ECLI:NL:OGEAM:2023:76

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
100.00418/22
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met zwaar lichamelijk letsel en vrijspraak van poging tot moord

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op Dominica en thans gedetineerd op Sint Maarten, heeft het Gerecht in eerste aanleg op 23 maart 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft een poging tot doodslag die plaatsvond op 3 augustus 2022. De verdachte heeft de benadeelde partij, [naam slachtoffer], met een scherp voorwerp, vermoedelijk een hakmes, meermalen verwond, waaronder het afkappen van de linkerhand van het slachtoffer. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 24 november 2022 en 2 maart 2023, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.K.A. Hart. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de poging tot doodslag, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. Het Gerecht heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld, en heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord. Echter, het Gerecht achtte de poging tot doodslag wel bewezen, gezien de aard van de verwondingen en de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van het voorarrest, en het in beslag genomen hakmes is onttrokken aan het verkeer. Tevens is er een schadevergoeding van NAf 50.000,- toegewezen aan de benadeelde partij, die blijvend letsel heeft opgelopen door de aanval.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00418/22
Uitspraak: 23 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] 199 te Dominica,
wonende [adres] te sint Maarten,
thans gedetineerd in het huis van bewaring op Sint Maarten.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2022 en 2 maart 2023. Verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.K.A. Hart, advocaat te Sint Maarten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is – na een ter terechtzitting toegewezen nadere omschrijving van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 3 augustus 2022 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, opzettelijk en -al dan niet- met voorbedachten rade, [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een kapmes en/of een hakmes en/of slagermes, althans een scherp en/of puntig voorwerp voornoemde [naam slachtoffer] met kracht
- in de hals en/ of
- in/ aan/ op het hoofd en/ of
- in/ op het voorhoofd en/of
- in de schouders en/of de armen
- heeft gesneden en/of (neer)gestoken en/of
- de hand van die [naam slachtoffer] heeft af gekapt en/of af gesneden,
terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 3 augustus 2022 te Sint Maarten, aan een persoon, te weten [naam slachtoffer], opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere (diepe) steek- en/of snijverwondingen aan zijn hoofd en/ of lichaam en/of een geamputeerde hand heeft toegebracht, door, met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met een kapmes en/of een hakmes en/of slagermes althans een scherp en/of puntig voorwerp, [naam slachtoffer]:
- met kracht in de hals te snijden en/of steken en/of
- met kracht in het hoofd te snijden en/of steken en/of
- met kracht in het voorhoofd te snijden en/of steken en/of
- met kracht in de schouders en/of de armen te snijden en/of steken en/of
- met kracht zijn hand af te kappen/ snijden.

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak van poging tot moord

Het Gerecht acht, in navolging van de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [naam slachtoffer] met voorbedachte raad heeft gestoken en zijn linkerhand heeft afgekapt, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van de onder het primair ten laste gelegde poging tot moord.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder het primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van de onder het primair ten laste gelegde poging tot doodslag, aangezien verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van [naam slachtoffer]. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht met dien verstande dat geen sprake is geweest van vol opzet.
Beoordeling door het Gerecht
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
hij op
of omstreeks3 augustus 2022 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, opzettelijk
en -al dan niet- met voorbedachten rade, [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met
een kapmes en/ofeen hakmes
en/of slagermes,
althans een scherp en/of puntig voorwerpvoornoemde [naam slachtoffer] met kracht
- in de hals en/ of
- in/aan/op het hoofd en
/ of
- in/ op het voorhoofd en
/of
- in de schouders en
/ofeendearm
en
- heeft gesneden en
/of (neer)gestoken en
/of
- de hand van [naam slachtoffer] heeft af gekapt
en/of af gesneden,
terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
De verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 2 maart 2023, voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik had een discussie met [naam slachtoffer] . Ik had een mes in mijn handen, omdat ik aan het barbecueën was. Ik heb het mes gebruikt. Ik heb namelijk met het mes in mijn handen gezwaaid richting [naam slachtoffer] en hem een aantal keer geslagen.
Een proces-verbaal van aangifte door [naam slachtoffer], voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven [2] :
He pulls a big thing. That thing you does chop the chicken with. We continued going back and forth arguing with each other. After he saw that I was not coming on the road he just come to me hold me, grab me off the meter and started chopping me up. Chop up my hand, take off my hand. I don't even have a hand. Then I felt weak and I just had to drop on the road and wait for the ambulance.
Eigen waarneming van het Gerecht met betrekking tot zich in het dossier bevindende foto’s waarop de verwondingen van het [naam slachtoffer] zijn vastgelegd [3] :
Omschrijving: gehechte wond boven aan voorhoofd rechts, twee gehechte wonden boven op het hoofd, gehechte wond op het linker achterhoofd, gehechte wond op de linker schouder, in verband verpakte linker onderarm zonder hand, gehechte wond op rechter schouder, meerdere verwondingen rechter onderarm, afgehakte hand.
Formulier medische informatie d.d. 8 april 2022, voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
[naam slachtoffer] is onderzocht op 8 maart 2022.
Het letsel had de dood kunnen veroorzaken. Voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden is waarschijnlijk.
De eigen waarneming van het Gerecht met betrekking tot de camerabeelden, voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven [4] :
Omstreeks 22:31:21 uur:
Te zien is dat [naam slachtoffer] met zijn armen over elkaar op het muurtje zit. Verdachte valt [naam slachtoffer] aan. Hij slaat [naam slachtoffer] met het hakmes op het hoofd. Met zijn andere hand heeft hij [naam slachtoffer] vast. [naam slachtoffer] probeert de klappen met het mes te ontwijken. Verdachte blijft [naam slachtoffer] slaan en hem vasthouden. Als [naam slachtoffer] probeert weg te komen, valt hij op de grond. Verdachte blijft op [naam slachtoffer] inslaan, en hakt de linkerhand van [naam slachtoffer] af. Te zien is dat verdachte in totaal zeventien keer met het mes op [naam slachtoffer] heeft ingeslagen met het hakmes.
Bewijsoverweging
Het door de verdediging ingenomen standpunt, inhoudende dat verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van [naam slachtoffer], kan niet worden gevolgd. Uit de aard van de gedragingen van verdachte, zoals waargenomen op de camerabeelden, volgt dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte vol opzet heeft gehad op het doden van het slachtoffer.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair
Poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Motivering van de sanctie

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, uitgaande van een soortgelijke bewezenverklaring, gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaren met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het Gerecht verzocht in geval van een bewezenverklaring rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de geëiste straf enigszins te matigen. De verdediging heeft het Gerecht daarnaast verzocht om, nu verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, het advies van de psychiater te volgen en een maatregel op de leggen waarbij sprake is van een verplichte behandeling tijdens de gevangenisstraf.
Overwegingen van het Gerecht
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een “poging tot doodslag” waarbij sprake is van blijvende invaliditeit, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes tot acht jaren gegeven.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft het slachtoffer aangevallen met een hakmes en heeft met dat mes zeventien keer op het hoofd en het lichaam van het slachtoffer geslagen, waarbij hij de linkerhand van het slachtoffer heeft afgehakt.
Het slachtoffer heeft ter terechtzitting verwoord wat voor aanzienlijke gevolgen het handelen van verdachte heeft gehad. Hij is door het verlies van zijn linkerhand blijvend invalide geworden en hij kan zijn rechterhand, waaraan hij ook verwondingen heeft opgelopen, nog altijd niet optimaal gebruiken. Zijn functioneren in het dagelijks leven en zijn werkzame leven is door toedoen van verdachte enorm beperkt.
Daarnaast versterkt een dergelijk feit de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid.
Het Gerecht rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft het Gerecht in het bijzonder gelet op de strafkaart van verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Daarnaast heeft het Gerecht kennis genomen van het over verdachte opgestelde rapport van de psychologen S. Wichard en H. Linkels, gedateerd 25 februari 2023, en het door psychiater F.G.M. Heijtel over verdachte opgemaakte rapport, gedateerd 5 december 2022 en de aanvulling daarop, gedateerd 29 december 2022.
De psychologen hebben onder meer gerapporteerd dat verdachte een zeer belast verleden heeft, waarbij hij geen andere manieren heeft aangeleerd om met zijn gevoelens om te kunnen gaan. Hij past toe wat hij geleerd heeft; agressie. De psychologen beoordelen verdachte als volledig toerekeningsvatbaar omdat verdachte voldoende intelligent is om onderscheid te kunnen maken tussen het toelaatbare en niet- toelaatbare in de samenleving, zo begrijpt het Gerecht.
De psychiater heeft gerapporteerd dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor een psychiatrische stoornis in de zin van psychosen, stemmingsstoornissen of angst stoornissen. Er lijkt vooral sprake te zijn van persoonlijkheidsproblematiek waarbij de agressieregulatie van onderzochte niet goed is geïntegreerd in zijn persoonlijkheid. Hij is daarbij impulsief en hij reageert fysiek op frustraties en vermeende provocaties. De psychiater adviseert om het delict aan verdachte, op grond van zijn verstoorde agressieregulatie, licht verminderd aan te rekenen. Op zich blijft verdachte verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag maar zijn persoonlijkheidsproblematiek speelt hem al langere tijd parten bij het omgaan met en het oplossen van interpersoonlijke conflicten, aldus de psychiater. Volgens de psychiater is de recidivekans op nieuwe agressieve delicten aanwezig, wanneer verdachte niet behandeld wordt. Verdachte zou gedurende zijn detentie intensieve begeleiding en behandeling moeten krijgen om de recidivekans te verlagen. Opsluiten zonder behandeling en begeleiding zou tot verstrekkende gevolgen voor de samenleving leiden als verdachte weer in vrijheid wordt gesteld. De psychiater acht het daarom wenselijk dat verdachte reeds tijdens de detentie begeleid en behandeld wordt voor wat betreft zijn verstoorde agressieregulatie.
Het Gerecht is van oordeel dat het zeer agressieve handelen van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde, zoals te zien is op de ter terechtzitting getoonde camerabeelden, blijk geeft van de verstoorde agressieregulatie van verdachte. Het Gerecht kan zich daarom verenigen met het advies van de psychiater om het delict verdachte licht verminderd aan te rekenen.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Hoewel het Gerecht ook van oordeel is dat behandeling van verdachte ’s verstoorde agressieregulatie noodzakelijk is om de kans op recidive te beperken, biedt de op te leggen straf geen ruimte om een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen zodat het Gerecht die behandeling niet als voorwaarde bij een voorwaardelijk deel van de straf aan verdachte kan opleggen. Daarom adviseert het Gerecht, in navolging van de psychiater, om verdachte reeds tijdens zijn detentie te begeleiden en te behandelen voor wat betreft zijn verstoorde agressieregulatie.
Het Gerecht acht de eis van de officier van justitie, gelet op de ernst en de gevolgen van het feit, begrijpelijk. Echter, gelet op het feit dat verdachte een first offender is en het delict hem in licht verminderde mate dient te worden toegerekend, zal het Gerecht de eis van de officier van justitie enigszins matigen.
Alles afwegende is het Gerecht daarom van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.

In beslag genomen voorwerpen

Aan de orde is voorts de onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een hakmes.
Het hakmes is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Met behulp van het hakmes is het bewezenverklaarde begaan. Het ongecontroleerde bezit van het hakmes is bovendien in strijd met de wet. Het Gerecht zal het hakmes daarom onttrekken aan het verkeer.

Schadevergoeding

De benadeelde partij, [naam slachtoffer], heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding wegens immateriële schade, omdat hij zijn hand verloren is en niet meer kan werken. De vordering bedraagt NAf 50.000,-.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen. De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat [naam slachtoffer] zwaar letsel heeft opgelopen als gevolg van het handelen van verdachte. Hij is blijvend invalide en zijn dagelijks functioneren is hierdoor aanzienlijk beperkt. Het Gerecht is derhalve van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde nadeel heeft geleden dat niet in vermogensschade bestaat.
De gevorderde immateriële schade komt het Gerecht, gelet op de gevolgen van het bewezenverklaarde voor de benadeelde partij, billijk voor. De vordering tot schadevergoeding zal dan ook volledig worden toegewezen.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 1:74, 1:75, 1:78, 1:119 en 2:259 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor onder bewezenverklaring is beschreven, heeft begaan;
verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
8 (acht) jaren;
beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten het hakmes;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [naam slachtoffer] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 50.000 (zegge: vijftigduizend gulden ), en veroordeelt verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
legt aan verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 50.000 (zegge: vijftigduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
285 (tweehonderdvijfentachtig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. H.G. Eskes, bijgestaan door mr. A.H.A. van Roessel, griffier, en op 23 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht te Sint Maarten.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten (Team Algemene Divisie) d.d. 19 september 2022, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 214/JD/22 en de onderzoeksnaam ‘JAFAAR-22’.
2.Proces-verbaal van aangifte door [naam slachtoffer] d.d. 4 augustus 2022, bijlage 4 van het dossier
3.Eigen waarneming van het Gerecht m.b.t. foto’s van het letsel van [naam slachtoffer, welke foto’s zich bevinden in de fotomap verwondingen van het [naam slachtoffer] [naam slachtoffer], gefotografeerd in het Sint Maarten Medical Center op 4 augustus 2022, bijlage 09 van het dossier.
4.Eigen waarneming van het Gerecht m.b.t. camerabeelden gedaan op het onderzoek ter terechtzitting d.d. 2 maart 2023