ECLI:NL:OGEAM:2023:69

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
SXM202201322- Lar 292/2022
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Lob-verzoek tot verkrijging van documenten door een bestuursorgaan

In deze zaak heeft St. Maarten Shipyard N.V. een Lob-verzoek ingediend om informatie en documenten te verkrijgen van de Minister van Volkswoning, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur van Sint Maarten. De minister heeft het verzoek op 30 september 2022 niet-ontvankelijk verklaard, met het argument dat de uitgifte van erfpachtrechten geen bestuurlijke aangelegenheid is. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij verzocht om vernietiging van de beschikking en om een nieuwe beslissing van de minister. De procedure omvatte een beroepschrift ingediend op 7 november 2022, een verweerschrift van de minister op 15 februari 2023, en een mondelinge behandeling op 19 juni 2023.

Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft op 31 juli 2023 uitspraak gedaan. Het Gerecht oordeelde dat de indiener van een Lob-verzoek niet verplicht is om een belang aan te tonen bij het verkrijgen van documenten. Aangezien eiseres de gevraagde documenten nog niet had ontvangen, had zij nog steeds belang bij de procedure. Het Gerecht concludeerde dat de minister ten onrechte het verzoek niet inhoudelijk had behandeld en dat het beroep gegrond was. De minister werd opgedragen om binnen acht weken een inhoudelijke beslissing te nemen op het verzoek van eiseres. Daarnaast werd de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres, vastgesteld op NAf 1.400,-- en een vergoeding van het griffierecht van NAf 150,--.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 31 juli 2023
Zaaknummer: SXM202201322-LAR00292/2022
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
ST. MAARTEN SHIPYARD N.V.,
eiseres,
gemachtigden: mrs. L.G.J. BERMAN en D. KIST,
tegen
DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING, MILIEU EN INFRASTRUCTUUR VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. Z.J.A. BARY,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 30 september 2022 waarbij het Lob-verzoek ter verkrijging van informatie c.q. documenten niet-ontvankelijk is verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Namens eiseres is op 7 november 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een beroepschrift (met producties) ingediend als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 15 februari 2023 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 19 juni 2023. Partijen zijn bij hun gemachtigde voornoemd verschenen.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

- Eiseres heeft bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 14 september 2021 van het Gerecht in eerste aanleg, waarbij eiseres is veroordeeld tot ontruiming van de door haar occupeerde (erfpacht)percelen en tot betaling van de verschuldigde canon. Eiseres is van dit vonnis in hoger beroep gegaan. Op de hoger beroep is er inmiddels beslist. De zaak loopt thans in cassatie.
- In het verzoek van 1 december 2021 heeft eiseres verzocht om verstrekking van - kort samengevat – informatie en/of documenten met betrekking tot de uitgifte in erfpacht door verweerder in het bijzonder gelegen aan de Airport Road in Sint Maarten in het bijzonder meetbriefnummers 279, 210 en 63/1993 en 185-187/2006 en 395/1996 en 57/1993 en 231/1995.
- Verweerder heeft nagelaten op het Lob-verzoek te beslissen. Tegen het uitblijven van een beschikking op haar verzoek heeft eiseres een beroepschrift ingediend. Het Gerecht heeft bij uitspraak van 22 juli 2022 verweerder opgedragen om binnen tien weken een beschikking op het verzoek van eiseres te geven.
- Verweerder heeft bij brief van 30 september 2021 het Lob-verzoek niet-ontvankelijk verklaard omdat uitgifte van erfpachtrechten een beschikking is ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling en daarmee geen bestuurlijke aangelegenheid.
-Bij uitspraak van 9 december 2022 (SXM202201323- Lar 293/2022) heeft de voorlopige voorzieningenrechter van het Gerecht het verzoek tot schorsing van de beschikking afgewezen.

4.Het geschil

4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak met veroordeling van de proceskosten.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot onbevoegdheid van het Gerecht c.q. ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Artikel 3 Landsverordening openbaar van bestuur (hierna: Lob) luidt:
een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, richten tot het bestuursorgaan of tot de onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame departementen, diensten, bureaus of instellingen.
5.2.
Het Gerecht overweegt dat uit het dossier, uit de uitspraak op het verzoek tot voorlopige voorziening van 9 december 2022 en hetgeen ter zitting is besproken, is gebleken dat het verzoek van eiseres is ingegeven ter verkrijging van stukken van verweerder die ingebracht kunnen worden in een civiele procedure die aanhangig is gemaakt en waarvan het cassatie beroep nog loopt.
5.3.
Het Gerecht overweegt voorts dat ingevolge vaste jurisprudentie de indiener van een Lob verzoek niet gehouden is een belang te stellen bij het verkrijgen van die documenten. Nu eiseres de gevraagde document (nog) niet heeft ontvangen heeft zij nog belang. Wat zij met de documenten wil doen indien zij ze krijgt, is voor de beoordeling van haar belang bij deze procedure niet relevant.
5.4.
Verweerder heeft eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat zij heeft gesteld dat, nu het Hof heeft geoordeeld dat geen beroep bij de bestuursrechter openstaat in procedures met betrekking tot uitgifte van het recht van erfpacht, het verzoek van eiseres geen bestuurlijke aangelegenheid betreft zoals bedoeld wordt in artikel 3 van de Lob. De verzoeken van eiseres kunnen daarom niet worden ingewilligd en eiseres kan niet ontvangen worden bij het verzoek.
5.5.
Het Gerecht is van oordeel dat een verzoek op grond van de Lob ziet op het verkrijgen van documenten van de overheid. Dat bij geschil over de uitgifte van erfpacht de rechtsgang naar de bestuursrechter niet openstaat maakt niet dat verweerder niet gehouden kan worden onder de Lob om bepaalde documenten openbaar te maken. Verweerder heeft dan ook ten onrechte het verzoek van eiseres niet inhoudelijk behandeld. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Verweerder zal worden opgedragen om binnen acht weken alsnog een inhoudelijke beslissing te nemen op het verzoek van eiseres.
5.6.
Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,-- zijnde 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting. Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eiser NAf 150,--dient te betalen als vergoeding van het door haar gestorte griffierecht.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
draagt verweerder op om binnen 8 weken een beslissing te nemen op het verzoek van eiseres;
bepaalt dat verweerder aan eiseres zal betalen een bedrag ad NAf 1.400,-- en een bedrag van NAf 150,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 31 juli 2023.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.