklaring, gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan het voorwaardelijke deel van de straf naast de algemene voorwaarde de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 16 februari 2023.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het Gerecht verzocht in geval van een bewezenverklaring rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een zoon van tien jaar oud en detentie valt haar erg zwaar. De verdediging heeft het Gerecht daarom verzocht om verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest dan wel een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen of een combinatie hiervan, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 16 februari 2023.
Overwegingen van het Gerecht
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan verdachte te verwijten is en op de persoon van verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een “poging tot doodslag” waarbij sprake is van het steken met een mes en zwaar letsel, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf tot zes jaren gegeven.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Zij heeft tijdens een uit de hand gelopen ruzie het slachtoffer met een mes in haar borst gestoken en daarbij haar hart geraakt. Het slachtoffer heeft zwaar letsel opgelopen en is vanwege dat letsel naar Colombia overgebracht, waar zij meerdere operaties heeft moeten ondergaan.
Verdachte heeft met haar handelen grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ter terechtzitting heeft het slachtoffer verwoord wat voor aanzienlijke gevolgen het handelen van verdachte heeft gehad. Zij ervaart nog altijd veel pijn, heeft problemen bij het ademhalen en ondervindt mentale problemen.
Bovendien vond het feit plaats in een druk bezocht restaurant. De gedragingen van verdachte hebben ongetwijfeld gevoelens van onveiligheid en verontrusting bij de restaurantbezoekers, en bij de samenleving in het algemeen, veroorzaakt.
Het Gerecht rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft het Gerecht acht geslagen op de strafkaart van verdachte waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Daarnaast houdt het Gerecht rekening met het feit dat zij samen met haar partner de zorg heeft over hun zoon van tien jaar oud. Tot slot heeft verdachte ter terechtzitting verantwoordelijkheid voor haar handelen genomen en oprecht berouw getoond. Het Gerecht houdt in strafmatigende zin rekening met deze omstandigheden.
Evenals de officier van justitie is het Gerecht van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. Het Gerecht zal echter geen bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de straf verbinden, omdat de door de reclassering geadviseerde voorwaarden niet zozeer zijn gericht op het beperken van het recidiverisico, maar met name betrekking hebben op de emotionele en psychische impact die het delict op het functioneren van verdachte zelf heeft gehad.

Schadevergoeding

Mr. Roseburg heeft zich namens de benadeelde partij, [naam slachtoffer], in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding wegens materiële en immateriële schade. De vordering bedraagt NAf 41,829,26 aan materiële schade, te weten gederfde inkomsten, omdat de benadeelde partij waarschijnlijk een jaar lang niet zal kunnen werken. Daarnaast bedraagt de vordering NAf 8.150,74 aan immateriële schade, te weten psychische- en emotionele pijn.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaateregel.
De verdediging heeft verzocht het materiële deel van de vordering af te wijzen, aangezien het een compliceerde berekening betreft. Het nagaan wat de omvang van de gederfde inkomsten is, vormt volgens de verdediging een onevenredige belasting van het strafproces. Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.
Het oordeel van het Gerecht
Wat betreft de gevorderde materiele schade is het Gerecht van oordeel dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet ontvankelijk is. Hoewel het Gerecht het aannemelijk acht dat [naam slachtoffer] enige tijd niet heeft kunnen werken, is -bij gebrek aan onderbouwing- niet zonder meer duidelijk hoe lang die periode heeft geduurd of nog zal duren. Nader onderzoek daarnaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding vormen. De vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De gevorderde immateriële schade komt het Gerecht, gelet op de gevolgen van het bewezenverklaarde voor de benadeelde partij, billijk voor. Dit deel van de vordering tot schadevergoeding zal dan ook volledig worden toegewezen.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:62, 1:78, 1:119 en 2:259 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor onder bewezenverklaring is beschreven, heeft begaan;
verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [naam slachtoffer] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 8.150,74 (zegge: achtduizendhonderdvijftig gulden en vierenzeventig cent), en veroordeelt verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 8.150,74 (zegge: achtduizendhonderdvijftig gulden en vierenzeventig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. H.G. Eskes, bijgestaan door mr. A.H.A. van Roessel, griffier, en op 12 april 2023 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht te Sint Maarten.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten (Team Algemene Divisie) d.d. 6 februari 2023, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 375/JD/2022 en de onderzoeksnaam “Markiesje-22”.
2.Formulier medische informatie d.d. 21 december 2022 door Neijzen, bijlage 10 van het dossier.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige] d.d. 27 december 2022, bijlage 28 van het dossier.