ECLI:NL:OGEAM:2023:66

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
SXM202200896- Lar 222/2022
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor gezinsvorming

In deze zaak heeft eiser, geboren in Jamaica, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinsvorming. De aanvraag, ingediend op 30 maart 2022, werd door de Minister van Justitie van Sint Maarten afgewezen op 28 juli 2022. Eiser heeft sinds 2014 rechtmatig verblijf in Sint Maarten, maar zijn laatste verblijfsvergunning was geldig tot 23 juni 2020. Eiser is eerder veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf voor poging doodslag en vuurwapenbezit. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 juni 2023, waarbij zowel eiser als verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Het uitlandigheidsvereiste werd aan eiser tegengeworpen, aangezien hij niet had aangetoond dat het onmogelijk was om een aanvraag in te dienen tijdens zijn detentie. Daarnaast heeft het Gerecht geoordeeld dat eiser onvoldoende middelen van bestaan heeft en dat zijn veroordeling voor ernstige misdrijven een risico voor de openbare orde met zich meebrengt. Eiser kon niet aantonen dat hij zijn familieleven op Sint Maarten zou voortzetten, aangezien zijn echtgenote vermoedelijk in het buitenland verblijft. Het beroep is ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 31 juli 2023
Zaaknummer: SXM202200896-LAR00222/2022
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. B.B. BROOKS,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M. MARICA,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 28 juli 2022 waarbij de aanvraag van eiser tot verlenen van een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinsvorming, ingediend 30 maart 2022, is afgewezen.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 2 augustus 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend pro-forma beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 19 september 2022 heeft eiser de beroepsgronden aangevuld.
2.2.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 19 juni 2023. Eiser is bij gemachtigde verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde en heeft op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.3.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] te Jamaica en heeft de Jamaicaanse nationaliteit.
3.2.
Eiser is op 2 mei 2014 gehuwd met [naam echtgenote]. Binnen dit huwelijk is op 17 december 2014 een kind geboren.
3.3.
Eiser heeft sedert 2014 rechtmatig verblijf met als doel verblijf bij echtgenote [naam echtgenote], laatstelijk geldig tot 23 juni 2020.
3.4.
Eiser is bij vonnis van 4 september 2019 veroordeeld voor poging doodslag en vuurwapenbezit tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren onvoorwaardelijk.
3.5.
Eiser heeft op 30 maart 2022 een verzoek ingediend voor een v.t.t.v. met als doel verblijf bij echtgenote. Verweerder heeft dit verzoek bij beschikking van 28 juli 2022 afgewezen.

4.Het geschil

4.1.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
Niet in geschil is dat de laatst verleende v.t.t.v. geldig was tot 23 juni 2020. Voorts is niet in geschil dat eiser op 30 maart 2022 een verzoek tot v.t.t.v. heeft ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag beschouwd als een zogenaamde eerste aanvraag waarbij die in het buitenland dient te worden afgewacht.
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder het uitlandigheidsvereiste aan eiser kan tegenwerpen. Niet is gebleken dat tijdens detentie het onmogelijk geacht dient te worden om een aanvraag tot verblijf in te dienen. Eiser is bijgestaan door een raadsvrouw en ook overigens valt niet in te zien dat zijn echtgenote geen gelegenheid had om tijdig een aanvraag in te dienen. Dat andere gedetineerden aan het eind van hun detentie in de gelegenheid zijn gesteld door verweerder om een verblijfsvergunning aan te vragen, zo eiser stelt, maakt niet dat verweerder het uitlandigheidsvereiste niet aan eiser kan tegenwerpen. Niet gebleken is van een vaste gedragslijn die verweerder zou hanteren bij gedetineerde vreemdelingen en een beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt nu verweerder gemotiveerd heeft onderbouwd dat er geen sprake is van gelijke omstandigheden dat wel gevallen. De beroepsgrond faalt.
5.2.
Naar het oordeel van het Gerecht heeft verweerder voorts op goede gronden mogen aannemen dat eiser onvoldoende middelen van bestaan heeft en daarmee niet aan de voorwaarden voor toelating voldoet. Nu ook zijn echtgenote onvoldoende middelen van bestaan heeft om aan het inkomensvereiste te voldoen, kon verweerder dit ten grondslag leggen aan de afwijzing van de aanvraag.
5.3.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat eiser is veroordeeld tot vijf jaren gevangenisstraf voor poging doodslag en bezit van een vuurwapen op zichzelf voldoende grond oplevert om de aanvraag met het oog op de openbare orde af te wijzen. Het Gerecht is van oordeel dat gezien de aard van het strafbare feit en de zwaarte van de veroordeling verweerder op goede grond heeft kunnen concluderen tot gevaar voor de openbare orde. Dat eiser in aanmerking komt voor vervroegde invrijheidstelling maakt dit niet anders. De beoordeling tot vervroegde invrijheidstelling is een geheel ander toetsingskader waarbij verschillende factoren een rol spelen dan de beoordeling van een aanvraag tot verblijf. Het Gerecht is van oordeel dat verweerder hier geen acht op hoeft te slaan bij haar beslissing aanvraag rechtmatig verblijf. Voorts heeft verweerder meegewogen dat eiser over onvoldoende middelen van bestaat beschikt en zijn echtgenote niet aan het middelen vereiste voldoet. Ter zitting heeft verweerder voorts onweersproken gesteld dat de echtgenote van eiser hoogstwaarschijnlijk niet meer op Sint Maarten verblijft nu zij sinds 17 mei 2022 in het buitenland verblijft. Eiser heeft aldus niet kunnen onderbouwen dat hij zijn familieleven zal voortzetten op Sint Maarten. Gelet hierop heeft verweerder zich bij de afwijzing van de aanvraag voldoende rekenschap gegeven van de persoonlijke belangen van eiser.
5.4.
Voor zover eiser een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel is het Gerecht van oordeel dat niet gebleken is van een gelijk geval waarop eiser zich zou kunnen beroepen. De beroepsgrond faalt.
5.5
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 31 juli 2023.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.