ECLI:NL:OGEAM:2022:94

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
SXM202101341- Lar 179/2021
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verlenging vergunning tot tijdelijk verblijf voor minderjarige op basis van artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft eiseres, in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigster van haar minderjarige zoon, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Justitie van Sint Maarten. De Minister had op 15 oktober 2021 het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van de verlenging van de vergunning tot tijdelijk verblijf van haar minderjarige zoon ongegrond verklaard. Eiseres en haar zoon hebben de Dominicaanse nationaliteit en eiseres had eerder een verklaring gekregen dat de Ltu niet van toepassing was. De minderjarige had rechtmatig verblijf met als doel verblijf bij zijn moeder. De Minister had de aanvraag afgewezen op basis van onvoldoende middelen van bestaan.

Tijdens de procedure heeft het Gerecht vastgesteld dat de Minister in zijn beslissingen niet voldoende gemotiveerd heeft waarom eiseres en haar zoon geen beroep konden doen op artikel 8 van het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Het Gerecht oordeelde dat de Minister ten onrechte had afgezien van een hoorzitting en dat het bezwaar van eiseres ten onrechte ongegrond was verklaard. Het Gerecht benadrukte dat bij de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM een 'fair balance' moet worden gevonden tussen de belangen van de betrokken vreemdeling en het algemeen belang van een restrictief toelatingsbeleid.

Het Gerecht concludeerde dat het belang van de minderjarige zwaar weegt, vooral gezien zijn jonge leeftijd en de omstandigheden waaronder eiseres over onvoldoende middelen beschikte. Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, herstelde het primaire besluit en droeg de Minister op om over te gaan tot verblijfsaanvaarding van de minderjarige. Tevens werd bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en dat de Minister griffiegelden aan eiseres moet betalen.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 1 augustus 2022
Zaaknummer: SXM202101341-LAR00179/2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiseres]in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigster van de minderjarige
[naam kind],
eiseres,
procederende in persoon,
tegen
DE MINSTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 15 oktober 2021, waarbij het bezwaar van eiseres gericht tegen verweerders beschikking van 14 mei 2021, inhoudende afwijzing van de verlenging van de vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: vttv) van de minderjarige [naam kind], ongegrond is verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 29 oktober 2021 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 16 februari 2022 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 20 juni 2022. Eiseres is niet verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Verweerder heeft een aanvullend verweerschrift voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiseres en haar minderjarige zoon, geboren [geboortedatum], hebben beiden de Dominicaanse nationaliteit.
3.2.
Eiseres heeft bij beschikking van 3 maart 2014 een “verklaring Ltu niet van toepassing” gekregen, op grond van artikel 1, aanhef en onder c, van de Ltu.
3.3.
De minderjarige heeft sedert 23 oktober 2016 rechtmatig verblijf met als doel “verblijf bij moeder”.
3.4.
Verweerder heeft de aanvraag met betrekking tot de minderjarige afgewezen omdat eiseres over onvoldoende middelen beschikt. Het bezwaarschrift van eiseres heeft verweerder kennelijk ongegrond verklaard.

4.Het geschil

4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
Niet in geschil is dat eiseres niet aan het inkomensvereiste van verweerder voldeed ten tijde van de aanvraag verlenging van de vttv voor de minderjarige.
5.2.
Anders dan verweerder betoogt is het Gerecht van oordeel dat verweerder ten onrechte in de beslissing in primo noch in de beslissing op bezwaar gemotiveerd heeft aangegeven waarom eiseres en de minderjarige geen beroep toekomen op hetgeen is bepaald in artikel 8 van het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Immers ingevolge vaste jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) en de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) met betrekking tot artikel 8 van het EVRM, dient verweerder ingeval van weigering van verblijfsvoortzetting van een minderjarige ambtshalve te toetsen of zich feiten en/of omstandigheden voordoen die maken dat het recht op familie- of geinsleven voor Sint Maarten een positieve verplichting met zich meebrengt om de minderjarige voorgezet verblijf toe te staan. In dit kader overweegt het Gerecht dat verweerder het bezwaarschrift van eiseres dientengevolge ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard en afgezien heeft van het houden van een hoorzitting.
5.3.
Het Gerecht overweegt voorts dat uit vaste jurisprudentie van het EHRM en de Afdeling volgt dat bij de belangenafweging in het kader van het door artikel 8 van het EVRM beschermde recht op eerbiediging van het familieleven een “fair balance” moet worden gevonden tussen het belang van de betrokken vreemdeling enerzijds en het algemeen belang dat is gediend bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds. Daarbij moeten alle voor die belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden kenbaar worden betrokken.
5.4.
Het Gerecht overweegt dat zwaar in het belang van de minderjarige weegt dat eiseres (de moeder) een verklaring ‘Ltu niet van toepassing’ heeft gekregen. Eiseres heeft dus, gelijk een persoon van Nederlandse nationaliteit, van rechtswege toegang tot Sint Maarten. Het verblijfsrecht van de moeder is dan ook niet afhankelijk van het verblijfsrecht van de minderjarige en er is derhalve geen risico op misbruik zijdens de moeder. Van belang is tevens de zeer jonge leeftijd van de minderjarige, die op vier jarige leeftijd bij zijn moeder verblijf is toegekend. Het verblijf van de minderjarige bij zijn moeder op Sint Maarten heeft aldus bij aanvraag niet een significant kortere periode bestreken dan zijn eerdere verblijf in de Dominicaanse Republiek. De minderjarige volgt al jaren onderwijs in Sint Maarten en is in hoge mate geïntegreerd. Voorts acht het Gerecht van belang dat redenen waardoor eiseres over onvoldoende inkomsten beschikte gelegen zijn in de moeilijke economische situatie ten gevolge van de Covid pandemie. Eiseres heeft evenwel geen beroep gedaan op openbare middelen en nog voordat de beschikking in primo is uitgereikt beschikte zij weer over vaste inkomsten.
5.5.
Nu verweerder ten onrechte heeft afgezien van het houden van een hoorzitting en bezwaar ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard, is het beroep gegrond.
5.6.
Het Gerecht ziet geen aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen dit gebrek te herstellen. De lange duur van de procedure (de verlengingsaanvraag dateert van 14 juli 2020), hetgeen hiervoor is overwogen in rechtsoverweging 5.4. en het feit dat er uit het dossier niet blijkt van enige andere feiten en omstandigheden die de conclusie van verweerder tot afwijzing nader zouden kunnen onderbouwen, maken dat het Gerecht aanleiding ziet om zelf in de zaak te voorzien en het primaire besluit te herroepen. Het Gerecht zal bepalen dat verweerder dient over te gaan tot verblijfsaanvaarding van de minderjarige. Deze uitspraak zal in de plaats treden van het vernietigde bestreden besluit.
5.7.
Voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken. Wel dient, nu het beroep gegrond wordt verklaard, verweerder aan eiseres de griffiegelden te betalen.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt verweerder dient over te gaan tot verblijfsaanvaarding van de minderjarige [naam kind];
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres zal betalen een bedrag van NAf 150,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 1 augustus 2022.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.