ECLI:NL:OGEAM:2022:96

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
SXM202101379- Lar 184/2021
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging bouwstop en verwijderingsbevel voor zonder vergunning oprichten van een vending booth en gestorte puin

In deze zaak heeft Mansha Property Management B.V. beroep ingesteld tegen een beschikking van de Minister van Volkswoning, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur van Sint Maarten, waarbij een bouwstop en een verwijderingsbevel is opgelegd. De beschikking, gedateerd op 1 oktober 2021, betrof het zonder vergunning oprichten van een 'vending booth' en het storten van puin op de percelen die in erfpacht zijn verkregen door eiseres. De procedure begon met een pro-forma beroepschrift dat op 10 november 2021 werd ingediend, gevolgd door aanvullende gronden op 31 mei 2022. De verweerder heeft op 13 december 2021 een verweerschrift ingediend, en er zijn aanvullende stukken ingediend op 9 mei 2022 en een aanvullend verweerschrift op 17 juni 2022. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 augustus 2022, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de bouwwerken inmiddels zijn verwijderd, waardoor eiseres geen procesbelang meer heeft in deze kwestie. De beroepsgronden behoeven daarom geen verdere bespreking. Wat betreft het gestorte puin, heeft het Gerecht overwogen dat het niet is toegestaan om puin op te slaan, tenzij dit voor openbare werken of voor werkzaamheden aan het onroerend goed zelf is. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de minister bevoegd is om handhavend op te treden en dat het handhavend optreden niet onevenredig is in verhouding tot de te dienen belangen. De uitspraak van het Gerecht was dat het beroep ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 19 september 2022
Zaaknummer: SXM202101379-LAR00184/2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
MANSHA PROPERTY MANAGEMENT B.V.,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.G. BLOEM,
tegen
DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING, MILIEU EN INFRASTRUCTUUR VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.F. GIBSON jr.,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 1 oktober 2021 waarbij een bouwstop en een verwijderingsbevel aan eiseres is opgelegd.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 10 november 2021 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend pro-forma beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 31 mei 2022 zijn de aanvullende gronden ingediend.
2.2.
Verweerder heeft op 13 december 2021 een verweerschrift ingediend. Bij brief van 9 mei 2022 heeft verweerder aanvullende stukken in het geding gebracht. Op 17 juni 2022 heeft verweerder een aanvullend verweerschrift ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 15 augustus 2022. Eiseres is bij gemachtigde voornoemd verschenen en heeft op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.
3.
Feiten
3.1.
Het Gerecht gaat uit van de volgende feiten.
- Eiseres heeft op 12 januari 2018, de percelen, kadastraal bekend onder meetbrieven 193/2017 en 194/2017 (hierna: de percelen) in erfpacht gekregen. De percelen liggen aan de Walter Nisbeth Road, te Philipsburg.
- Op 1 oktober 2021 is aan eiseres een bouwstop en verwijderingsbesluit opgelegd ten aanzien van een zonder vergunning oprichten van een “vending booth”. Voorts heeft verweerder beslist dat het zonder vergunning gestorte puin (excavated dirt, bulk waste) dient te worden verwijderd.
- Op 6 mei 2022 is door de VROMI- inspecteur een inspectierapport opgesteld. Bij brief van 31 mei 2022 is het rapport ingebracht.

4.Het geschil

4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het Gerecht stelt vast dat door de VROMI-inspecteur op 6 mei 2022 is geconstateerd dat de bouwwerken zijn verwijderd. Nu eiseres heeft voldaan aan de bestreden beschikking ten aanzien van het bouwwerk c.q. vending booth c.q. houten keet, heeft zij geen procesbelang meer in deze. De beroepsgronden behoeven dan ook geen bespreking.
5.2.
Ten aanzien van het gestorte puin, overweegt het Gerecht als volgt.
5.3.
Artikel 28 van de Afvalverordening luidt, voor zover van belang:
Het is de eigenaar van enig onroerend goed verboden:
dit goed geheel of ten dele aan te wenden of de aanwending daarvan te gedogen voor het opslaan van onbruikbare of aan hun bestemming onttrokken voertuigen, vaartuigen, of vliegtuigen of onderdelen daarvan, oud metaal, glas, afbraak, afval, puin of andere oude materialen;
…… ;
op dit goed één of meer stoffen of voorwerpen als onder a, dan wel één of meer voertuigen als onder b. bedoeld, aan het oog te onttrekken of onttrokken te houden met gebruikmaking van enig middel dat van een voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
Ingevolge artikel 29 van de Afvalverordening kan de minister van het verbod bedoeld in artikel 28 ontheffing verlenen.
Artikel 30 van de Afvalverordening luidt:
Het verbod gesteld in artikel 28 onder a is niet van toepassing:
a. op het hebben van afbraak, puin of andere oude bouwmaterialen op een onroerend goed, voor de ter plaatse of in de onmiddellijke omgeving in uitvoering zijnde openbare werken;
b. op het hebben van afbraak, puin of andere oude bouwmaterialen op een onroerend goed, waarop onderhouds-, herstel-, bouw of sloopwerkzaamheden worden verricht, mits deze zaken voor de uit te voeren werken nodig, of van het object, dat hersteld, of gesloopt wordt, afkomstig zijn.
Ingevolge Artikel 36 van de Afvalverordening is de minister bevoegd op kosten van de overtreders te doen wegnemen of te beletten hetgeen in strijd met deze verordening wordt ondernomen en te doen verrichten hetgeen in strijd daarmee wordt nagelaten.
5.4.
Het Gerecht stelt vast dat het ingevolge de Afvalverordening niet is toegestaan puin op te slaan anders dan voor de ter plaatse of in de onmiddellijke omgeving in uitvoering zijnde openbare werken of het hebben van puin op een onroerend goed waarop bouw of sloopwerkzaamheden worden verricht mits deze zaken voor de uit te voeren werken nodig of afkomstig zijn.
5.5.
Het is aan verweerder om aannemelijk te maken dat er een overtreding is begaan. Het Gerecht is van oordeel dat met het inspectierapport en de foto’s die verweerder heeft ingebracht, onder andere de foto’s behorende bij het inspectierapport van 6 mei 2022, voldoende aannemelijk is dat er puin aanwezig is op het perceel.
5.6.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres bevestigd dat het op het perceel aanwezige puin niet afkomstig is van afgraving ter plaatse maar van elders naar het perceel is gebracht. Dit om het perceel bouwrijp te maken, zo stelt de gemachtigde.
Dat er sprake zou zijn van afgraven van zand zoals in de beroepsgronden wordt gesteld, is met voornoemde stelling in strijd. Ook blijkt dit niet uit de bij het rapport van de inspecteur gevoegde foto’s. Het Gerecht volgt de gemachtigde dan ook in zijn ter zitting naar voren gebrachte stelling dat het puin van elders is aangevoerd en dat geen sprake is van afgraven.
Voorts heeft het Gerecht ter zitting vastgesteld dat er tot op heden geen bouwvergunning is aangevraagd dan wel werkzaamheden dien aan gaande worden verricht.
5.7.
Het Gerecht is van oordeel dat eiseres aldus onvoldoende heeft onderbouwd dat het aangetroffen puin naar het perceel is gebracht voor bouwwerkzaamheden, zijnde het bouwrijp maken van het perceel. Er is immers geen sprake van een begin met werkzaamheden die in de richting wijzen van het bouwrijp maken van het perceel.
5.8.
Het Gerecht is van oordeel dat, gezien het vorenstaande, verweerder bevoegd is om handhavend op te treden.
5.9.
Voorts is het Gerecht van oordeel dat niet is gebleken dat het handhavend optreden van verweerder in deze concrete situatie zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden behoort te worden afgezien. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden zijdens eiseres en het Gerecht is van oordeel dat de nadere motivering van verweerder in het besluit met betrekking tot het orkaan seizoen en het negatieve effect voor het land en inwoners niet onredelijk is te achten.
5.10.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 19 september 2022.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.