ECLI:NL:OGEAM:2023:12

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
SXM202201004- GAZ 19/2022
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fictieve weigering om te beslissen op verzoek tot bevordering met terugwerkende kracht

In deze zaak heeft klaagster, vertegenwoordigd door de heer L.C.J. Lewis, een bezwaarschrift ingediend tegen de fictieve weigering van de Minister van Justitie van Sint Maarten om te beslissen op haar verzoek tot bevordering met terugwerkende kracht. Klaagster is sinds 8 oktober 2010 werkzaam als agent van Politie bij het Korps Politie Sint Maarten en heeft in het verleden meerdere verzoeken ingediend om haar rechtspositie te rectificeren. De mondelinge behandeling van het bezwaarschrift vond plaats op verschillende data, waarbij de zaak uiteindelijk op 20 maart 2023 werd behandeld door het Gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de Minister op 30 november 2021 een beslissing heeft genomen die in rechte vaststaat. Klaagster heeft echter geen nieuwe feiten of omstandigheden gepresenteerd die haar verzoek van 28 maart 2022 zouden onderbouwen. Het Gerecht oordeelt dat het verzoek ongegrond is en dat er geen aanleiding is om het eerdere besluit van de Minister te herzien. De uitspraak van het Gerecht verklaart het bezwaar gegrond, maar wijst het verzoek van klaagster af. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien de procedure niet heeft geleid tot een nieuw resultaat.

De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2023. Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken.

Uitspraak

Zaaknummer: SXM202201004-GAZ 19/2022
Datum: 20 maart 2023
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[klaagster],
klaagster,
gevolmachtigde: de heer L.C.J. LEWIS,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigden: mrs. P.A.M. BRANDON en L.C. PETERSON,

1.Aanduiding bestreden besluit

De fictieve weigering van verweerder om te beslissen op het verzoek verwoord in klaagsters brief van 28 maart 2022 strekkende tot bevordering met terugwerkende kracht in de functie van Medewerker basis Politie Zorg met de rang brigadier van politie bij het KPSM.

2.Het procesverloop

2.1.
Op 26 augustus 2022 is ter griffie van het gerecht in ambtenarenzaken (hierna: het gerecht) een bezwaarschrift (met producties) ingediend.
2.2.
Op 21 november 2022 heeft verweerder een aanvullende productie ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden op 28 november 2022. Partijen zijn bij hun gemachtigde voornoemd verschenen. De behandeling is aangehouden.
2.4.
Op 9 januari 2023 heeft verweerder een contra- memorie met producties ingediend.
2.5.
Mondelinge behandeling is voortgezet op 16 januari 2023. Partijen zijn bij hun gemachtigde voornoemd verschenen. De behandeling is eveneens aangehouden.
2.6.
De zaak is vervolgens op 13 februari 2023 voortgezet. Klaagster is niet verschenen. Voor verweerder is gemachtigde voornoemd verschenen.
2.7.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.De feiten

3.1
De volgende feiten staan vast.
- Klaagster is d.d. 8 oktober per 7 juli 2010 benoemd tot agent van Politie bij het Korps Politie Sint Maarten, Saba en St Eustatius in de functie van Medewerker basis Politie Zorg met een bezoldiging conform politieschaal 5p.
- bij brieven van 1 december 2020, 6 januari 2021 en 3 maart 2021 heeft klaagster zich tot verweerder gericht met het verzoek inhoudende recht trekking van haar rechtspositie met terugwerkende kracht.
- tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek heeft klaagster op 7 april 2021 een bezwaarschrift ingediend.

4.De beoordeling

4.1.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Het Gerecht in ambtenarenzaken heeft bij uitspraak van 12 juli 2021, SXM202100451-GAZ 20/2021, het bezwaar gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen vier weken een beslissing te nemen.
Bij uitspraak van 21 januari 2022, SXM202101273-GAZ 50/2021, heeft het Gerecht klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar tegen uitblijven nakomen uitspraak omdat de gemachtigde van klaagster ter zitting had aangegeven dat bij brief van 30 november 2021 verweerder gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van 12 juli 2021.
Bij schrijven van 28 maart 2022 heeft klaagster verweerder verzocht om haar rechtspositie recht te trekken. Op 10 mei 2022 heeft klaagster een rappel brief gestuurd aan verweerder. Bij schrijven van 13 juni 2022 heeft klaagster verweerder gesommeerd om haar rechtspositie recht te trekken.
4.2.
Het Gerecht stelt vast dat de beslissing van verweerder van 30 november 2021 in rechte vast staat. Ter zitting hebben partijen bevestigd dat er geen procedure meer aanhangig is omtrent dit besluit. Het Gerecht stelt voorts vast, dat de gemachtigde van klaagster ter zitting niet duidelijk heeft kunnen maken waarin het verzoek gericht tot verweerder van 28 maart 2022 verschilt van haar eerdere verzoek welke geleid heeft tot de beslissing van 30 november 2021. De gemachtigde van klaagster heeft ook niet de beslissing van verweerder d.d. 30 november 2021 overgelegd om verschillen te onderbouwen. De gemachtigde heeft aan het Gerecht niet duidelijk kunnen maken wat wordt beoogd met het op 28 maart 2022 ingediende verzoek dat anders zou zijn dan in het voorgaande verzoek.
4.3.
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder wel dient te beslissen op het verzoek van klaagster. Bij contra- memorie heeft verweerder naar het oordeel van het Gerecht echter voldoende onderbouwd dat het verzoek ongegrond dient te worden verklaard omdat het geen nieuw verzoek betreft. Voor zover verweerder dient te toetsen of het verzoek van klaagster een verzoek tot herziening betreft van haar besluit van 30 november 2021, is het Gerecht van oordeel dat deze toets tot niets kan leiden nu de gemachtigde van klaagster geen enkele onderbouwing hiertoe heeft gegeven. De tekst van het verzoek geeft hiertoe geen enkele aanleiding en ook ter zitting heeft de gemachtigde geen enkele stelling hiertoe aangevoerd.
4.4.
Gezien het vorenstaande zal het Gerecht, met het oog op een finale geschillenbeslechting, zelf in de zaak voorzien. Het bezwaar wordt gegrond verklaard en doende wat verweerder had dienen te doen wordt het verzoek van klaagster afgewezen omdat er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn gesteld dan wel enige aanleiding bestaat om het besluit van verweerder van 30 november 2021 te herzien.
4.5.
Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding. De gemachtigde van klaagster kan worden aangerekend dat deze procedure tot niets heeft geleid.

5.De beslissing

Het Gerecht in ambtenarenzaken:
verklaart het bezwaar gegrond;
wijst af het verzoek van klaagster van 28 maart 2022 tot rechttrekken van haar rechtspositie.
Deze uitspraak is gedaan door J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 20 maart 2023.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open op de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken.