In deze zaak hebben eiseressen, vertegenwoordigd door mr. P.P. Soons, beroep ingesteld tegen een beslissing van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) van Sint Maarten. De zaak betreft een brief van 6 december 2021 waarin het MOT verzocht om informatie met betrekking tot de Ultimate Beneficial Owner (UBO) van eiseressen. Eiseressen betogen dat deze brief moet worden aangemerkt als een beschikking in de zin van artikel 3 lid 1 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), omdat deze gericht is op rechtsgevolg.
De procedure begon op 17 januari 2022 met de indiening van een pro-forma beroepschrift. Na de indiening van gronden en een verweerschrift door het MOT, vond op 28 november 2022 een mondelinge behandeling plaats. Eiseressen stelden dat het MOT ten onrechte meent dat zij als niet-financiële dienstverlener verplicht zijn om het UBO-formulier in te vullen. Het MOT daarentegen voerde aan dat de brief geen beschikking is, omdat deze niet gericht is op enig rechtsgevolg.
Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft op 16 januari 2023 uitspraak gedaan. Het Gerecht oordeelde dat de brief van 6 december 2021 geen beschikking is in de zin van de Lar, omdat deze niet gericht is op het creëren van rechtsgevolg. Hierdoor werd het beroep van eiseressen niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.