ECLI:NL:OGEAM:2023:49

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
SXM202101111
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in verzekeringskwestie tussen Pelican 6 Limited en Gulf Insurance Limited met betrekking tot verjaring van schadeclaim na orkaan Irma

In deze zaak heeft Pelican 6 Limited, een bedrijf gevestigd in Anguilla, een vordering ingesteld tegen Gulf Insurance Limited, gevestigd in Trinidad en Tobago, met betrekking tot een schadeclaim na de orkaan Irma. De vordering betreft de schade aan een woning die Pelican 6 had verzekerd bij Gulf Insurance. De verzekeringsovereenkomst werd in 2014 afgesloten en in 2017 vernieuwd. Pelican 6 stelt dat de schade door orkaan Irma gedekt was onder de verzekering, terwijl Gulf Insurance betwist dat de schade gedekt was en stelt dat de vordering is verjaard op grond van artikel 7:942 BW.

Het Gerecht heeft in deze tussenvonnis de procesgang en de feiten uiteengezet, inclusief de correspondentie tussen de partijen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn is aangevangen op 7 september 2017, de dag na de schade door de orkaan. Gulf Insurance heeft de aanspraak van Pelican 6 afgewezen in een brief van 29 september 2017, wat volgens het Gerecht betekent dat de verjaringstermijn opnieuw is gaan lopen. Pelican 6 heeft echter betoogd dat de verjaringstermijn is gestuit door een sommatiebrief en dat de verjaringstermijn niet opnieuw is aangevangen omdat Gulf Insurance geen ondubbelzinnige afwijzing heeft gegeven na de sommatie.

Het Gerecht heeft geconcludeerd dat er geen verjaring heeft plaatsgevonden, omdat de advocatenbrieven van Pelican 6 onbeantwoord zijn gebleven. Het Gerecht heeft de zaak verwezen naar de rol voor akte uitlating door Gulf Insurance en verdere beslissingen aangehouden. Dit tussenvonnis is uitgesproken op 21 maart 2023.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202101111
Tussenvonnis d.d. 21 maart 2023
inzake
PELICAN 6 LIMITED,
gevestigd in Anguilla,
eiseres,
hierna: “Pelican 6”,
gemachtigde: mr. L.G.J. Berman,
tegen
GULF INSURANCE LIMITED,
gevestigd in Trinidad en Tobago,
gedaagde,
hierna: “Gulf Insurance”,
gemachtigde: mr. J.G. Bloem.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het voorwaardelijk verzoekschrift met producties, op 3 september 2021 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en verzoek tot oproeping in vrijwaring van 25 januari 2022;
  • de conclusie van repliek met producties van 14 juni 2022;
  • de conclusie van dupliek met producties van 20 september 2022;
  • de aantekeningen van de op 17 november 2022 gehouden pleidooien.
1.2.
Ter pleidooizitting waren aanwezig de gemachtigden en [branch manager] en via videoverbinding [directeur], allebei voor Gulf Insurance. De gemachtigden hebben hun standpunten nader bepleit aan de hand van pleitaantekeningen. Tevens is besproken dat Pelican 6 niet heeft geantwoord op het door Gulf Insurance gedane incidentele verzoek tot oproeping in vrijwaring, waarna de zaak – kennelijk abusievelijk – is verwezen voor repliek en dupliek. Het incidentele verzoek is aldus bij het Gerecht in de vergetelheid geraakt en tot op heden onbeslist. Met de gemachtigden is ter plekke afgesproken dat het pleidooi wordt beperkt tot de vraag of de vordering van Pelican 6 is verjaard en dat vervolgens, voor zover daartoe aanleiding blijkt, wordt bezien hoe de procedure dient te worden voortgezet.
1.3.
De uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Pelican 6 heeft in 2014 via verzekeringsagent Esurance Caribbean B.V. (hierna: “Esurance”) bij Gulf Insurance een schadeverzekering afgesloten ten aanzien van een huis aan de Canadian Drive #6B in Pelican Key, Sint Maarten. Bovenaan het polisblad van 19 juni 2014 staat met vette letters “GULF INSURANCE LIMITED”. Daarnaast staan onder meer een website, www.gulfinsuranceltd.com, en “Chamber of Commerce Reg.No. 5727” vermeld.
2.2.
In de jaren daarna zijn “
renewals” tot stand gekomen. Het polisblad van 27 juli 2017, met polisnummer FSPSM-91427, vermeldt dat onder meer schade door “
Hurricane, Cyclone, Tornado or Windstorm” onder de dekking valt.
2.3.
Op 27 september 2017 heeft Pelican 6 een schadeformulier ingediend voor vergoeding van schade aan de woning als gevolg van orkaan Irma.
2.4.
Bij brief van 29 september 2017 wordt aan Pelican 6 onder meer medegedeeld:
“Unfortunately, the policy purchased by you Fire Only does not include coverage for windstorm nor flood and therefore your claim cannot be admitted.“
2.5.
In reactie op een sommatiebrief van de gemachtigde van Pelican 6 heeft [manager], manager van Gulf Insurance, bij brief van 19 oktober 2017 verdere toelichting gegeven:
“Further to your letter of October 11th, 2017, please be informed that
Policy number FSPSM 91427was cancelled as per written instructions received from your client’s broker, Esurance Caribbean BV, on Tuesday, August 29th, 2017. We herein attach a copy of the correspondence for your records. Pursuant to the principles of “
utmost good faith”, we duly complied with your client’s request as per the written instructions received and a new “Fire Only”
Policy number FOSM 10262was issued on August 29th, 2017. Therefore, our position as articulated in our letter of September 29th, 2017 is valid
On September 28th, 2017, we received a confirmation from our bankers, FCIB, of a direct deposit made of US$15,926.97 by order of your client. Consequently, a refund is due to your client as detailed below:
Renewal Premium – Policy No. FSPSM 91427 renewed 27/7/17NAF28,350.00
Refund Premium – Policy No. FSPSM 91427 cancelled 29/08/17(NAF 25.864,52)
Premium due New Business – Policy No. FOSM 10262 29/08/17NAF11,340.00
(…)”
2.6.
De gemachtigde van Pelican 6 heeft de sommatie herhaald bij brieven van
6 november 2017 en 7 december 2017. Hierop is geen reactie gekomen.
2.7.
Pelican 6 heeft bij verzoekschrift van 12 juli 2019 een vordering tot uitkering van verzekeringsgelden ingesteld tegen Gulf Antillean Insurance N.V. (hierna: “Gulf Antillean”). Bij vonnis van 20 april 2021 heeft dit Gerecht de vordering van Pelican 6 afgewezen op de grond dat zij de verkeerde partij in rechte heeft betrokken, nu de verzekeringsovereenkomst niet is gesloten met Gulf Antillean maar met Gulf Insurance (zaaknummer SXM20190701). Dit vonnis is in hoger beroep bevestigd (zaaknummer SXM2021H00076). Cassatie is niet ingesteld.

3.Het geschil

3.1.
Pelican 6 vordert dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat Pelican 6 het huis in de periode juli 2017 – juli 2018 bij Gulf Insurance rechtsgeldig heeft doen verzekeren voor orkaanschade onder verzekeringspolis MAF-003630 en Gulf Insurance is gehouden de schadeclaim van Pelican 6 te accepteren;
Gulf Insurance veroordeelt tot het vergoeden van de schade aan het huis opgelopen door orkaan Irma, begroot op USD 1.875.442,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 september 2017;
Gulf Insurance veroordeelt tot betaling van USD 10.000,00 aan buitengerechtelijke kosten, en de nakosten, met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van het te wijzen vonnis;
Gulf Insurance veroordeelt in de proceskosten, met de wettelijke rente vanaf de dag van het te wijzen vonnis.
3.2.
Pelican 6 legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Ten tijde van orkaan Irma was de woning verzekerd tegen orkaanschade, zoals afgesloten in 2014 en laatstelijk vernieuwd op 27 juli 2017. Pelican 6 heeft weliswaar eind augustus 2017 bevestigd te willen overstappen naar een verzekering voor alleen brandschade, maar dat was gericht op de toekomst en dus niet met onmiddellijke ingang. Gulf Insurance is daarom gehouden om uit te keren volgens de polis MAF-003630.
‘oude’ polis en de schade door Irma te vergoeden.
3.3.
Gulf Insurance voert verweer. Zij stelt primair dat de vordering van Pelican 6 is verjaard op grond van artikel 7:942 BW. Subsidiair stelt Gulf Insurance dat de woning ten tijde van orkaan Irma niet was gedekt voor orkaanschade; op 29 augustus 2017 was de dekking op verzoek van Pelican 6 juist verlaagd naar alleen brandschade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

voorwaardelijk verzoek
4.1.
Pelican 6 heeft haar verzoekschrift voorwaardelijk ingediend. In de inleiding staat vermeld:

Op 20 april 2021 heeft het Gerecht eiseres niet ontvankelijk bevonden in haar eis de schade van US$ 1.875.442,60 door gedaagde te laten vergoeden(…).
Tegen dit vonnis is momenteel een hoger beroep procedure aanhangig(…).
In het geval in kracht van gewijsde het vonnis wordt bevestigd. Dient eiseres een zaak te entameren tegen gedaagde. Bij dezen wordt derhalve alvast het verzoekschrift daartoe ingediend.”
4.2.
Op 14 april 2022 heeft het Hof de uitspraak van dit Gerecht bekrachtigd en cassatie is achterwege gebleven zodat het verzoekschrift in deze zaak thans wordt beschouwd als onvoorwaardelijk ingediend.
verjaring
4.3.
Het primaire verweer van Gulf Insurance luidt dat elke mogelijke vordering van Pelican 6 is verjaard. Pelican 6 bestrijdt dit; volgens haar kan er geen sprake zijn van verjaring. De sommatiebrief van 6 november 2017 heeft de lopende verjaringstermijn gestuit en omdat daarop geen reactie is ontvangen, is de verjaringstermijn niet opnieuw gaan lopen. Voor zover de verjaringstermijn toch weer is aangevangen, geldt dat die is gestuit door het instellen van een rechtsvordering: de vorige gerechtelijke procedure. In die procedure is dan wel de verkeerde entiteit aangesproken, althans volgens het GEA en het Hof, maar dat komt doordat Gulf Insurance en Gulf Antillean zelf verwarring zaaien. Bovendien is Gulf Insurance in die procedure verschenen door Esurance in vrijwaring op te roepen, dus Gulf Insurance wist dat Pelican 6 haar bedoelde aan te spreken. Het verzoekschrift moet daarom hoe dan ook als geldige stuitingshandeling jegens Gulf Insurance worden gezien. Tot slot verzetten de redelijkheid en billijkheid zich ertegen dat de vordering is verjaard, aldus Pelican 6.
4.4.
Artikel 7:942 BW luidt – voor zover voor deze zaak relevant - als volgt:
Een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden.
De verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt. Een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen.
(…)
.
4.5.
Gelet op de tijdlijn geldt het volgende. De schade is veroorzaakt door orkaan Irma, zodat de verjaringstermijn is aangevangen op 7 september 2017. [1] Daarna heeft Pelican 6 een schadeformulier ingediend, waarop Gulf Insurance de aanspraak heeft afgewezen bij brief van 29 september 2017. Daarmee heeft Gulf Insurance ondubbelzinnig medegedeeld de aanspraak af te wijzen, zodat de verjaringstermijn opnieuw is gaan lopen. In reactie op de daarna ontvangen uitvoerige advocatenbrief heeft Gulf Insurance uitgebreid toegelicht waarom de aanspraak is afgewezen; kort gezegd was kort daarvoor de orkaandekking geannuleerd. Deze brief dateert van 19 oktober 2017 en is wederom te kwalificeren als een ondubbelzinnige afwijzing zodat de verjaringstermijn wederom opnieuw is aangevangen. Vervolgens heeft Pelican 6 nog twee advocatenbrieven gestuurd, op 6 november en 7 december 2017, waarop geen reactie is gekomen. De vraag is dus of het gebrek aan een volgende reactie - erkenning dan wel uitdrukkelijke afwijzing - het doorlopen of opnieuw aanvangen van de verjaringstermijn in de weg staat. Partijen beantwoorden deze vraag op tegenovergestelde wijze.
4.6.
Voorop wordt gesteld dat de stuitingsregeling van artikel 7:942 lid 2 BW expliciet afwijkt van de algemene regeling van artikel 3:317 BW; de nieuwe verjaringstermijn vangt niet aan na stuiting door de schuldeiser (verzekerde), maar na erkenning of ondubbelzinnige afwijzing door de verzekeraar. Door deze duurstuiting gaat de verjaringstermijn dus pas lopen als de verzekeraar een bepaalde handeling verricht. In het door Pelican 6 aangehaalde arrest van 26 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:335) heeft de Hoge Raad overwogen dat onder het tot 1 juli 2010 geldende artikel 7:942 BW geldt dat de verzekeraar ook bij een herhaalde afwijzing van de aanspraak moet voldoen aan de formele eisen van het tweede lid, namelijk het vermelden van de verjaringstermijn van 6 maanden. De Hoge Raad wijst op de strekking van de bijzondere verjaringsregeling, gericht op bescherming van de verzekerde, en de algemene formulering van de stuitingsregeling die geen voorbehoud bevat ten aanzien van een tweede of volgende aanspraak door de verzekerde (r.o. 3.6–3.7). Volgens Gulf Insurance is dit arrest niet relevant omdat het ziet op het oude recht waarbij een veel kortere verjaringstermijn van zes maanden gold en het arrest niet strookt met de memorie van toelichting waarin wordt verwezen naar de stuitingsregeling van artikel 3:317 en 3:319 BW (Kamerstukken II 2008/2009, nr. 3). Gulf Insurance wijst verder op een aantal artikelen waarin auteurs betogen dat het niet zinvol is dat van de verzekeraar wordt vereist dat hij een ondubbelzinnige afwijzing moet blijven herhalen. Gulf Insurance concludeert dat voor vervolgstuitingen – na de eerste stuiting op de voet van artikel 7:942 BW - de algemene stuitingsbepalingen van boek 3 BW gelden zodat de nieuwe verjaringstermijn begint te lopen na de schriftelijke aanmaning door de verzekerde. Daarmee geldt volgens haar de vordering van Pelican 6 is verjaard op 7 december 2020, drie jaren na de laatste sommatiebrief.
4.7.
Het Gerecht onderkent de zienswijze van Gulf Insurance dat het weinig doelmatig voorkomt dat een verzekeraar is gehouden om telkens de aanspraak van een verzekerde ondubbelzinnig af te wijzen en op die manier zonder enige beperking in de tijd kan worden ‘beziggehouden’ om slechts te bewerkstelligen dat de verjaringstermijn aanvangt. Anderzijds volgt dit wel uit de tekst van de wettelijke bepaling zoals ook door de Hoge Raad geïnterpreteerd, de belangen van de verzekerde indachtig. Dit betekent dat er naar het oordeel van het Gerecht na de onbeantwoord gebleven advocatenbrieven van Pelican 6 d.d. 6 november en 7 december 2017 geen verjaringstermijn is gaan lopen, zodat van verjaring geen sprake is.
4.8.
Alvorens te beslissen ten aanzien van de voortzetting van de procedure zal het Gerecht partijen in de gelegenheid stellen zich daarover uit te laten. Het ligt voor de hand dat eerst op het incidentele verzoek tot vrijwaring zal worden beslist. Deze beslissing is vanwege een omissie van het Gerecht achterwege gebleven. Nu de vordering ruim een jaar geleden is gedaan, mag Gulf Insurance zich uitlaten of zij de incidentele vordering handhaaft, al dan niet in gewijzigde vorm die zij dan meteen kan indienen, of dat zij wenst verder te gaan in de hoofdzaak. Daarvoor wordt in beginsel een korte termijn geboden om de procedure niet onnodig te vertragen. Voor zover de incidentele vordering wordt gehandhaafd, zal Pelican 6 daarop – wederom – kunnen antwoorden tenzij zij dadelijk aangeeft daarvan af te zien.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 4 april 2023voor akte uitlating zijdens Gulf Insurance;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, rechter, bijgestaan door mr. M.A. Kloppenburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023.

Voetnoten

1.Ten behoeve van de beoordeling van de ingeroepen verjaring wordt er gemakshalve van uitgegaan dat Pelican 6 inderdaad een rechtsvordering heeft.