ECLI:NL:OGEAM:2023:43

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
SXM202200260- Lar 62/2022
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongewenstverklaring en terugkeerverbod voor vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Sint Maarten

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, die tegen de verwijderingsbeschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten in beroep was gegaan. Eiser, geboren in de Dominicaanse Republiek, had geen rechtmatig verblijf op Sint Maarten en was op 5 februari 2022 aangehouden door de Mobiele Controle Eenheid. De verwijderingsbeschikking, die op 6 februari 2022 was afgegeven, stelde dat eiser binnen vier weken het land moest verlaten en als ongewenst vreemdeling werd aangemerkt. Eiser had in de procedure aangevoerd dat hij recht had op verblijf in Sint Maarten, omdat hij daar een gezin had opgebouwd en volledig geïntegreerd was in de samenleving. Hij stelde dat de verwijdering in strijd was met zijn recht op gezinsleven volgens artikel 8 van het EVRM.

Het Gerecht oordeelde echter dat eiser op het moment van de verwijderingsbeschikking geen rechtmatig verblijf had en dat er geen zicht was op legalisering van zijn verblijf. Het Gerecht concludeerde dat de verwijdering van eiser geen inbreuk op zijn gezinsleven vormde, aangezien hij zijn gezinsleven had opgebouwd tijdens zijn onrechtmatige verblijf. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De verwijderingsbeschikking werd daarom in stand gehouden, en het beroep van eiser werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de strikte naleving van de wetgeving omtrent vreemdelingenrecht en de bevoegdheid van de minister om ongewenstverklaringen uit te vaardigen.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 31 juli 2023
Zaaknummer: SXM202200260-LAR00062/2022
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
gevolmachtigde: mr. A. RICHARDSON,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M. MARICA,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De verwijderingsbeschikking van verweerder van 6 februari 2022, door verweerder ondertekend op 7 februari 2022, waarbij is beschikt dat eiser binnen vier weken uit Sint Maarten moet worden verwijderd en dat eiser wordt aangemerkt als ongewenst vreemdeling.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 3 maart 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend pro forma beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 1 april 2022 heeft eiser aanvullende beroepsgronden ingediend.
2.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 19 juni 2023. mr. A. Richardson is als gemachtigde verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Het Gerecht gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
-Eiser is op [geboortedatum] te Dominicaanse Republiek geboren en bezit de Dominicaanse nationaliteit.
-Eiser is op 5 februari 2022 tijdens een multidisciplinaire actie uitgevoerd in St. Peters staande gehouden door de Mobiele Controle Eenheid in het kader van vreemdelingentoezicht.
-Nadat is gebleken dat eiser niet over een geldige verblijfstitel voor verblijf op Sint Maarten beschikte is eiser vervolgens nog diezelfde dag in vreemdelingenbewaring geplaatst.
- Bij beslissing van het Gerecht van 18 maart 2022 op het door eiser ingediende verzoek om een voorlopige voorziening, heeft het Gerecht het verzoek tot het schorsen van de verwijderingsmaatregel afgewezen.

4.Het geschil

4.1.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikkingen te vernietigen.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Verweerder wijst er op dat eiser inmiddels uit Sint Maarten is verwijderd. Verweerder meent voorts dat de bestreden beschikking op goede gronden is genomen. Eiser had geen verblijfstitel meer in Sint Maarten, evenmin is er geen aanvraag voor een verblijfsvergunning aanhangig gemaakt. Verweerder stelt tot slot dat eiser geen belang meer heeft bij het beroep, nu eiser al is verwijderd en hij gelet op zijn verblijfshistorie niet voor een verblijfsvergunning in aanmerking zal komen.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a en b van Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: Ltu) kan de minister van justitie personen uit Sint Maarten verwijderen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen of personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige oorzaak is vervallen.
5.2.
Vast staat dat eiser inmiddels uit Sint Maarten is verwijderd. Voor zover het bestreden besluit ziet op de reeds geëffectueerde uitzetting heeft eiser niet gesteld welk belang er voor hem nog is gemoeid met de rechterlijke toetsing daarvan. De beroepsgronden gericht tegen de verwijdering behoeven dan ook geen bespreking.
Het Gerecht wijst er op dat het betoog van eiser er in hoofdzaak toe strekt dat hij verblijf zou moeten krijgen in Sint Maarten. Dit betoog betekent niet dat eiser toch belang heeft bij deze procedure. Deze procedure gaat immers niet over een beslissing over het verblijf van eiser, maar over de vraag of verweerder op goede gronden de verwijderingsbeschikking heeft gegeven.
5.3.
Het van de bestreden besluit deel uitmakende ongewenstverklaring en terugkeerverbod voor de duur van drie jaren is niet geëffectueerd. Eiser heeft in de rechterlijke toetsing hiervan nog belang.
5.4.
Artikel 2, tweede lid van het Toelatingsbesluit biedt de mogelijkheid aan verweerder tot ongewenst verklaring. In de verwijderingsbeschikking dient opgenomen te worden dat de vreemdeling gedurende een bepaalde periode niet in Sint Maarten mag terugkeren.
5.5.
Eiser heeft naar voren gebracht dat hij al lange tijd in Sint Maarten woont, twee maal getrouwd is geweest waaruit die relaties in 2013 een zoon en in 2017 een dochter is geboren. Eiser stelt dat verwijdering in strijd komt met het op grond van artikel 8 van het EVRM te beschermen gezinsleven en wijst er op dat hij tot 2010 rechtmatig verblijf had in Sint Maarten. In het Dominicaanse Republiek heeft hij niets om naar terug te gaan. Eiser heeft twee minderjarige Nederlandse kinderen in Sint Maarten en hij heeft er een vaste verblijfplaats. Hij is, kortom, volledig geïntegreerd in de samenleving van Sint Maarten. Al met al had verweerder niet in redelijkheid tot de bestreden besluiten kunnen komen.
5.6.
Het Gerecht stelt vast dat eiser op het moment van opleggen van de verwijderingsbeschikking geen rechtmatig verblijf had. Ook is niet gebleken dat er een verblijfsaanvraag liep. Het Gerecht van oordeel dat ten tijde van het opleggen van de maatregel er aldus geen zicht op legalisering bestond van zijn verblijf. Niet is gebleken dat eiser ooit tijdens zijn lange verblijf in Sint Maarten over een verblijfstitel heeft beschikt. Het familie dan wel gezinsleven dat eiser stelt te hebben, heeft hij opgebouwd in de periode van onrechtmatig verblijf. Verwijdering van eiser is dan ook geen inbreuk op dit familieleven. Van bijzondere omstandigheden is voorts ook niet gebleken.
5.7.
Gelet op het vorenstaande bestaat er voldoende grond voor het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid de onderhavige verwijderingsbeschikking te nemen en eiser de maximale termijn van drie jaar ongewenst te verklaren. Dat is ook voldoende gemotiveerd, terwijl evenmin is gebleken van schending van het gelijkheidsbeginsel.

6.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 31 juli 2023.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.