ECLI:NL:OGEAM:2023:61

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
SXM202200446- Lar 97/2022
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor tijdelijk verblijf van een minderjarige in het kader van gezinshereniging

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en de Minister van Justitie van Sint Maarten. De moeder, in haar hoedanigheid als wettelijke vertegenwoordiger van haar minderjarige kind, had bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van een aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (v.t.t.v.) die eerder door de Minister was afgewezen. De aanvraag was ingediend met het doel gezinshereniging te realiseren. De minderjarige was ten tijde van de beschikking op bezwaar 16 jaar oud en sprak geen Nederlands of Engels, wat de kans op succesvolle integratie in het middelbaar onderwijs verkleinde. Het Gerecht oordeelde dat de Minister niet onterecht had gesteld dat de minderjarige niet voldeed aan de voorwaarden zoals gesteld in de Richtlijnen, waaronder de vereiste om ingeschreven te zijn op een lokale school. Het Gerecht concludeerde dat de feitelijke gezinsband tussen de moeder en de minderjarige als verbroken moest worden beschouwd, aangezien de scheiding meer dan vijf jaar had geduurd. De moeder had onvoldoende bewijs geleverd dat de situatie op Haïti zodanig was dat de minderjarige daar niet meer kon verblijven. Uiteindelijk werd het beroep van de moeder ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 5 juli 2023
Zaaknummer: SXM202200446-LAR00097/2022
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[naam moeder],in haar hoedanigheid als wettelijke vertegenwoordigster van de minderjarige
[naam minderjarige],
samen te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. B. BROOKS,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 11 februari 2022, waarbij verweerder het bezwaarschrift van eiseres, gericht tegen de beschikking van 16 april 2021 inhoudende afwijzing aanvraag vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: vttv), kennelijk ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 29 maart 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend pro-forma beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 7 juni 2022 zijn de gronden ingediend.
2.2.
Op 1 maart 2023 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 20 maart 2023. Eiseres is bij gemachtigde voornoemd verschenen. Verweerder is verschenen bij mr. Richardson, gemachtigde.
2.4.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Het Gerecht gaat uit van de navolgende vaststaande feiten.
  • Eiseres, de moeder van de minderjarige [naam minderjarige], is van Haïtiaanse nationaliteit en heeft sedert 2013 rechtmatig verblijf op Sint Maarten.
  • De minderjarige [naam minderjarige] is geboren op [geboortedatum] en heeft de Haïtiaanse nationaliteit.
- Op 17 december 2020 is ten behoeve van de minderjarige een aanvraag ingediend voor een v.t.t.v. met als doel gezinshereniging bij moeder. Deze aanvraag heeft verweerder op 16 april 2021 afgewezen. Bij brief van 10 juni 2021 heeft eiseres bezwaar aangetekend tegen de afwijzende beschikking. Bij beschikking op bezwaar van 11 februari 2022 heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard.

4.Het geschil

4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak en verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
De beroepsgrond die ziet op de betwisting van het ouderlijk gezag behoeft geen verdere bespreking nu verweerder heeft aangegeven dat er van uit dient te worden gegaan dat eiseres het eenhoofdig gezag heeft over de minderjarige.
5.2.
Ingevolge artikel 4.8 van de Richtlijnen dient ten aanzien van kinderen, voor wie toelating aangevraagd is, te worden aangetoond dat zij aangemeld en/of ingeschreven zijn op een lokale school. Voorts is in artikel 4.10 de feitelijke gezinsband nader omschreven. Daarbij hanteert verweerder de grens van 5 jaar: indien de scheiding tussen ouder en kind langer dan 5 jaar geduurd heeft, dan wordt aangenomen dat het gezinsverband is verbroken. Het Gerecht acht dit beleid niet onredelijk.
5.3.
Het Gerecht stelt vast dat de feitelijk gezinsband tussen de minderjarige en eiseres geacht moet worden te zijn verbroken omdat de scheiding tussen moeder en de minderjarige meer dan 5 jaar heeft geduurd. Ook ter zitting is niet duidelijk geworden waarom eiseres niet eerder gezinshereniging met de minderjarige heeft aangevraagd. Dat zij niet aan het inkomensvereiste zou hebben voldaan komt het Gerecht onwaarschijnlijk voor nu zij beschikte over een v.t.t.v.
5.4.
Eiseres heeft een verklaring overgelegd van de [naam school] waarin wordt aangegeven dat de minderjarige is toegelaten tot de “elementary school” voor het jaar 2020/2021.
5.5.
De minderjarige is geboren op [geboortedatum] en was ten tijde van de aanvraag 15 jaar oud en ten tijde van de beschikking op bezwaar 16 jaar oud. Het Gerecht is van oordeel dat, gezien de leeftijd van de minderjarige en het feit dat de door eiseres overgelegde verklaring strekt tot toelating tot de elementary school, verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat wordt voldaan aan in de Richtlijnen gestelde voorwaarden, namelijk dat de minderjarige onderwijs dient te volgen. Voorts heeft verweerder niet onrechte gesteld dat de minderjarige de Nederlandse en Engelse taal niet machtig is en dus de kans klein of onwaarschijnlijk is dat zij met succes zal integreren in het middelbaar onderwijs. Aldus wordt niet voldaan aan in de Richtlijnen gestelde voorwaarden en is de toelating niet ten onrechte afgewezen.
5.6.
De verwijzing van eiseres naar de huidige situatie op Haïti is naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende onderbouwd om anders te oordelen. Een beroep op de algemene situatie op Haiti is onvoldoende om aan te nemen dat er sprake zou zijn van een dermate onveilige situatie op Haiti dat de minderjarige aldaar niet meer kan verblijven. Algemene stelling over positie van minderjarige meisjes in Haiti zijn eveneens onvoldoende om te concluderen dat de situatie voor de minderjarige onhoudbaar zou zijn.
5.7.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskosten veroordeling bestaat geen aanleiding.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 5 juli 2023.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.