ECLI:NL:OGEAM:2023:100

• Datum uitspraak: 3 oktober 2023
• Publicatiedatum: 2 september 2024
• Zaaknummer: SXM202300726 en SXM202201366
• Instantie: Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
• Type: Uitspraak
• Rechtsgebied: Civiel recht
• Procedures: Eerste aanleg - enkelvoudig
• Rechters: G.A.F.M. Wouters
• Vindplaatsen: Rechtspraak.nl

AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd

Afwikkeling van een huurovereenkomst met betalingsgeschillen tussen huurders en verhuurder

In deze zaak, die op 3 oktober 2023 werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, stonden twee huurders, aangeduid als Huurder-1 en Huurder-2, tegenover hun verhuurder. De verhuurder had een bevel tot betaling uitgevaardigd, omdat de huurders nog bedragen aan hem verschuldigd waren na beëindiging van de huurovereenkomst op 30 juni 2022. De huurders hadden de woning gehuurd in Mary’s Fancy en waren in totaal $3.262,89 verschuldigd, inclusief kosten voor niet-betaalde rekeningen en schade aan de woning. Huurder-1 had verzet aangetekend tegen het bevel tot betaling, terwijl Huurder-2 een vordering in reconventie had ingediend om de terugbetaling van de borgsom te eisen. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juni 2023 werden de standpunten van beide partijen uiteengezet. Het Gerecht oordeelde dat Huurder-1 ontvankelijk was in zijn verzet, omdat het bevel tot betaling niet correct was betekend. Het Gerecht oordeelde dat de huurders in totaal $503,82 aan de verhuurder moesten betalen, na verrekening van de borgsom. De vordering van Huurder-2 werd afgewezen, omdat de verhuurder niets meer aan haar verschuldigd was. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummers: SXM202300726 en SXM202201366 (gevoegd)

Vonnis d.d. 3 oktober 2023

inzake

Huurder-1,

wonende in Sint Maarten,

opposant, oorspronkelijk gedaagde,

procederend in persoon,

tegen

Verhuurder,

wonende in het Verenigd Koninkrijk,

geopposeerde, oorspronkelijk eiser,

gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,

en

Verhuurder,

eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie,

wonende in het Verenigd Koninkrijk,

gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,

tegen

Huurder-2,

wonende in Sint Maarten,

gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie,

procederend in persoon.

1. Het procesverloop

1.1.

Het procesverloop blijkt uit:

SXM202300726 (hierna: de zaak tegen [huurder-1])

- het inleidend verzoekschrift van [verhuurder] met producties, op 24 november 2022 ter griffie ingediend ^[1] ;

- het bevel tot betaling d.d. 7 maart 2023 ^[2] ;

• het verzetschrift van [huurder-1] met producties, op 8 juni 2023 ter griffie ingediend;
• de akte uitlating na verzet van [verhuurder] met producties d.d. 8 augustus 2023;

SXM202201366 (hierna: de zaak tegen [huurder-2])

- het inleidend verzoekschrift van [verhuurder] met producties, op 24 november 2022 ter griffie ingediend ^[3] ;

• de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties d.d. 4 april 2023;
• het comparitievonnis d.d. 18 april;
• de conclusie van repliek in conventie, tevens van antwoord in reconventie met producties, op 17 mei 2023 ter griffie ingediend;
• de aantekeningen van de griffier gemaakt tijdens de comparitie d.d. 1 juni 2023;
• de akte uitlating na comparitie met producties d.d. 13 juni 2023;
• de door [huurder-2] op de rolzitting d.d. 13 juni 2023 overgelegde stukken;
• de e-mail van de rechter aan mr. Merx en [huurder-2] d.d. 28 juli 2023;
• de akte uitlating van [verhuurder] d.d. 8 augustus 2023;
• de aantekening van de rolrechter dat [huurder-2] op de rolzitting d.d. 8 augustus 2023 heeft medegedeeld dat de bedragen op de door haar op 13 juni 2023 overgelegde stukken dollarbedragen betreffen.

1.2.

De mondelinge behandeling in de zaak tegen [huurder-2] heeft op 1 juni 2023 plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen ^[4] , mr. Merx en [huurder-1]. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun wederzijdse standpunten (nader) uiteengezet en vragen van de rechter beantwoord.

1.3.

De uitspraak van de vonnissen in beide zaken is bepaald op vandaag.

Prealabele beslissing

1.4.

Het Gerecht zal de beide zaken voegen nu deze verknocht zijn.

2. De feiten

2.1.

De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet zijn betwist.

2.2.

In de zaak tegen [huurder-1] vermeldt [verhuurder] in diens akte uitlating na verzet dat de grosse van het vonnis ^[5] op 20 maart 2023 door de deurwaarder
niet in persoon is betekend aan [huurder-1].

2.3. [

huurder-1] heeft [huurder-2] vergezeld tijdens de comparitie d.d. 1 juni 2023 in de zaak tegen haar. Aan hem is toen de zakelijke inhoud van het tegen hem uitgevaardigde bevel tot betaling voorgehouden.

3. Het geschil

De vorderingen van [verhuurder]

3.1. [

verhuurder] vordert om tegen [huurder-1], respectievelijk [huurder-2] een bevel tot betaling uit te vaardigen ten bedrage van US$ ^[6] 3.262,89, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2022, kosten rechtens.

3.2. [

verhuurder] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. Hij had de woning aan de [adres] te Mary’s Fancy verhuurd aan [huurder-1] en [huurder-2], die de huurovereenkomst op 30 juni 2022 hebben beëindigd. Na verrekening met de borgsom zijn zij nog aan hem verschuldigd:

• het totaal van vier niet betaalde GEBE-rekeningen: $ 1.387,89
• de kosten voor een nieuwe deur: $ 1.975,-
• de kosten voor de deur van een kast: $ 1.400,-
• niet betaalde huur: $ 250,-
• kleine reparaties:

totaal: $ 5.262,89

af: borgsom
$ 2.000,-

resteert: $ 3.262,89.

Het verzet van [huurder-1]

3.4. [

huurder-1] heeft gevorderd hem tot goed opposant te verklaren, het bevel tot betaling te vernietigen en de vordering van [verhuurder] af te wijzen, met veroordeling van laatstgenoemde in de kosten van het geding.

De vordering in reconventie van [huurder-2]

3.5. [

huurder-2] vordert om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [verhuurder] te veroordelen om aan haar de betaalde borgsom ad $ 2.000,- terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2022, en om hem in de proceskosten te veroordelen.

3.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

Is [huurder-1] ontvankelijk in zijn verzet?

4.1.

Volgens [verhuurder] is dat niet het geval en hij motiveert dat uitvoerig. Het Gerecht beantwoordt deze vraag echter bevestigend. Het bevel tot betaling is niet in persoon aan [huurder-1] betekend. Dat hij eerder dan op 1 juni 2023 ^[7] kennis heeft genomen van de inhoud van het bevel tot betaling kan niet worden vastgesteld. Het verzet is ingesteld op 8 juni 2023, hetgeen – gelet op artikel 84, eerste lid, tweede volzin Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering – tijdig is.

Wat zijn [huurder-1] en [huurder-2] nog verschuldigd aan [verhuurder]?

4.2.

Het Gerecht zal dit post voor post behandelen.

GEBE

4.3.

Bij akte uitlating na comparitie heeft [verhuurder] overgelegd:

- een factuur van GEBE d.d. 9 maart 2022 met totaal bedrag van $ 332,55;

- een bewijs van betaling betreffende dat factuurbedrag;

- een factuur van GEBE d.d. 8 april 2022 met totaal bedrag van $ 353,93;

- een bewijs van betaling betreffende dat factuurbedrag;

- een factuur van GEBE d.d. 10 mei 2022 met totaal bedrag van $ 317,34;

- een bewijs van betaling betreffende dat factuurbedrag;

- een factuur van GEBE d.d. 9 juni 2022 met totaal bedrag van $ 384,07, waarbij een bewijs van betaling ontbreekt.

Al deze facturen staan ten name van [verhuurder] en vermelden als adres Gladiola Drive 21.

4.4. [

huurder-1] en [huurder-2] hebben betoogd dat zijzelf GEBE hebben betaald. [verhuurder] heeft dat betwist. Tijdens de comparitie in de zaak tegen [huurder-2] heeft de rechter tegen haar gezegd dat het aan haar is om bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt wat zij en [huurder-1] hebben betaald aan GEBE terzake van de woning aan de [adres]. [huurder-2] heeft vervolgens op 13 juni 2023 – zonder enige toelichting – een setje papieren overgelegd, naar aanleiding waarvan de rechter in zijn mail d.d. 28 juli het volgende heeft geschreven:

[[huurder-2]] heeft – zonder enige toelichting – […] een overzicht van bij- en afschrijvingen van een bankrekening van
Grande Smokers Lounge BV overgelegd waar de volgende afschrijvingen geel zijn gemarkeerd:

• 29 april 2022 ten bedrage van 250,00 (dollar of gulden?) met omschrijving GEBE HOUSE II, 1108372 en Gebe March 2022;
• 7 maart 2022 ten bedrage van 200,00 (dollar of gulden?) met omschrijving GEBE HOUSE II, 1108372 en GEBE;
• 22 februari 2022 ten bedrage van 318,00 (dollar of gulden?) met omschrijving GEBE HOUSE II, 1108372 en 2009709342;
• 22 februari 2022 ten bedrage van 149,92 (dollar of gulden?) met omschrijving GEBE House, 1138417 en 2009690352;
• 11 januari 2022 ten bedrage van 197,00 (dollar of gulden?) met omschrijving GEBE HOUSE. 1138417 en 2009643220;
• 11 januari 2022 ten bedrage van 200,00 (dollar of gulden?) met omschrijving GEBE HOUSE II en 1108372.

[…]

[[huurder-2] dient] aan te geven of bovengemelde bedragen in dollars of guldens zijn.

[verhuurder] heeft daarna (impliciet) zijn betwisting gehandhaafd.

4.5.

Het Gerecht is van oordeel dat [huurder-1] en [huurder-2] er niet in zijn geslaagd om aannemelijk te maken dat zijzelf GEBE hebben betaald. [verhuurder] heeft aannemelijk gemaakt dat hij in ieder geval een bedrag van $ 1.003,82 heeft betaald. Dit bedrag zijn [huurder-1] en [huurder-2] daarom aan hem verschuldigd.

Achterdeur

4.6. [

huurder-1] en [huurder-2] erkennen deze deur beschadigd te hebben achtergelaten en dat zij aansprakelijk zijn voor de kosten van herstel. Zij betwisten echter aan [verhuurder] een bedrag van $ 1.975,- verschuldigd te zijn. [verhuurder] heeft een bewijs van betaling overgelegd voor een bedrag van $ 1.250,-, hetgeen ziet op een nieuwe deur. Hij heeft echter nagelaten duidelijk te maken waarom niet kon worden volstaan met het vervangen van de ruit van de deur. Het Gerecht zal het schadebedrag dat [huurder-1] en [huurder-2] aan [verhuurder] verschuldigd zijn naar redelijkheid en billijkheid begroten op $ 1.000,-.

Kastdeur

4.7. [

huurder-1] en [huurder-2] erkennen deze deur beschadigd te hebben achtergelaten en erkennen dat zij aansprakelijk zijn voor de kosten van herstel. Zij betwisten echter aan [verhuurder] een bedrag van $ 1.400,- verschuldigd te zijn. [verhuurder] heeft een bewijs van betaling overgelegd voor een bedrag van $ 750,-, hetgeen ziet op een nieuwe kast. Hij heeft echter nagelaten duidelijk te maken waarom niet kon worden volstaan met het vervangen van de kastdeur. Het Gerecht zal het schadebedrag dat [huurder-1] en [huurder-2] aan [verhuurder] verschuldigd zijn naar redelijkheid en billijkheid begroten op $ 500,-.

Niet betaalde huur en kleine reparaties

4.8.

Gelet op de gemotiveerde betwisting door [huurder-1] en [huurder-2] heeft [verhuurder] deze posten onvoldoende onderbouwd, zodat deze zullen worden afgewezen.

Slotsom

4.9. [

huurder-1] en [huurder-2] zijn het volgende aan [verhuurder] verschuldigd:

• GEBE: $ 1.003,82
• achterdeur: $ 1.000,-
• kastdeur:

totaal $ 2.503,82

af: borgsom
$ 2.000,-

resteert: $ 503,82.

[huurder-1] en [huurder-2] zullen hoofdelijk ^[8] worden veroordeeld om dat laatste bedrag aan [verhuurder] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals gevorderd.

4.10.

Gelet op het vorenstaande zal [huurder-1] tot goed opposant worden verklaard en zal het tegen hem uitgevaardigde bevel tot betaling worden vernietigd.

De vordering in reconventie van [huurder-2]

4.11.

Gelet op overweging 4.9. is [verhuurder] niets meer aan [huurder-2] verschuldigd. Haar vordering zal daarom worden afgewezen.

Proceskosten

4.12.

Omdat partijen over en weer in het gelijk c.q. ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt ^[9] .

5. De beslissing

Het Gerecht:

5.1.

verklaart [huurder-1] tot goed opposant en vernietigt het tegen hem uitgevaardigde bevel tot betaling;

5.2.

veroordeelt [huurder-1] en [huurder-2]
hoofdelijk tot betaling aan [verhuurder] van een bedrag van $ 503,82, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 augustus 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;

5.3.

verklaart het vonnis tot hier toe uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

5.5.

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.

Voetnoten

1. In dat verzoekschrift heeft [verhuurder] verzocht een rechterlijk bevel tot betaling ex artikel 862 uit te vaardigen tegen [huurder-1].

2. Zaaknummer SXM202201366.

3. In dat verzoekschrift heeft [verhuurder] verzocht een rechterlijk bevel tot betaling ex artikel 862 uit te vaardigen tegen [huurder-2].

4. [verhuurder] via een audiovisuele verbinding.

5. Noot Gerecht: bedoeld zal zijn het bevel tot betaling.

6. Hierna: $.

7. De datum van de comparitie in de zaak tegen [huurder-2] (zie hierboven onder 2.3.)

8. Hoofdelijk wil zeggen dat indien en voor zover de een heeft betaald de andere ontslagen is van zijn/haar verplichting om te betalen.

9. In de zaak tegen [huurder-2]: zowel in conventie als in reconventie; in de zaak tegen [huurder-1]: zowel in de verstek- als in de verzetprocedure.