ECLI:NL:OGEAM:2023:43
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongewenstverklaring en terugkeerverbod voor vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, die tegen de verwijderingsbeschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten in beroep was gegaan. Eiser, geboren in de Dominicaanse Republiek, had geen rechtmatig verblijf op Sint Maarten en was op 5 februari 2022 aangehouden door de Mobiele Controle Eenheid. De verwijderingsbeschikking, die op 6 februari 2022 was afgegeven, stelde dat eiser binnen vier weken het land moest verlaten en als ongewenst vreemdeling werd aangemerkt. Eiser had in de procedure aangevoerd dat hij recht had op verblijf in Sint Maarten, omdat hij daar een gezin had opgebouwd en volledig geïntegreerd was in de samenleving. Hij stelde dat de verwijdering in strijd was met zijn recht op gezinsleven volgens artikel 8 van het EVRM.
Het Gerecht oordeelde echter dat eiser op het moment van de verwijderingsbeschikking geen rechtmatig verblijf had en dat er geen zicht was op legalisering van zijn verblijf. Het Gerecht concludeerde dat de verwijdering van eiser geen inbreuk op zijn gezinsleven vormde, aangezien hij zijn gezinsleven had opgebouwd tijdens zijn onrechtmatige verblijf. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De verwijderingsbeschikking werd daarom in stand gehouden, en het beroep van eiser werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de strikte naleving van de wetgeving omtrent vreemdelingenrecht en de bevoegdheid van de minister om ongewenstverklaringen uit te vaardigen.