Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
3.Feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
De beslissing
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft eiseres, een vreemdeling met de Dominicaanse nationaliteit, beroep ingesteld tegen de beschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten, die haar aanvraag voor een vergunning tot verblijf (vtv) had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiseres niet meer samenwoonde met haar echtgenoot, wat een voorwaarde was voor het verkrijgen van de vergunning. Eiseres had sinds 21 januari 2016 rechtmatig verblijf op Sint Maarten, maar haar laatste tijdelijke vergunning was verlopen op 22 juli 2021. De Minister had eerder op 14 mei 2021 haar aanvraag afgewezen, en dit besluit werd later in een bezwaarschrift op 25 april 2022 gehandhaafd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 maart 2023 heeft eiseres verklaard dat zij sinds augustus 2020 niet meer bij haar echtgenoot verblijft. Het Gerecht heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de vergunningsvoorwaarde van samenleven met haar echtgenoot, zoals vereist door de Landsverordening Toelating en Uitzetting. Het Gerecht oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag door de Minister niet onredelijk was, aangezien eiseres niet aan de voorwaarden voldeed en er geen klemmende redenen van humanitaire aard waren aangevoerd.
De uitspraak, gedaan door rechter J.M. Ghrib, verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres heeft geen recht op voortgezet verblijf, omdat zij niet voldoet aan de vereiste van vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 5 juli 2023, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.