ECLI:NL:OGEAM:2023:15

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
SXM202101295- Lar 172/2021
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag vergunning tot tijdelijk verblijf op basis van onvoldoende bewijs van samenwoning

In deze zaak heeft eiser, een burger van de Dominicaanse Republiek, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (v.t.t.v.) door de Minister van Justitie van Sint Maarten. De aanvraag was afgewezen op basis van het ontbreken van bewijs dat zijn echtgenote op Sint Maarten woont en dat zij samenwonen. Eiser had eerder een v.t.t.v. gekregen, maar deze was verlopen. De Minister had de aanvraag afgewezen omdat eiser niet voldoende middelen van bestaan had en er vermoedens waren van een schijnhuwelijk.

De procedure begon met een beroepschrift dat op 7 oktober 2021 werd ingediend. Eiser heeft aanvullende producties overgelegd en er heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op verschillende data, waarbij eiser en de Minister vertegenwoordigd waren door gemachtigden. Tijdens de zittingen werd eiser de kans gegeven om bewijs te leveren van de woonplaats van zijn echtgenote op Sint Maarten, maar de overgelegde documenten, waaronder een kopie van haar paspoort en salarisstroken, werden als onvoldoende beschouwd.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de echtgenote van eiser op 14 augustus 2022 uit Sint Maarten is vertrokken en dat er geen bewijs was van haar terugkeer. De conclusie was dat eiser niet had aangetoond dat hij met zijn echtgenote samenwoont, wat leidde tot de ongegrondverklaring van zijn beroep. De uitspraak werd gedaan door rechter J.M. Ghrib op 20 maart 2023.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 20 maart 2023
Zaaknummer: SXM202101295-LAR00172/2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 27 augustus 2021 waarbij het bezwaarschrift van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (v.t.t.v.) kennelijk ongegrond is verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 7 oktober 2021 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 12 september 2022 heeft eiser aanvullende producties overgelegd.
2.2.
Op 10 januari 2022 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 19 september 2022, 16 januari 2023 en 13 februari 2023. Eiser is verschenen bij gemachtigde. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] en is burger van de Dominicaanse republiek.
3.2.
Eiser is op 4 augustus 2016 gehuwd met [naam echtgenote] en heeft op 6 februari 2017 een aanvraag ingediend voor een v.t.t.v. met als doel gezinsvorming met echtgenote. Op deze aanvraag heeft verweerder toewijzend beslist en aan eiser is een v.t.t.v. verleend met als vervaldatum 6 februari 2020.
3.3.
Op de aanvraag van eiser tot verlening van deze vergunning op 27 januari 2020 heeft verweerder bij beslissing van 23 oktober 2020 afwijzend beslist.
3.4.
Het bezwaarschrift van eiser heeft verweerder bij beslissing 27 augustus 2021 kennelijk ongegrond verklaard.

4.Het geschil

4.1.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
Verweerder heeft blijkens het zich in het dossier bevindende rapport van 30 juli 2020 telefonisch eiser verzocht om nadere stukken ter ondersteuning van zijn aanvraag te overleggen. Eiser is dezelfde dag in persoon gehoord. Hij heeft verklaard dat hij niet werkzaam is. Voorts heeft hij verklaard dat sinds september 2019 zijn vrouw is vertrokken naar de Dominicaanse Republiek en dat hij niet weet wanneer zij terugkeert. Hij verblijft bij zijn moeder.
5.2.
Blijkens de beslissing tot afwijzing van de aanvraag heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen omdat niet is gebleken van voldoende middelen van bestaan en voorts op grond van het vermoeden van een schijnhuwelijk omdat er geen sprake is van samenwoning.
5.3.
Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard omdat eiser niet heeft aangetoond dat zijn echtgenote op Sint Maarten woont en dat hij met haar samenwoont.
5.4.
Ter zitting van 19 september 2022 heeft het Gerecht de behandeling van de zaak aangehouden om eiser in de gelegenheid te stellen aan te tonen dat zijn echtgenote woonachtig is op Sint Maarten. Voorts is de behandeling ter zitting van 16 januari 2023 wederom aangehouden. Ter zitting van 13 februari 2023 heeft de gemachtigde van eiser onvoldoende kunnen onderbouwen dat de echtgenote van eiser woonachtig is op Sint Maarten. De door de gemachtigde overgelegde kopie van haar paspoort biedt geen houvast voor deze conclusie net zoals de overgelegde salarisstroken. Hierbij acht het Gerecht van belang dat de overgelegde kopieën van het paspoort onvolledig zijn. Slechts twee pagina’s zijn overgelegd. Uit de overgelegde kopieën blijkt voorts dat de echtgenote op 14 augustus 2022 is vertrokken uit Sint Maarten. Van terugkeer blijkt niet. Voorts zien de salarisstroken op een periode van na haar vertrek, hetgeen doet twijfelen aan de authenticiteit. Een en ander maakt dat de aanwezigheid van de echtgenote op Sint Maarten onvoldoende vaststaat.
5.5.
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder tot de conclusie kon komen dat van samenwoning geen sprake is.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 20 maart 2023.
T
egen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.