ECLI:NL:OGEAM:2023:7

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
SXM202200046- Lar 10/2022
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties inzake informatieverzoek

In deze zaak hebben eiseressen, vertegenwoordigd door mr. P.P. Soons, beroep ingesteld tegen een beslissing van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) van Sint Maarten. De zaak betreft een brief van 6 december 2021 waarin het MOT verzocht om informatie met betrekking tot de Ultimate Beneficial Owner (UBO) van eiseressen. Eiseressen betogen dat deze brief moet worden aangemerkt als een beschikking in de zin van artikel 3 lid 1 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), omdat deze gericht is op rechtsgevolg.

De procedure begon op 17 januari 2022 met de indiening van een pro-forma beroepschrift. Na de indiening van gronden en een verweerschrift door het MOT, vond op 28 november 2022 een mondelinge behandeling plaats. Eiseressen stelden dat het MOT ten onrechte meent dat zij als niet-financiële dienstverlener verplicht zijn om het UBO-formulier in te vullen. Het MOT daarentegen voerde aan dat de brief geen beschikking is, omdat deze niet gericht is op enig rechtsgevolg.

Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft op 16 januari 2023 uitspraak gedaan. Het Gerecht oordeelde dat de brief van 6 december 2021 geen beschikking is in de zin van de Lar, omdat deze niet gericht is op het creëren van rechtsgevolg. Hierdoor werd het beroep van eiseressen niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 16 januari 2023
Zaaknummer: SXM202200046-LAR00010/2022
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:

1. BZSE ATTORNEYS AT LAW,

2. LAW FACTORY (OPERATIONS) N.V.,

3. ZWANIKKEN JURA N.V.,

4. SNOW JURA N.V.,

5. ATTORNEYS ANONYMOUS B.V.,

6. PHAROS LEGAL B.V.,

eiseressen,
gemachtigde: mr. P.P. SOONS,
tegen
HET MELDPUNT ONGEBRUIKELIJKE TRANSACTIES SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigden: drs. L.M.I. STELLA en mr. S. KHODABAKS,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De brief van 6 december 2021 behelzende een vordering/verzoek tot het verschaffen van informatie

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 17 januari 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend pro-forma beroepschrift (met producties) hebben eiseressen tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 30 mei 2022 zijn de gronden ingediend.
2.2.
Op 21 september 2022 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Op 21 november 2022 is namens eiseressen aanvullende producties in het geding gebracht.
2.4.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 28 november 2022. Partijen zijn bij hun gemachtigden voornoemd verschenen en hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.5.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
BZSE is een openbare vennootschap met vijf vennoten die allen rechtspersonen zijn. BZSE is een samenwerkingsverband.
3.2.
Het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (hierna: MOT) is een uitvoerende dienst, vallend binnen het ministerie van Justitie. MOT voert zijn taken en werkzaamheden uit in het kader van het voorkomen en bestrijden van witwassen en de financiering van terrorisme. Daartoe is MOT bevoegd tot het verzamelen, registreren, bewerken en analyseren van gegevens die het MOT verkrijgt teneinde daaraan een meerwaarde toe te voegen en te bezien of deze gegevens van belang kunnen zijn voor het voorkomen en bestrijden van witwassen, de financiering van terrorisme, en de hieraan ten grondslag liggende misdrijven.
3.3.
In het e-mail bericht van 6 december 2021 is vermeld dat ingevolge artikel 3, lid 2, onder a, LvMOT, verweerder bevoegd is tot het uitoefenen van toezicht op de naleving van de meldingslandsverordeningen door niet-financiële dienstverleners, gericht op voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering. Verweerder heeft daartoe een formulier opgesteld om informatie van uiteindelijk begunstigden te verzamelen. Verzocht wordt om het formulier in te vullen.

4.Het geschil

4.1.
Eiseressen hebben het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen.
4.2.
Eiseressen leggen daaraan het volgende ten grondslag. Uit de email, brief en UBO formulier volgt dat MOT van mening is dat BZSE, als niet financiële dienstverlener, het UBO formulier moet invullen. De brief is dus gericht op rechtsgevolg en aan alle vereisten van artikel 3 Lar is voldaan, aldus eiseressen.
4.3.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot niet- ontvankelijkheid dan wel ongegrondverklaring van het beroep.
4.4.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
Ingevolge artikel 3, lid 1 van de Lar wordt verstaan onder beschikking: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
5.2.
Het Gerecht is met verweerder van oordeel dat voormelde brief van 6 december 2021 geen beschikking is in de zin van artikel 3 lid 1 van de Lar. Deze brief is gelet op de bewoording en de inhoud, niet gericht op enig rechtsgevolg. De brief van 6 december 2021 behelst een verzoek tot aanleveren van Ultimate Beneficial Owner (UBO) gegevens van eiseressen. Het verzoek is per brief in een e-mail met een bijgaande UBO formulier gedaan aan alle onder toezicht gestelden, de zogenoemde Designated Non-Financial Businesses and Professions van verweerder. Daarmee is de brief niet op het in het leven roepen van enig rechtsgevolg gericht en is aldus niet aan te merken als een beschikking waartegen beroep ingesteld kon worden.
5.3.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep niet-ontvankelijk is.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 16 januari 2023.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.