ECLI:NL:OGEAM:2022:87

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
SXM202101330- Lar 176/2021
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontheffing vestiging tandheelkundige/orthodontist op Sint Maarten

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde de heer R.E. Duncan, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om ontheffing om zich als tandheelkundige/orthodontist te vestigen op Sint Maarten. De afwijzing is gedaan door de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid van Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. S.R. Bommels. De beschikking van de minister, gedateerd 22 september 2021 en aangevuld op 25 november 2021, werd bestreden door eiseres, die stelde dat zij over voldoende kwalificaties beschikte om als tandarts te werken.

De procedure begon met de indiening van een beroepschrift op 26 oktober 2021, gevolgd door aanvullende producties van eiseres op 13 juni 2022. De minister diende op 24 februari 2022 een verweerschrift in. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 juni 2022, waarbij zowel eiseres als de minister vertegenwoordigd waren. De uitspraak werd gedaan op 1 augustus 2022.

Het Gerecht oordeelde dat eiseres niet had meegewerkt aan het door de minister aangeboden alternatief om haar diploma’s en werkervaring voor te leggen aan de Nederlandse commissie voor buitenlands gediplomeerden (CIBG). Hierdoor kon niet worden vastgesteld of eiseres over de vereiste kwalificaties beschikte. Het Gerecht concludeerde dat de minister op goede gronden de aanvraag had afgewezen, en dat er geen noodzaak was voor de vestiging van tandartsen op Sint Maarten. Eiseres werd niet gevolgd in haar stelling dat er sprake was van discriminatie of schending van het gelijkheidsbeginsel. De uitspraak leidde tot de conclusie dat het beroep ongegrond was, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 1 augustus 2022
Zaaknummer: SXM202101330-LAR00176/2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiseres],
eiseres,
gemachtigde: de heer R.E. DUNCAN,
tegen
DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, SOCIALE ONTWIKKELING EN ARBEID VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. S.R. BOMMEL,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 22 september 2021 aangevuld op 25 november 2021, waarbij verweerder het verzoek van eiseres tot verlenen van ontheffing om zich te vestigen als tandheelkundige/orthodontist op Sint Maarten, heeft afgewezen.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 26 oktober 2021 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Eiseres heeft op 13 juni 2022 aanvullende producties overgelegd.
2.2.
Op 24 februari 2022 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 20 juni 2022. Eiseres en haar gemachtigde zijn verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. De gemachtigde van eiseres heeft op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiseres is op [geboortedatum] in de Dominicaanse republiek geboren. Eiseres heeft van rechtswege verblijf op Sint Maarten.
3.2.
Uit de brieven van de minister van volksgezondheid gedateerd 29 maart 2011 en 14 juli 2011 blijkt dat eiseres in 2008 een ontheffingsverzoek heeft ingediend. Blijkens de brief van 14 juli 2011 van de minister wordt aan eiseres ontheffing verleent om voor de periode van 1 jaar als schooltandarts werkzaam te zijn. Voorts wordt eiseres geen ontheffing verleend tot vestiging als tandarts.
3.3.
Uit het dossier blijkt dat eiseres op 2 juni 2014 een nieuw ontheffingsverzoek heeft ingediend. De Raad voor de Volksgezondheid heeft bezwaar geuit in haar advies van 23 juni 2014 en bij beslissing van 26 januari 2016 heeft verweerder het verzoek afgewezen.
3.4.
Het in deze procedure van belang zijnde verzoek tot ontheffing heeft eiseres op 20 mei 2021 ingediend.
3.5.
De Raad voor de Volksgezondheid heeft op 16 november 2021 advies uitgebracht. Bij beslissing van 22 september 2021, aangevuld op 25 november 2021, heeft verweerder het verzoek afgewezen.

4.Het geschil

4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en te bepalen dat eiseres de verzocht vrijstelling of vergunning zal worden verleend.
4.2
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
Ingevolge artikel 2 van de Tijdelijke landsverordening beperking vestiging medische beroepsbeoefenaren is het verboden zich als medische beroepsbeoefenaar hier te lande te vestigen en het medische beroep uit te oefenen, dan wel medische beroepsbeoefenaren te vervangen of hun aantal uit te breiden. Ingevolge artikel 3 van deze landsverordening bepaalt dat de minister op een daartoe strekkend verzoek ontheffing kan verlenen. Ingevolge artikel 3, derde lid, wint de minister het advies in van de Directeur Volksgezondheid alsmede van de Raad voor de Volksgezondheid.
5.2.
Ingevolge artikel 1 van de Landsverordening uitoefening tandheelkunst zijn uitsluitend bevoegd tot uitoefening van de tandheelkundige praktijk zij die in het bezit zijn van een in Nederland afgegeven diploma als tandarts dan wel zij met een buitenlands diploma die een examen afleggen ten bewijze van bevoegdheid. Niet in geschil is dat eiseres niet over een in Nederland afgegeven diploma als tandarts beschikt. Uit het dossier blijkt dat de diploma’s behaald door eiseres in 2013 zijn geëvalueerd door het Ministerie van Onderwijs. Het evaluatierapport vermeldt dat eiseres het niveau bereikt heeft dat ongeveer overeenkomt met een masterdiploma in tandheelkunde. Mede op grond van de onduidelijkheid over de diploma’s van eiseres en het behaalde niveau is haar aanvraag in 2016 afgewezen.
5.3.
Voor zover eiseres betoogt dat, nu zij geen examen kan afleggen omdat verweerder de commissie tot afleggen van het examen niet heeft ingesteld, verweerder ten onrechte deze eis heeft gesteld als een der gronden voor de beslissing, kan zij niet worden gevolgd. Verweerder heeft aangegeven dat eiseres als alternatief is aangeboden dat haar diploma’s en werkervaring voor gelegd kunnen worden bij de Nederlandse commissie buitenlands gediplomeerden (CIBG). Niet in geschil is dat eiseres hieraan niet heeft meegewerkt. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat dit voor risico komt van eiseres en dat er aldus niet kan worden vastgesteld of eiseres over voldoende kwalificaties beschikt om als tandarts werkzaam te zijn. Eiseres heeft in aanvullende producties een en ander ingebracht. Deze producties zijn evenwel niet door het Gerecht te beoordelen. Eiseres dient alle stukken voor te leggen aan het CIBG omdat zij de expertise bezitten tot beoordeling.
5.4.
Dat eiseres met haar werkervaring kan aantonen dat zij over voldoende kwalificaties beschikt kan eveneens niet slagen. Eiseres heeft immers geen onderbouwing van haar werkervaring overgelegd. Dit klemt te meer nu niet duidelijk is of eiseres sedert de afwijzing gedateerd 2016 werkzaamheden als tandarts heeft verricht. Ook haar stelling ter zitting dat zij werkzaam is als tandarts in Saint Martin heeft zij op geen enkele wijze onderbouwd.
5.5.
De Raad voor de Volksgezondheid heeft op 16 november 2021 advies uitgebracht. In dit advies heeft de Raad aangegeven bezwaar tegen het uitoefenen van de functie tandarts door eiseres te hebben. De Raad verwijst naar haar advies van 2014, waarin de Raad bezwaar tegen de verlening heeft omdat de Raad “in het duister tast omtrent de vestigingsplaats van de aanvrager en de diplomawaardering niet als behoorlijk kan worden gekwalificeerd”. In haar advies van 2021 stelt de Raad dat eiseres sedert die tijd weinig ervaring en/of opleidingen gevolgd heeft om dit te verbeteren.
5.6.
Op grond van het hiervoor overwogene is het Gerecht van oordeel dat onvoldoende vaststaat dat eiseres over de vereiste kwalificaties beschikt en dat verweerder op goede grond heeft kunnen besluiten om de aanvraag van eiseres af te wijzen.
5.7.
Dat er een noodzaak tot vestiging van tandartsen zou zijn op Sint Maarten behoeft dan ook geen bespreking.
5.8.
Het Gerecht is voorts van oordeel dat eiseres geen beroep op het gelijkheidsbeginsel toekomt. Immers de enkele stelling van eiseres dat anderen wel zijn toegelaten, kan tot niets leiden. Gesteld noch gebleken dat deze anderen ook niet over de vereiste kwalificaties beschikken.
5.9.
De stelling van eiseres dat verweerder zou discrimineren laat het Gerecht voor wat het is. Een dergelijke stelling zonder enige toelichting of onderbouwing behoeft geen bespreking.
5.10.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 1 augustus 2022.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.