ECLI:NL:OGEAM:2023:78

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
100.00277/22
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in moordzaak met betrekking tot schietincident op Sint Maarten

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd op Sint Maarten, heeft het Gerecht in eerste aanleg op 5 juli 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 16 mei 2022, waarbij het slachtoffer, [naam slachtoffer], om het leven kwam. De verdachte werd beschuldigd van moord en wapenbezit. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op meerdere data, waarbij de verdachte steeds aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Z.J. Bary.

De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de beschuldiging van opzettelijke doodslag en roekeloos handelen met een vuurwapen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was. Het Gerecht heeft de bewijsvoering van het openbaar ministerie kritisch beoordeeld, waarbij camerabeelden en getuigenverklaringen werden gewogen. De verklaringen van medeverdachten en getuigen waren inconsistent, en het Gerecht concludeerde dat er geen sluitend bewijs was dat de verdachte de schutter was.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. Tevens werd de onttrekking aan het verkeer van een in beslag genomen huls bevolen, terwijl de kleding van de verdachte werd teruggegeven. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00277/22
Uitspraak: 5 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [datum] 2001 te Sint Maarten,
wonende [adres] te Sint Maarten,
thans alhier gedetineerd.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2022, 11 januari 2023, 29 april 2023 en 14 juni 2023. Verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Z.J. Bary, advocaat te Sint Maarten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is – na een ter terechtzitting toegewezen nadere omschrijving van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
hij op of omstreeks 16 mei 2022 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en – al dan niet – met voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en – al dan niet – na kalm beraad en rustig overleg,
- een of meerdere malen geschoten op die [naam slachtoffer],
tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] (als gevolg van een schotverwonding in het gezicht) is overleden;
Subsidiair
hij op of omstreeks 16 mei 2022 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gehandeld,
door een vuurwapen en/of munitie en/of een patroonhouder ter hand te nemen en/of te spelen met een vuurwapen en/of die munitie en/of die patroonhouder en/of
een vuurwapen (meermaals) te laden en/of door te laden en/of eenmaal of meermalen de trekker van dat vuurwapen over te halen,
en/of hij, verdachte en/of zijn mededader(s) onvoldoende zorg heeft/ hebben betracht om te voorkomen dat het vuurwapen af kon gaan,
waarna verdachte en/of zijn mededader(s) dat vuurwapen op de heer [naam slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of (opnieuw) de trekker heeft/hebben overgehaald (zonder zich te vergewissen of dat vuurwapen (inmiddels)(door)geladen was) waardoor dat vuurwapen is afgegaan en voornoemde [naam slachtoffer] getroffen werd door een kogel uit dat vuurwapen,
waardoor het aan zijn/hun schuld te wijten is dat voornoemde [naam slachtoffer] zodanig letsel, te weten een schotverwonding in zijn gezicht heeft bekomen, dat deze [naam slachtoffer] aan de gevolgen daarvan is overleden;
Feit 2
hij op of omstreeks 16 mei 2022 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s), in de zin van de Vuurwapenverordening, en/of munitie in de zin van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad.

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsvrouw heeft niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het openbaar ministerie zich schuldig heeft gemaakt aan detournement du pouvoir door verdachte aan te houden voor een identificatieplicht, hem op het bureau te brengen voor identificatie, een foto te nemen van wat hij aan had op dat moment, en hem voorts heen te zenden en later de foto te gebruiken als bewijsmiddel in de onderhavige zaak, terwijl hij al verdachte was in de onderhavige zaak. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het openbaar ministerie zich schuldig heeft gemaakt aan discriminatie, nu sprake is geweest van een tunnelvisie jegens verdachte en alleen hij wordt vervolgd voor de ten laste gelegde feiten. Daarmee is het recht op een eerlijk proces van verdachte geschonden, aldus de raadsvrouw.
Het Gerecht is van oordeel dat uit het dossier niet is gebleken dat het openbaar ministerie zich schuldig heeft gemaakt aan detournement de pouvoir. Verdachte is aangehouden, omdat hij zich niet kon identificeren. Nadat hij op het bureau een identiteitsbewijs had getoond, werd hij nog dezelfde avond heengezonden. In het politiebureau bevinden zich camera’s. Verdachte is op deze beelden vastgelegd gedurende de tijd dat hij zich op het politiebureau bevond. Dat er een printje van die beelden in het onderhavige onderzoek voor de opsporing is gebruikt, wijst niet op enig misbruik van bevoegdheden, zodat van detournement de pouvoir geen sprake kan zijn.
Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd dat het openbaar ministerie het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden, omdat alleen verdachte vervolgd wordt, is het Gerecht van oordeel dat hiervan geen sprake is. Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat bij de beslissing om tot vervolging over te gaan gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld. Aan het openbaar ministerie komt een zelfstandige beslissingsbevoegdheid toe om na een onderzoek vervolging tegen een verdachte in te stellen. Weliswaar vindt deze ruime bevoegdheid zijn begrenzing in (onder andere) het gelijkheidsbeginsel, maar het enkele feit dat – zoals in casu is aangevoerd – een ander niet is vervolgd, brengt nog niet zonder meer mee dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden, waardoor verdachte geen eerlijk proces zou hebben gehad.
De verweren van de raadsvrouw worden verworpen.
Het Gerecht is van oordeel dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie acht dit bewezen op grond van:
het aantal personen dat zich op het erf van [naam medeverdachte 1] bevond;
camerabeelden;
de verklaring van [naam medeverdachte 1]
de verklaring van [naam getuige 1] ;
de verklaring van [naam getuige 2] ;
aangetroffen DNA van verdachte;
het wisselen van kleding door verdachte.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte veroordeeld zal worden tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Hij heeft voorts gevorderd dat de inbeslaggenomen kleding van verdachte aan hem worden teruggeven, en dat de inbeslaggenomen huls dient te worden onttrokken aan het verkeer. De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten integrale vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Vrijspraak
Op 16 mei 2022 omstreeks 20:30 uur heeft er zich een schietincident voorgedaan op het erf van [naam medeverdachte 1] gelegen aan de [adres]. Ten gevolge van dit schietincident is [naam slachtoffer] overleden. Het openbaar ministerie verdenkt verdachte ervan verantwoordelijk te zijn voor dit schietincident.
Het Gerecht is van oordeel dat voor de ten laste gelegde feiten onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Het Gerecht overweegt daartoe, aan de hand van de door de officier van justitie genoemde bewijsmiddelen, als volgt.
Ad. 1 en 2
Door de politie is een compilatie gemaakt van camerabeelden. Deze compilatie is deels ter zitting getoond, te weten vanaf het begin tot minuut 10:24. Het Gerecht is van oordeel dat de beelden veelal niet duidelijk genoeg zijn om verdachte te kunnen herkennen.
Voor zover de persoon die door het openbaar ministerie als verdachte wordt aangeduid inderdaad verdachte zou zijn, overweegt het Gerecht als volgt. Het erf van verdachte is gelegen naast het erf van [naam medeverdachte 1] alwaar het schietincident heeft plaatsgevonden. Uit het dossier volgt dat zich voorafgaand en ten tijde van het schietincident meerdere personen bevonden op het erf van verdachte, in ieder geval medeverdachte [naam medeverdachte 2] en een onbekend gebleven NN-man. Bovendien is op de camerabeelden te zien dat de persoon, die volgens het openbaar ministerie verdachte zou zijn, zich van minuut 7:51 tot minuut 7:57 op het erf van [naam medeverdachte 1] bevindt, en dat deze persoon op minuut 9:51 het erf van verdachte verlaat.
Op de camerabeelden wordt echter niet waargenomen dat deze persoon in de periode tussen minuut 7:57 tot minuut 9:51 het erf van [naam medeverdachte 1] via de [adres] of de [adres] verlaat dan wel het erf van verdachte via de [adres] betreedt. Het Gerecht stelt daarom vast dat het mogelijk is om beide erven achterom, en buiten het bereik van de camera’s, te betreden en te verlaten.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat zich slechts drie personen op het erf van [naam medeverdachte 1], en dus in de nabijheid van de auto waar het slachtoffer in zat, bevonden op het moment van het schot. Dat waren [naam getuige 2], [naam getuige 1] en verdachte.
Nu het erf van [naam medeverdachte 1]via het erf van verdachte -en andersom- te betreden was, staat het naar het oordeel van het Gerecht niet vast dat enkel deze drie personen zich op het erf van [naam medeverdachte 1] bevonden ten tijde van het schietincident. Immers, de mogelijkheid dat een persoon vanaf het erf van verdachte, achterom, het erf van [naam medeverdachte 1] heeft betreden, kan niet worden uitgesloten.
Ad. 3
Het Gerecht acht de verklaringen van medeverdachte [naam medeverdachte 1] onvoldoende betrouwbaar. [naam medeverdachte 1] heeft in totaal zeven verklaringen afgelegd en hij heeft op belangrijke onderdelen steeds wisselend en inconsistent verklaard. Het Gerecht zal de verklaringen van [naam medeverdachte 1] daarom niet voor het bewijs bezigen.
Ad. 4
[naam getuige 1] heeft vanaf het moment dat zij is aangekomen bij het erf van [naam medeverdachte 1] als bestuurster in haar auto gezeten. Op grond van de verklaring van[naam getuige 1] , inhoudende dat [naam getuige 2] naast haar auto stond ten tijde van het schietincident, heeft de officier van justitie [naam getuige 2] uitgesloten als mogelijke schutter. [naam getuige 1] heeft echter ook verklaard dat zij op het moment van het schot in gesprek was met [naam getuige 2] én verdachte die beiden naast haar auto stonden. In een nader verhoor bij de rechter-commissaris heeft zij deze verklaring gehandhaafd.
Het Gerecht heeft geen reden om aan de verklaring van [naam getuige 1] te twijfelen, nu zij consistent verklaard heeft.
Ad 5 en 6
Aan de binnenzijde van de raamgleuf aan de bestuurderszijde van de auto waar het slachtoffer in zat, is DNA van verdachte aangetroffen. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat verdachte bij de auto van slachtoffer is geweest. De officier van justitie heeft dit als een daderspoor beschouwd. Volgens de officier van justitie past dit bij de verklaring van [naam getuige 2], die bij de rechter-commissaris verklaard zou hebben dat zij verdachte meteen na het horen van het schot bij de auto van het slachtoffer zag staan en verdachte hoorde zeggen: “[naam], are you good?”
Het Gerecht overweegt dat [naam getuige 2] bij de rechter-commissaris echter ook heeft verklaard dat zij ten tijde van het schot, bij [naam getuige 1] stond en in de richting van [naam getuige 1] keek. Omdat ze zag dat [naam getuige 1] schrok van het schot, is ze voor de auto van [naam getuige 1] langs gelopen en in de auto van [naam getuige 1] gestapt. Toen heeft ze voor zich gekeken, en zag ze verdachte bij de auto van het slachtoffer staan. Ze hoorde dat verdachte toen aan het slachtoffer vroeg: “[naam], are you good?”. Bij de politie heeft zij verklaard dat ze verdachte naast de auto van het slachtoffer zag staan, en dat verdachte aan het slachtoffer vroeg: “Bro, are you good?”, terwijl verdachte het slachtoffer schudde.
Gelet op de verklaringen van [naam getuige 2] valt niet uit te sluiten dat verdachte, nadat er geschoten was, naar de auto van het slachtoffer is gelopen, en hem heeft gevraagd of alles in orde was, terwijl hij het slachtoffer schudde. Daarbij kan voorts niet worden uitgesloten dat verdachte toen met zijn lichaam de raamgleuf van de auto van het slachtoffer heeft aangeraakt, waardoor zijn DNA op de raamgleuf terecht is gekomen.
Ad. 7
Tot slot constateert het Gerecht dat verdachte die avond zijn kleding heeft gewisseld. Deze constatering is echter onvoldoende om te kunnen stellen dat verdachte de schutter is geweest.
Gelet op het voorgaande zal het Gerecht verdachte integraal vrijspreken van de ten laste gelegde feiten wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.

In beslag genomen voorwerpen

Aan de orde zijn voorts de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een huls en kleding.
De huls is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van de huls is in strijd met de wet en/of het algemeen belang. Het Gerecht zal de huls daarom onttrekken aan het verkeer.
Het Gerecht is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan verdachte van de in beslag genomen kleding. Daarom zal daarvan de teruggave aan verdachte worden gelast.

Schadevergoeding

De benadeelde partij [naam] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt USD 7.680 aan materiele schade, te weten uitvaartkosten.
Nu het Gerecht verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde handelen, waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een huls;
gelast de teruggave van de kleding aan verdachte;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. H.G. Eskes, bijgestaan door mr. A.H.A. van Roessel, griffier, en op 5 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht te Sint Maarten.