Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
3.Feiten
Het geschil
De beoordeling
De beslissing
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Richardson, en de Minister van Justitie van Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. C.M. Marica. Eiser had beroep ingesteld tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring die op 5 februari 2022 was opgelegd. Het Gerecht oordeelde dat de maatregel onrechtmatig was, omdat verweerder niet de juiste procedures had gevolgd en er sprake was van ernstige gebreken in de documentatie en uitvoering van de maatregel. De rechter stelde vast dat de maatregel niet rechtsgeldig was uitgereikt, omdat de ondertekening pas op 7 februari 2022 had plaatsgevonden, terwijl de maatregel op 5 februari 2022 was opgelegd. Dit leidde tot de conclusie dat de vrijheidsontneming van eiser niet gerechtvaardigd was.
Eiser had verzocht om schadevergoeding voor de onrechtmatige detentie, die het Gerecht toekende op basis van artikel 26A van de Landsverordening. Het Gerecht bepaalde dat eiser recht had op een schadevergoeding van NAf 1.920,-- voor de periode van 24 dagen dat hij onterecht in vreemdelingenbewaring had gezeten. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten en griffierecht aan eiser. De uitspraak benadrukte het belang van het strikt volgen van procedures bij vrijheidsontneming en de noodzaak voor de overheid om zorgvuldig om te gaan met de rechten van individuen.