ECLI:NL:OGEAM:2023:53

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
SXM202301139
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rectificatie wegens ongefundeerde beschuldigingen van corruptie en strafbare feiten door een gedaagde tegen een minister in Sint Maarten

In deze zaak heeft de eiser, Minister van Volksgezondheid, Sociale Zaken en Arbeid in Sint Maarten, een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, die beschuldigingen van corruptie en andere strafbare feiten heeft geuit via sociale media. De eiser vordert rectificatie van deze uitlatingen, die hij als ongefundeerd en schadelijk voor zijn reputatie beschouwt. De procedure begon met een verzoekschrift op 30 oktober 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 november 2023. De rechter heeft op 24 november 2023 uitspraak gedaan.

De eiser stelt dat de gedaagde hem publiekelijk beschuldigt van corruptie, het plegen van strafbare feiten en andere grievende uitlatingen, die schadelijk zijn voor zijn positie als minister, vooral met de aanstaande verkiezingen in januari 2024. De gedaagde heeft deze beschuldigingen gedaan in videofilmpjes en berichten op sociale media, waaronder WhatsApp en Facebook. De eiser heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder 17 videofilmpjes, waarin de gedaagde hem beschuldigt van ernstige misdragingen zonder feitelijke onderbouwing.

De rechter heeft geoordeeld dat de uitlatingen van de gedaagde onrechtmatig zijn, omdat ze niet zijn onderbouwd met feiten en de grenzen van het maatschappelijk betamelijke overschrijden. De rechter heeft de gedaagde bevolen om de uitlatingen binnen 24 uur te verwijderen en zich in de toekomst te onthouden van dergelijke beschuldigingen. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot het publiceren van een rectificatie via zijn sociale media kanalen. De rechter heeft de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, die binnen veertien dagen na de uitspraak moeten worden voldaan.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202301139
Vonnis in kort geding d.d. 24 november 2023
inzake
[eiser],
wonende in Sint Maarten,
eiser,
gemachtigde: mr. S.R. Bommel,
tegen
[gedaagde],
wonende in Sint Maarten,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
eiser] heeft op 30 oktober 2023 een verzoekschrift ingediend. Vervolgens heeft op 17 november 2023 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigde van [eiser] zijn verschenen en het woord hebben gevoerd. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
eiser] is Minister van Volksgezondheid, Sociale Zaken en Arbeid (VSA) in Sint Maarten.

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te bevelen om binnen 24 uur na datum vonnis de uitlatingen, waarbij hij [eiser] uitmaakt van het zijn van corrupt, het zijn van een crimineel en [eiser] valselijk beschuldigt van het plegen van strafbare feiten, van alle social media online sites, waaronder en met name What’s App te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van US$ 5.000 per dag tot een maximum van US$ 500.000;
II. [gedaagde] te bevelen zich volledig te onthouden van het doen van verdere publiekelijk valse en onnodig grievende en beledigende uitlatingen over [eiser], op straffe van verbeurte van een dwangsom van US$ 5.000 per dag tot een maximum van US$ 500.000;
III. [gedaagde] te gebieden om met onmiddellijke ingang van het vonnis zich in het openbare op welke wijze dan ook te onthouden van het doen van misleidende, onjuiste en/of ongefundeerde uitlatingen over [gedaagde], althans zich op onnodig grievende en beledigende wijze uit te laten over [gedaagde] althans publieke ongefundeerde verdachtmakingen casu quo beschuldigingen jegens [eiser] die verband houden met de reeds door hem geuite verdachtmakingen casu quo beschuldigingen te verbieden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van US$ 5.000 per dag tot een maximum van US$ 500.000;
IV. [gedaagde] te bevelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis op eigen kosten de volgende tekst te doen publiceren in de krant, The Daily Herald, als ook te verspreiden via zijn social media kanalen, daaronder begrepen Facebook en What’s App:
“Rectification:
Recently I repeatedly have made a lot of public statements regarding [eiser] being guilty of corruption, money laundering, being a thief and a criminal. I [gedaagde] would like to announce that all these accusations and or allegations are untrue, false, and unfounded as I do not have any proof to substantiate these serious accusations and or allegations. I merely intended to harm Minister [eiser] with these accusations. I hereby sincerely apologize making these accusations and I would like to retract all I have said.”
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van US$ 5.000 per dag tot een maximum van US$ 500.000, althans [gedaagde] te bevelen door hem aan dit geschil onderhavige uitlatingen te rectificeren in een vorm en op een wijze door het Gerecht in goede justitie te bepalen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van US$ 5.000 per dag tot een maximum van US$ 500.000;
V. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, griffierechten en deurwaarderskosten daaronder begrepen, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening vonnis en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente alsmede in de nakosten.
3.2. [
eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] videofilmpjes, voornamelijk via What’s App en Facebook van verschillende Ministers en personen verbonden aan hun Ministeries, opneemt en verspreidt waarin hij onjuiste, diffamerende en misleidende beschuldigingen uit. De videofilmpjes, geluidsopnames en What’s App berichten zijn beledigend en onnodig grievend jegens [eiser]. [gedaagde] maakt deze videofilmpjes, geluidsopnames en What’s App berichten opzettelijk publiekelijk door deze met veel mensen in Sint Maarten te delen. [eiser] betwist dat het uitlatingen betreffen die zich in privé sfeer van [gedaagde] bevinden. Hij spreekt in zijn videoberichten niet over “my friends”, maar over “the people of Sint Maarten”. [eiser] voert aan dat het een feit van algemene bekendheid is dat door het versturen van videofilmpjes via de sociale media de videofilmpjes een eigen leven gaan leiden. [gedaagde] beschuldigt [eiser] ervan dat hij crimineel is, een dief is (overheidsgelden steelt), (ernstige) strafbare feiten pleegt, een corrupte politicus is en zich schuldig maakt aan omkoping en witwassen. Nu het materiaal door [gedaagde] en anderen heel snel wordt verspreid wenst [gedaagde] bij een zo groot mogelijk publiek [eiser] eer en goede naam aan te tasten door deze ongefundeerde en valselijke uitlatingen te verkondigen. Zo heeft [gedaagde] meerdere malen herhaald dat [eiser] in zijn hoedanigheid van Minister gelden heeft ontvangen van Arajet (een low cost airline van de Dominicaanse Republiek). [eiser] zou samen met de heer [L] naar de Dominicaanse Republiek zijn gevlogen en daar gelden hebben ontvangen voor het ondertekenen van een vergunning om te mogen vliegen op de route Sint Maarten – Dominicaanse Republiek. [gedaagde] beweert dat hij met zijn eigen ogen heeft gezien dat er een bruine enveloppe is overhandigd. Deze ernstige en serieuze beschuldigingen vallen niet onder de vrije meningsuiting en zijn zeer schadelijk voor [eiser] positie als Minister van VSA. Voorts verkondigt [gedaagde] in zijn berichtgeving dat [eiser] geld zou hebben gestolen van de overheid om zijn onroerende goederen te financieren. Verder heeft [gedaagde] in vele filmpjes aan de mensen van Sint Maarten verkondigd dat “we have to do the job and eradicate these people for ourselves”. Hiermee zet [gedaagde] de mensen van Sint Maarten aan tot geweld en bedreigt hij [eiser] publiekelijk. En “I wonder if the judge going to put you in a cell next to your brother. Will you fly to the US as well to try to escape prosecution? You, dirty corrupt buckteeth sorry for an excuse thieving from the same people who voted for you. Aren’t you ashamed of yourself. Using the government for your personal gain is high treason and the highest level of criminal act known to man. But you almost as corrupt as the them people up North.”
[gedaagde
]probeert [eiser] opzettelijk in diskrediet te brengen en zijn eer en goede naam aan te tasten. Ook uit hij via social media bedreigingen en scheldt hij [eiser] bijna dagelijks de huid vol. Dit ondanks het feit dat hij via de deurwaarder een sommatiebrief heeft ontvangen om zich te onthouden van uitlatingen die als laster, smaad dan wel als onrechtmatig en onnodig grievend worden beschouwd. Toewijzing van de vorderingen is volgens [eiser] nodig om een staking van de uitlatingen te bewerkstelligen. [eiser] stelt dat ook voor een openbaar bestuurder als publiek persoon geldt dat een rechter aan de vrijheid van meningsuiting beperkingen opleggen. De uitlatingen van [gedaagde] zijn allesbehalve zijn eigen waardeoordelen. [gedaagde] is ervan overtuigd dat alles wat hij over [eiser] zegt gebaseerd is op feiten. De uitlatingen van [gedaagde] ontberen echter voldoende feitelijke grondslag en zijn derhalve onrechtmatig. [eiser] betoogt dat hij door de onrechtmatige uitingen van [gedaagde] zowel privé als Minister aanzienlijke schade leidt.
3.3. [
gedaagde] voert tot zijn verweer dat een verklaring van recht niet in kort geding kan worden gegeven. Verder betwist [gedaagde] het spoedeisend belang. [gedaagde] stelt dat [eiser] een Minister is en dat hij hem geen toestemming heeft gegeven om aan zijn chatgroep deel te nemen. Hij beschouwt dat als een inbreuk op zijn privacy, een grondrecht. [gedaagde] voert aan dat de vorderingen in strijd zijn met zijn recht op vrije meningsuiting. Hij stelt dat Nederlandse politici sinds vele jaren de politici in Sint Maarten corrupt noemen. Een zekere politicus heeft de Sint Maartense politici leden van de maffia genoemd. [eiser] heeft deze politici nooit in rechte aangesproken teneinde rectificatie te vorderen. [gedaagde] ontkent dat hij [eiser] heeft bedreigd. [gedaagde] stelt de vraag of [eiser] zijn vriendin [S] fysiek en mentaal heeft misbruikt en of zijn vriendin aangifte heeft gedaan bij de Landsrecherche van de federale politie. [gedaagde] ontkent dat hij [eiser] heeft beschuldigd van omkoping in de Arajet goedkeuring. Wat hij heeft gedaan is vragen stellen over zijn acties. [gedaagde] stelt dat hij de envelop in kwestie heeft gezien in de Dominicaanse Republiek. Het noemen van Minister [b] in relatie tot [eiser] is gebaseerd op een rapport van de Ombudsman. [gedaagde] heeft vragen gesteld over [naam bouwbedrijf], van welk bedrijf (naar men zegt) [eiser] aandeelhouder is en zijn vriendin managing director. [gedaagde] vraagt zich af of [eiser] als Minister zaken heeft uitgevoerd voor dit bedrijf. Volgens [gedaagde] heeft de familie van [eiser] een nepcontract gekregen, terwijl ze noch het gereedschap noch de expertise hadden om dit contract uit te voeren. [gedaagde] stelt dat de mensen van Sint Maarten willen weten of [eiser] drie huizen (in Saunders, Valley Estate en in Dubai) heeft en waar hij het geld vandaan haalt om al die huizen te kopen. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat onderzocht moet worden waar [eiser] allemaal bij betrokken is. Er is volgens [gedaagde] mogelijk sprake van corruptie en dat moet volgens hem worden onderzocht. Hij heeft [eiser] gevraagd om hem de (notariële) akte te tonen om zo te laten zien hoe hij het huis heeft betaald. Als [eier] deze akte niet kan laten zien, dan is dat volgens [gedaagde] een strafbaar feit. [gedaagde] stelt dat [eiser] vader geld heeft in Panama en dat zijn broer een veroordeelde moordenaar is en dat [eiser] niet kan laten zien hoe hij al zijn bezittingen heeft betaald. [gedaagde] vindt dat [eiser] moet bewijzen dat hij “schoon” is en dat [eiser] constant nalaat om zijn eer en goede naam te zuiveren. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiser] moet bewijzen dat hij onschuldig is en dat hij de mensen van Sint Maarten de gevraagde informatie moet geven. [gedaagde] vraagt zich ook af of [eiser] in cash US$ 70.000 heeft betaald voor een VW SUV voor zijn vriendin [S]. [gedaagde] verzet zich verder tegen een dubbele rectificatie: een in de krant en een via de social media. Wat betreft de What’s App groep stelt [gedaagde] dat deze niet publiek is en dat het geen publieke statements zijn. De statements worden gemaakt binnen de relatieve privacy van de What’s App groep. De What’s App berichten zijn strikt persoonlijk. [gedaagde] stelt verder dat de Facebook link (randnummer 11 van het verzoekschrift) niet werkt en niet van hem is. Hij ontkent dat hij berichten via Facebook verstuurt. [gedaagde] erkent dat niet alle opmerkingen over [eiser] chic waren en naar [eiser] zin maar desondanks vindt [gedaagde] een rectificatie niet nodig of logisch voor persoonlijke conversaties met een selectie groep mensen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1. [
gedaagde] heeft betoogd dat het spoedeisend belang ontbreekt. Dit betoog faalt om de navolgende reden. Art. 254 lid 1 Rv eist allereerst spoedeisendheid om een onmiddellijke voorziening in kort geding te kunnen verkrijgen. Bij de beantwoording van de vraag of eiser voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening(en) heeft, dienen de belangen van beide partijen tegen elkaar te worden afgewogen (vgl. HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4553). Naar het oordeel van het Gerecht weegt het belang van [eiser] dat – mede gelet op de verkiezingen in januari 2024 – een halt wordt toegeroepen aan de uitlatingen van [gedaagde] en dat deze worden gerectificeerd zwaarder dan het belang van [gedaagde], die overigens zijn belang ook niet heeft toegelicht.
4.2.
Bij de beoordeling van de vraag of een publicatie of een uitlating in de pers onrechtmatig is, dient een belangenafweging plaats te vinden tussen enerzijds het door art. 5 Staatsregeling en art. 8 EVRM gewaarborgde recht van [eiser] op eerbiediging van (zijn privéleven en) zijn goede naam. Anderzijds heeft [gedaagde] krachtens art. 10 Staatsregeling en art. 10 EVRM het recht op vrije meningsuiting, dat wil zeggen het recht om gedachten en gevoelens te uiten. Het is vaste jurisprudentie dat het antwoord op de vraag aan welk belang de doorslag moet worden gegeven afhangt van de omstandigheden van het geval, waarbij de navolgende omstandigheden een rol kunnen spelen: a. de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben; b. de ernst, bezien vanuit het algemeen belang, van de misstand die de publicatie aan de kaak beoogt te stellen; c. de mate waarin ten tijde van de publicatie de (negatieve) uitlatingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal; d. de inkleding van de (negatieve) uitlatingen, gezien in verhouding tot de sub a tot en met c genoemde factoren. Zoals de Hoge Raad in rov. 5.11 van het Paroolarrest (HR 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:851) heeft geoordeeld, komt bij deze afweging niet in beginsel voorrang toe aan het door art. 10 EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting. Ditzelfde geldt voor de door art. 8 EVRM beschermde rechten. Dit brengt mee dat het hier niet gaat om een in twee fasen te verrichten toetsing (aldus dat eerst aan de hand van de omstandigheden wordt bepaald welk van beide rechten zwaarder weegt, waarna vervolgens nog moet worden beoordeeld of de noodzakelijkheidstoets als neergelegd in art. 8 lid 2 respectievelijk 10 lid 2 EVRM zich verzet tegen het resultaat van die afweging), maar dat deze toetsing in één keer dient te geschieden waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle terzake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat daarmee de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van het desbetreffende tweede lid.
4.3.
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen feitelijke mededelingen (feitelijke oordelen) en waardeoordelen. In een concrete publicatie kunnen feitelijke beweringen en waardeoordelen met elkaar vervlochten zijn. De rechter beoordeelt dan in het licht van alle omstandigheden van het geval welk elementen doorslaggevend zijn. Waardeoordelen zijn in beginsel vrij, maar zoals het EHRM heeft geoordeeld kan, zelfs wanneer sprake is van een (louter) waardeoordeel, de proportionaliteit van de inbreuk op door art. 8 EVRM beschermde rechten ervan afhangen of een voldoende feitelijke basis bestond voor de desbetreffende uiting, omdat zelfs een waardeoordeel excessief en daarom onrechtmatig kan zijn indien elke feitelijke basis daarvoor ontbreekt (vgl. onder meer EHRM 19 december 2006, nr. 18235/02). Waardeoordelen die iemand beledigen mogen niet “devoid of any factual basis” zijn.
4.4. [
gedaagde] betwist dat hij publieke uitlatingen heeft gedaan omdat de videofilmpjes binnen een gesloten What’s App groep zijn verspreid. Het zijn volgens hem privé gesprekken. [gedaagde] stelt verder dat hij geen Facebook heeft en dat hij dus ook geen berichten of filmpjes op Facebook heeft geplaatst. Dit verweer faalt. Op grond van artikel 6:167 BW kan een veroordeling tot rectificatie worden uitgesproken indien er sprake is van onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicaties van gegevens van feitelijke aard. De vraag of van een dergelijke publicatie sprake is, zal beoordeeld moeten worden binnen het kader waarin de publicatie werd gedaan, met oog voor plaatselijke opvattingen en omstandigheden en de overige context. Het begrip publicatie wordt hierbij ruim opgevat en kan zien op iedere openbaarmaking, ook als die niet in de pers is gedaan. Naar het oordeel van het Gerecht vallen de uitingen van [gedaagde] op social media onder het begrip publicatie. What’s App is weliswaar een gesloten groep, maar naar eigen zeggen van [gedaagde] heeft hij 10.000 vrienden in deze What’s App groep. Zijn bereik is daarmee groot, temeer nu aannemelijk dan wel niet uitgesloten is dat zijn vrienden in de What’s App groep de videofilmpjes verder verspreiden door deze video-opnamen door te sturen naar mensen buiten deze What’s App groep. Daarnaast heeft [eiser] terecht aangevoerd dat hij in de videofilmpjes niet zijn vrienden aanspreekt maar “the people of Sint Maarten” en zijn uitlatingen richt tot de “Sint Maarten people”, zodat aannemelijk is dat [gedaagde] niet alleen bij zijn vrienden de vermeende corruptie en misstanden van [eiser] onder de aandacht wil brengen, maar dat hij juist met zijn videofilmpjes zoveel mogelijk inwoners van Sint Maarten wenst te bereiken.
4.5. [
eiser] heeft ter onderbouwing van zijn vorderingen in totaal 17 videofilmpjes overgelegd. De uitlatingen waar [eiser] tegen grieft zijn het beschuldigen van [eiser] dat hij crimineel is, strafbare feiten pleegt, overheidsgelden steelt, corrupt is en zich schuldig maakt aan witwassen en omkoping. In dat verband heeft [gedaagde] onder meer de volgende uitspraken gedaan: “If [eiser] is man enough to want to give me a notice via his lawyer tell him to meet me in Santo Domingo, where he sat down with Arajet and other people and [L] and collect the money. I filed a criminal complaint against [eiser]”, “That is three houses. So, the man building a house in Saunders, he buys [m] house cash money, the cement man house cash and he got one in the Valley. This is a serious case of money laundering here. The people of Sint Maarten were these follows getting the money to buy these types of things. Boy Oh God, where are they getting the money to buy these types of things. The man buys [m]…. You are a corrupt fellow. You are just like your father. Your hands are sticky. You are in Government to make money. Your hands are sticky. (…) My people this cannot be serious business. These guys are in your government ripping you off. I have got an idea how he gets the money. It probably come from EHAS. (..) [eiser], it has been declared by [gedaagde] you are a corrupt politician”, “I come after you and your father”, “Your dirty big head split skunk”, “Once I get the document, I will rip every single piece of your backbone out of your back body my friend”, “[eiser] is a gangster. A Minister gangster”, “So. [eiser] was busy on a boat yesterday full of drugs. A boat that he himself sponsor the party. But they want to be gangsters”, “What say [eiser] we don’t need gangsters in our government”, We are going to get you out”, “So, this guy together with his cousin [b] who has rip off Sint Maarten people money and the Sint Maarten people are poor cannot buy a home”.
4.6.
De uitlatingen kunnen gekwalificeerd worden als feitelijke mededelingen. [gedaagde] zegt met een grote mate van stelligheid dat [eiser] corrupt is, een gangster is, strafbare feiten pleegt, geld aanneemt van Arajet en hij suggereert met zijn vragen waar [eiser] het geld vandaan haalt om drie huizen te kopen dat [eiser] deze huizen van gemeenschapsgeld financiert. Naar het oordeel van het Gerecht zijn dit ernstige beschuldigingen, die [gedaagde] op geen enkele wijze heeft kunnen staven met feiten. Zelfs indien het waar is dat [gedaagde] zelf gezien heeft dat er een bruine enveloppe werd uitgewisseld toen [eiser] Arajet bezocht is onvoldoende om te kunnen concluderen dat [eiser] (in privé) geld heeft ontvangen voor het ondertekenen van een vergunning aan Arajet om te mogen vliegen van de Dominicaanse Republiek naar Sint Maarten en vice versa. Ook de stelling dat [eiser] vermoedelijk zijn (drie) huizen heeft gefinancierd met geld van EHAS heeft [gedaagde] niet aannemelijk kunnen maken. Ten eerste heeft [eiser] ontkend dat hij drie huizen heeft (hij heeft er volgens eigen zeggen twee) en ten tweede is het een niet met feiten onderbouwde insinuatie, die vervolgens wordt afgesloten met “[eiser], you are a corrupt politician”. Hij beschuldigt [eiser] ervan dat hij een man is “who rip off the Sint Maarten”. Het mag zo zijn dat volgens vaste jurisprudentie een ruimere mate van vrijheid van meningsuiting geldt indien het een publiek figuur betreft en dat deze aan forse kritiek en aan een zekere mate van beschimping bloot mag worden gesteld, maar onbegrensd is die vrijheid van meningsuiting niet. De uitlatingen van [gedaagde] zijn serieuze aantijgingen richting [eiser] in zijn hoedanigheid van Minister als ook een aanval op [eiser] als persoon, onder andere door te zeggen dat [eiser] ervan houdt om vrouwen te slaan en zijn vriendin fysiek en geestelijk mishandelt en “It is going to be personal that I will rip your heart out that you won’t even understand because it is personal when it comes to me and you. With [a] it is business as usual. Your father is a thief. You are a thief.” Naar het oordeel van het Gerecht zijn de uitingen, bedreigingen, scheldwoorden en beschuldigingen diffamerend, onnodig grievend en excessief te noemen. Mede in het licht bezien van de wijze van zijn uitspraken – de drammerigheid, de stelligheid, de toonzetting en de grote mate van herhaling – heeft [gedaagde] de grenzen van het maatschappelijk betamelijke overschreden en onrechtmatig gehandeld jegens [eiser]. Daarnaast heeft nog te gelden dat [gedaagde] met zijn uitlatingen in de videoberichten geenszins rekening heeft gehouden met de positie van [eiser] als Minister en de schadelijke gevolgen die zijn uitlatingen voor [eiser] voor zijn positie als Minister met zich kunnen brengen, te meer nu de parlementsverkiezingen naderend zijn.
4.7. [
gedaagde] miskent met zijn betoog dat [eiser] zijn onschuld moet bewijzen en zijn naam moet zuiveren dat het juist de uitlatingen van [gedaagde] zijn die (enige) steun moeten vinden in het feitenmateriaal en dat het derhalve aan [gedaagde] is om aannemelijk te maken dat zijn uitlatingen en aantijgingen juist zijn. Dit geldt mutatis mutandis voor de stelling van [gedaagde] dat [eiser] moet bewijzen hoe hij zijn huizen heeft gefinancierd. Het verweer van [gedaagde] dat [eiser] een Nederlandse politicus, die Sint Maarten corrupt en een maffialand heeft genoemd, niet in rechte heeft aangesproken passeert het Gerecht. Het is aan [eiser] de keuze wie hij in rechte wil betrekken. Dat neemt de onrechtmatigheid van de uitlatingen van [gedaagde] niet weg. Daarbij heeft te gelden dat de uitlatingen van [gedaagde] betrekking hebben op [eiser] persoonlijk; zij zijn niet gericht tegen een land of tegen niet bij name genoemde politici.
4.8.
Het vorenstaande brengt mee dat de vordering tot rectificatie zal worden toegewezen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de vordering tot rectificatie dubbelop is en dat dit, naar het Gerecht begrijpt, disproportioneel is. Dit verweer slaagt. Als de rechter, in het bijzonder de rechter in kort geding, aan onrechtmatige publicaties als de onderhavige het gevolg verbindt dat degene die voor die publicaties verantwoordelijk is, wordt veroordeeld tot openbaarmaking van rectificaties, staat ter discretie van die rechter op welke wijze die openbaarmaking moet geschieden en welke inhoud die rectificaties moeten hebben. Daarbij zal een rectificatie in het algemeen op dezelfde wijze openbaar moeten worden gemaakt als de oorspronkelijke publicatie; noodzakelijk is dat echter niet. Voorts zullen de maatregelen die de rechter treft, in hun totaliteit beschouwd, in het algemeen niet disproportioneel mogen zijn met de oorspronkelijke publicaties en hun reeds gebleken of nog te verwachten gevolgen. De rechter zal acht moeten slaan op alle relevante omstandigheden en zijn beslissing daarop moeten afstemmen. Daarbij kan hij ook, geheel of ten dele, afzien van bepaalde maatregelen omdat die hem in de gegeven omstandigheden niet passend voorkomen. In kort geding moet bovendien een belangenafweging worden gemaakt. Het bevel tot rectificatie, naar doel en strekking uitgelegd, impliceert dus uit zijn aard een zekere beperking van het in art. 10 Staatsregeling en art. 10 EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting. Deze beperking is bij wet voorzien (gelet op de artikelen 3:296, 6:162 en 6:167 BW), en zij is in een democratische samenleving nodig in het belang van de bescherming van de goede naam van anderen. Gelet op het gewicht dat in een democratische samenleving toekomt aan het recht op vrijheid van meningsuiting geldt de, in art. 10 lid 2 EVRM besloten liggende, eis dat een beperking daarvan proportioneel moet zijn aan het daarmee nagestreefde doel. Om die reden als ook omdat [gedaagde] zijn uitlatingen via videofilmpjes in een (grote) What’s App groep verspreidt en The Daily Herald ongetwijfeld verslag zal doen van het onderhavige vonnis en de daarin opgelegde rectificatie en het verbod, zal het Gerecht geen dubbele rectificatie toewijzen, doch enkel de rectificatie via de social media kanalen, meer in het bijzonder via What’s App waarin [gedaagde] dient mee te delen dat zijn uitlatingen ongegrond en onterecht zijn, dat de beschuldigingen enkel tot doel hebben om [eiser] te beschadigen en dat hij ze bij deze intrekt. Daarnaast zal het Gerecht bevelen dat [gedaagde] de rectificatie via What’s App eveneens aan de gemachtigde van [eiser] verstrekt.
4.9.
De vordering om [gedaagde] te bevelen om binnen 24 uur van het vonnis de uitlatingen, die in deze procedure onderwerp van geschil zijn, te verwijderen van de social media sites, waaronder What’s App, is gelet op het vorenoverwogene (de onrechtmatig geachte uitlatingen) eveneens toewijsbaar.
4.10.
Met betrekking tot de onder rov. 3.1 genoemde vordering III, samengevat, [gedaagde] te gebieden om met onmiddellijke ingang van het vonnis zich in het openbaar te onthouden van misleidende, onjuiste en/of ongefundeerde uitlatingen te doen over [eiser], overweegt het Gerecht als volgt. De aard van het kort geding brengt mee dat, zo naar het voorlopig oordeel van de kort-gedingrechter de verwerende partij verplicht is bepaalde gedragingen na te laten, toewijzing van een te dier zake gevorderd verbod afhankelijk is van een belangenafweging waarbij onder meer enerzijds het voorlopig karakter van het rechterlijk oordeel in kort geding en de ingrijpendheid van de gevolgen van een eventueel verbod voor de verweerder in aanmerking dienen te worden genomen en anderzijds de omvang van de schade die, mede in verband met de vrees voor herhaling, voor de eiser dreigt, indien een verbod zou uitblijven. De aard van het kort geding brengt voorts mee dat ter zake van een en ander geen uitvoerige motivering is vereist. Naar het oordeel van het Gerecht weegt het belang van [eiser] – mede gezien de ernst van de (onrechtmatige) uitlatingen, de schade die dit voor [eiser] met zich meebrengt en de kans op herhaling – bij het gevorderde bevel zwaarder dan de ingrijpendheid van de gevolgen van het bevel voor [gedaagde]. De vordering zal mitsdien worden toegewezen. De onder rov. 3.1. genoemde vordering II is identiek aan de vordering onder III, zodat deze zal worden afgewezen.
4.11.
Het Gerecht zal aan de veroordelingen en bevelen een dwangsom verbinden, zoals is gevorderd, nu niet aannemelijk is dat [gedaagde] vrijwillig aan de veroordelingen en bevelen zal voldoen.
4.12. [
gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 249,50
griffierecht NAf 450,00
salaris gemachtigde
NAf 3.000,00 +
totaal: NAf 3.699,50.

5.De beslissing

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
5.1.
beveelt [gedaagde] om binnen 24 uur na datum vonnis de uitlatingen, waarbij hij [eiser] uitmaakt van het zijn van corrupt, het zijn van een crimineel en [eiser] valselijk beschuldigt van het plegen van strafbare feiten, van alle social media online sites, waaronder en met name What’s App te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van US$ 5.000 per dag tot een maximum van US$ 500.000;
5.2.
beveelt [gedaagde] om met onmiddellijke ingang van het vonnis zich in het openbare op welke wijze dan ook te onthouden van het doen van misleidende, onjuiste en/of ongefundeerde uitlatingen over [eiser], althans zich op onnodig grievende en beledigende wijze uit te laten over [eiser] althans publieke ongefundeerde verdachtmakingen casu quo beschuldigingen jegens [eiser] die verband houden met de reeds door hem geuite verdachtmakingen casu quo beschuldigingen te verbieden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van US$ 5.000 per dag tot een maximum van US$ 500.000;
5.3.
beveelt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de volgende tekst te verspreiden via zijn social media kanalen, meer in het bijzonder via What’s App en beveelt [gedaagde] een afschrift van dit rectificatiebericht te verstrekken aan de gemachtigde van [eiser]:
“Rectification:
Recently I repeatedly have made a lot of public statements regarding [eiser] being guilty of corruption, money laundering, being a thief and a criminal. I [gedaagde] would like to announce that all these accusations and or allegations are untrue, false, and unfounded as I do not have any proof to substantiate these serious accusations and or allegations. I merely intended to harm Minister [eiser] with these accusations. I hereby sincerely apologize making these accusations and I would like to retract all I have said”,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van US$ 5.000 per dag tot een maximum van US$ 500.000;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de [eiser] tot op heden begroot op NAf 3.699,50, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening vonnis indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de na de uitspraak nog vallende kosten voor wat betreft het nasalaris gemachtigde, forfaitair berekend op een bedrag van NAf 250,00 zonder betekening, en verhoogd met NAf 150,00 in geval van betekening;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.G. Lautenbach, rechter, bijgestaan door J.F.M. Becker, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2023.