Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
3.Feiten
4.Het geschil
De beoordeling
De beslissing
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft eiseres, een staatsburger van de Dominicaanse Republiek, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag om een vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv) met als verblijfsdoel humanitair. De aanvraag werd afgewezen door de Minister van Justitie van Sint Maarten, die zich baseerde op het feit dat eiseres na 2013 niet meer beschikte over een tewerkstellingsvergunning. Eiseres had eerder in 2012 een vttv voor arbeid in loondienst, maar deze kon niet worden betrokken bij de beoordeling van haar huidige aanvraag. De beschikking van de Minister, waarin het bezwaarschrift van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag werd afgewezen, dateert van 4 februari 2022.
De procedure begon met een beroepschrift dat op 18 maart 2022 werd ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 februari 2023, waarbij zowel eiseres als de verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. Eiseres verzocht het Gerecht om de beschikking te vernietigen en de Minister op te dragen een nieuwe beschikking te nemen. De verweerder voerde gemotiveerd verweer en concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep.
Het Gerecht oordeelde dat de vergunning voor arbeid in loondienst van eiseres in 2012 niet relevant was voor de beoordeling van haar aanvraag voor een humanitaire verblijfsvergunning. Eiseres had sinds 2013 zes jaar gewacht met het indienen van haar aanvraag en had niet onderbouwd dat zij gedurende deze periode niet in staat was om een aanvraag in te dienen. Het Gerecht concludeerde dat het onrechtmatige verblijf van eiseres voor haar eigen risico kwam en dat de duur van de procedure geen aanleiding gaf voor toekenning van een verblijfsvergunning. Uiteindelijk verklaarde het Gerecht het beroep ongegrond.