ECLI:NL:OGEAM:2022:82

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
SXM202200775- Lar 190/2022
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake intrekking vergunning tot verblijf van verzoekster

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 22 juli 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot schorsing van de intrekking van de vergunning tot verblijf van verzoekster. Verzoekster, die sinds 3 december 1991 op Sint Maarten woont, had op 6 juni 2022 beroep ingesteld tegen de beschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten, die haar vergunning tot verblijf op 26 april 2022 had ingetrokken. Verzoekster verbleef op basis van een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd, die haar was verleend op 5 maart 2015. In de bestreden beschikking werd verzoekster opgedragen Sint Maarten binnen zes weken te verlaten, bij gebreke waarvan zij kon worden verwijderd.

Verzoekster heeft op 30 juni 2022 een verzoekschrift ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij het beroep tegen de intrekking van haar vergunning tot verblijf kon afwachten. Zij voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar lange verblijfsduur, haar gezinssituatie en haar goede gedrag. De verweerder, de Minister van Justitie, verzet zich niet tegen de schorsing van de beschikking, wat het Gerecht de ruimte gaf om het verzoek toe te wijzen.

Het Gerecht oordeelde dat de onmiddellijke uitvoering van de beschikking onevenredig nadeel zou opleveren voor verzoekster, gezien haar lange verblijf op Sint Maarten. Het verzoek tot schorsing werd toegewezen, en de Minister werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster. De uitspraak is gedaan door rechter C.T.M. Luijks en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 22 juli 2022
Zaaknummer: SXM202200775- Lar 190/2022
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
BESLISSING
op het verzoek tot schorsing en/of het treffen van een voorlopige voorziening van:
[verzoekster],
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.G. BLOEM,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
zetelende te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 26 april 2022, waarbij- zo begrijpt het Gerecht- de vergunning tot verblijf van verzoekster is ingetrokken.

2.Het procesverloop

Namens verzoekster is op 30 juni 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een verzoekschrift (met producties) als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) ingediend.
Bij e-mail bericht van 7 juli 2022 heeft verweerder het Gerecht verzocht de zaak op de stukken af te doen.
Beslissing is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten van partijen

3.1
De volgende feiten staan vast.
  • Verzoekster woont sinds 3 december 1991 op Sint Maarten aanvankelijk op basis van een vergunning tot tijdelijk verblijf. Sinds inwilliging van haar aanvraag op 5 maart 2015 verblijft zij op basis van een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd op Sint Maarten.
  • In de bestreden beschikking is aangegeven dat verzoekster Sint Maarten uit eigen beweging binnen zes weken dient te verlaten, bij gebreke waarvan ze kan worden verwijderd.
  • Verzoekster heeft op 6 juni 2022 beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking.
3.2.
Verzoekster heeft op 30 juni 2022 een verzoekschrift tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Het verzoek strekt ertoe verzoekster toe te staan het beroep tegen de beslissing in primo op Sint Maarten af te wachten.
3.2.
Zij stelt daartoe dat er geen rekening is gehouden met haar omstandigheden, zoals de lange verblijfsduur van verzoekster op Sint Maarten, tezamen met haar echtgenoot en drie kinderen, en het feit dat ze van onbesproken gedrag is. Daar komt bij dat ze twee vaste werkbetrekkingen heeft. Uitzetting is onbillijk en zal leiden tot een situatie van onevenredige hardheid. Het beroep heeft een goede kans van slagen.
3.3.
Verweerder verzet zich niet tegen het verzoek om de uitvoering van de beschikking te schorsen. De thans door verzoekster gevorderde schorsing kan, wat betreft verweerder, lopen totdat onherroepelijk in de bodemzaak zal zijn beslist.

4.De beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 85, eerste lid van de Lar kan een beschikking waartegen een beroepschrift bij het Gerecht is ingediend, of waaromtrent een bestuurlijke heroverweging plaatsvindt als bedoeld in hoofdstuk 4, op verzoek van de indiener van het beroepschrift onderscheidenlijk de bezwaarde geheel of gedeeltelijk door het Gerecht worden geschorst op grond dat de uitvoering van de beschikking voor hem een onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang.
4.2
Het Gerecht is van oordeel, mede gezien de lange periode dat verzoekster rechtmatig op Sint Maarten verblijft, dat de onmiddellijke uitvoering van de beschikking van verweerder, onevenredig nadeel oplevert voor verzoekster. Verweerder heeft ook aangegeven zich niet te verzetten ten schorsing van de werking van de beschikking.
4.3
Daarmee kan het verzoek worden toegewezen als hierna in het dictum is vermeld.
4.4
Er is aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken. Immers, verweerder heeft pas na indienen verzoekschrift ingestemd met schorsing van de werking van de beschikking. Met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht worden de proceskosten bepaald op in totaal NAf 700,-- aan salaris gemachtigde (zijnde 1 punt van NAf 700,-- voor het verzoekschrift).

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoekster de uitspraak van het Gerecht op het door haar op 6 juni 2022 ingediende beroepschrift op Sint Maarten mag afwachten;
5.2.
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure en bepaalt dat verweerder aan verzoekster zal betalen een bedrag van NAf 700,-- voor salaris gemachtigde;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T.M. Luijks, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 22 juli 2022.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.