Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
3.Feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
De beslissing
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft eiser, een Haïtiaanse nationaliteit, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om vrijstelling van dienst met behoud van vol inkomen. De zaak betreft een maatregel van vreemdelingenbewaring die aan eiser is opgelegd op 5 februari 2022, nadat hij geen bewijs van verblijf of identiteitskaart kon tonen. Eiser is op 21 februari 2022 in vrijheid gesteld, maar heeft een beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring, stellende dat deze onrechtmatig was. De procedure begon met een pro forma beroepschrift op 17 februari 2022, gevolgd door aanvullende beroepsgronden op 15 juli 2022. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2023 zijn beide partijen verschenen en hebben zij pleitaantekeningen overgelegd.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring niet correct is uitgevoerd. Er ontbraken essentiële documenten, zoals een proces-verbaal van de staande- en aanhouding, en de procedure is niet strikt gevolgd. Het Gerecht oordeelt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, omdat de belangen van de overheid niet opwegen tegen de ernstige gebreken in de procedure. Eiser heeft verzocht om schadevergoeding voor de onrechtmatige detentie, welke het Gerecht heeft toegewezen. De schadevergoeding is vastgesteld op NAf 1.360,-- voor de 17 dagen van onrechtmatige detentie, en daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten en griffierecht aan eiser.
De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Ghrib op 13 februari 2023, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.