ECLI:NL:OGEAM:2023:14

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
SXM202101597- Lar 229/2021
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing van vergunning tot verblijf en tijdelijke verblijfsvergunningen voor echtgenote en minderjarige kind

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde E.I. Maduro, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een vergunning tot verblijf en tijdelijke verblijfsvergunningen voor de echtgenote en het minderjarige kind van eiser. De aanvragen zijn afgewezen door de Minister van Justitie van Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller, op basis van het feit dat eiser niet voldeed aan de vereiste van vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf. Eiser heeft sinds 26 november 2007 verblijf op Sint Maarten, maar zijn laatste tijdelijke vergunning is op 15 juli 2020 verlopen. De aanvraag voor een nieuwe vergunning werd ingediend op 28 augustus 2020, maar werd afgewezen omdat eiser niet aan de vereisten voldeed. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 november 2022 is het standpunt van beide partijen besproken. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de afwijzing van de aanvragen terecht was, aangezien eiser niet kon aantonen dat hij vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf had gehad. De wetgeving stelt dat een aanvraag na het verlopen van de geldigheidsduur van een vergunning kan leiden tot een verblijfsgat, wat in dit geval ook is vastgesteld. Het Gerecht heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 20 maart 2023.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 20 maart 2023
Zaaknummer: SXM202101597-LAR00229/2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:

1. [eiser]

2. [eiseres]

3.eiser en eiseres in hun hoedanigheid als wettelijke vertegenwoordigers van:
[minderjarige], [geboortedatum]
tezamen te noemen eisers,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikkingen

De beschikkingen op bezwaarschriften van eisers waarbij verweerder de bezwaren tegen de afwijzing tot verlenen van een vergunning tot verblijf van eiser en van de vergunningen tot tijdelijk verblijf van zijn echtgenote en minderjarige kind, heeft afgewezen.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 23 december 2021 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) hebben eisers tegen voormelde beschikkingen beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 17 november 2022 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 28 november 2022. Eisers zijn bij hun gemachtigde verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiser heeft sedert 26 november 2007 verblijf op Sint Maarten met als doel arbeid in loondienst. Zijn laatste tijdelijke vergunning (hierna v.t.t.v.) is op 15 juli 2020 verlopen.
3.2.
Eiser heeft op 28 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf.
3.3.
Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiser niet vijf jaar onafgebroken verblijf heeft gehad.
3.4.
Verweerder heeft de aanvragen van sub 2. en sub 3. afgewezen omdat zij afhankelijk zijn van de vergunningverlening aan sub 1.

4.Het geschil

4.1.
Eisers hebben het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikkingen waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen nieuwe beschikkingen te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
Verweerder heeft naar het oordeel van het Gerecht terecht naar voren gebracht dat de aanvragen van 28 augustus 2020 niet leiden tot een zogenaamd verblijfsgat gezien de door verweerder afgekondigde ‘Covid-19 Grace Period’ van drie maanden.
5.2.
Verweerder heeft bij verweerschrift de verblijfshistorie van eiser weergegeven. Hieruit blijkt dat eiser verschillende zogenaamde verblijfgaten heeft waarvan de laatste is ontstaan in 2019: tussen 11 mei 2019 en 15 juli 2019.
Niet in geschil is dat eiser pas op 15 juli 2019 een aanvraag heeft ingediend tot verlenging van zijn v.t.t.v. die op 11 mei 2019 was verlopen. Hetgeen eiser heeft aangevoerd ten aanzien van een gedoogtermijn van drie maanden na verlopen van de geldigheidsduur zijn van een vergunning, kan naar het oordeel van het Gerecht niet leiden tot een gegrond beroep. Zoals al eerder in verschillende uitspraken van dit Gerecht is overwogen, blijkt uit de wet en regelgeving dat de drie maanden waarop eiser een beroep doet, zien op de periode waarbinnen een vreemdeling een verlenging van zijn vergunning kan aanvragen zonder dat deze als eerste aanvraag heeft te gelden. Uitdrukkelijk is in de wet en regelgeving opgenomen dat een aanvraag na verlopen van de geldigheidsduur van een vergunning kan leiden tot een zogenaamd verblijfsgat.
5.3.
Nu onweersproken is dat eiser nà verlopen van de geldigheidsduur van zijn v.t.t.v. in 2019 een aanvraag tot verlenging heeft ingediend en er niet is gebleken van omstandigheden die deze late aanvraag verschoonbaar maken, gaat verweerder er niet ten onrechte van uit dat de telling voor 5 jaar onafgebroken rechtmatig verblijf begint op 15 juli 2019.
5.4.
Het Gerecht is van oordeel dat eiser aldus bij aanvraag tot vergunning tot verblijf geen vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf heeft gehad en verweerder heeft de aanvraag terecht af gewezen. Hetgeen de gemachtigde heeft gesteld ten aanzien van een periode van drie jaar, behoeft geen bespreking omdat eiser ook geen drie jaar onafgebroken rechtmatig verblijf heeft gehad bij indienen aanvraag vergunning tot verblijf.
5.5.
Verweerder heeft eiser in de gelegenheid gesteld om alsnog een verlenging van zijn v.t.t.v. aan te vragen. Hiertoe heeft verweerder aangegeven dat eiser, gelijk zijn eerdere aanvragen, dient te beschikken over een tewerkstellingsvergunning. Het Gerecht heeft de behandeling van de beroepszaak aangehouden om eiser in de gelegenheid te stellen deze aanvraag in te dienen. Ter zitting van 13 februari 2023 heeft de gemachtigde van eiser evenwel aangegeven dat eiser geen tewerkstellingsvergunning kan overleggen en deze ook niet heeft aangevraagd.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6..De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 20 maart 2023.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.