ECLI:NL:OGEAM:2022:74

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
800.00022/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatigheden bij inbeslagname digitale bestanden en geheimhouderprocedure in strafzaak tegen advocaten

In de zaak OZ Aquamarine heeft de rechter-commissaris geconstateerd dat er onregelmatigheden hebben plaatsgevonden bij de inbeslagname van digitale bestanden onder een advocaat en de daaropvolgende geheimhouderprocedure. De rechter-commissaris oordeelt dat de rechten van de verschoningsgerechtigde onvoldoende zijn gewaarborgd, waardoor het onderzoeksteam en de officier van justitie geen kennis mogen nemen van het digitale beslag. De zaak betreft twee verdachten, waarbij verdachte [verdachte 1] wordt beschuldigd van oplichting van het Bureau Telecom en Post (BTP) en het Land Sint Maarten door valse adviesstukken op te stellen. Verdachte [verdachte 2] wordt beschuldigd van medeplichtigheid aan deze oplichting. Tijdens huiszoekingen zijn zowel digitale als fysieke documenten in beslag genomen, waarbij de rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de inbeslaggenomen stukken in beginsel geheimhouderstukken zijn. De rechter-commissaris heeft ook de procedure voor filtering van de inbeslaggenomen stukken beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de geheimhouders zich op hun verschoningsrecht hebben beroepen. Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris besloten dat de officier van justitie en het onderzoeksteam geen kennis mogen nemen van de inbeslaggenomen documenten, met uitzondering van enkele specifieke stukken die als corpora delicti zijn aangemerkt. De beslissing is genomen in het belang van de waarheidsvinding, waarbij de rechter-commissaris heeft benadrukt dat de geheimhoudingsplicht moet worden doorbroken in bijzondere omstandigheden.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
RECHTER-COMMISSARIS BELAST MET DE BEHANDELING VAN STRAFZAKEN
Kenmerk: TBO Aquamarine

Verdachten

naam: [verdachte 1]
voornamen: [voornamen verdachte 1]
geboren: op [geboortedatum verdachte 1] 1966 te [geboorteplaats verdachte 1]
adres: [adres verdachte 1]
en
naam: [verdachte 2]
voornamen: [voornamen verdachte 2]
geboren: op [geboortedatum verdachte 2] 1959 te [geboorteplaats verdachte 2]
adres: [adres verdachte 2],
In de strafzaken tegen de hierboven genoemde verdachten hebben, onder leiding van de rechter-commissaris mr. J.J.J. Schols, op 21 november 2018 en op 20 februari 2019 huiszoekingen plaatsgevonden in respectievelijk het pand van advocatenkantoor [advocatenkantoor] aan de [adres advocatenkantoor] en de woning van verdachte [verdachte 1] aan de [adres verdachte 1]. Verdachte [verdachte 1] is advocaat en werkzaam bij het advocatenkantoor [advocatenkantoor]. Bij de huiszoekingen zijn digitale en fysieke documenten in beslag genomen.
Gelet op het feit dat de huiszoekingen in de woning van een verschoningsgerechtigde en in het kantoor van verschoningsgerechtigden hebben plaatsgevonden, dienen de inbeslaggenomen digitale en fysieke stukken in beginsel als geschriften als bedoeld in artikel 125, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) te worden aangeduid (zogeheten `geheimhouderstukken').
Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om te beoordelen of van de inhoud van vier gesloten witte enveloppen door het onderzoeksteam mag worden kennisgenomen. De rechter-commissaris heeft vier gesloten witte enveloppen met inhoud ontvangen van een verbalisant van het onderzoeksteam. Deze enveloppen heeft de Scotiabank aan het onderzoeksteam verstrekt naar aanleiding van een vordering ex artikel 177s van het Wetboek van Strafvordering.

Procedure filtering stukken

Voor de gevolgde procedure met betrekking tot filtering van de stukken, wordt verwezen naar het door de rechter-commissaris opgemaakte proces-verbaal van 11 april 2022, met bijlagen.

Toetsingskader

Uit regelgeving en jurisprudentie kan het volgende toetsingskader worden afgeleid:
Ingevolge artikel 125, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen (Sv) mogen bij personen met een bevoegdheid tot verschoning, als bedoeld in artikel 218 Sv, tenzij met hun toestemming, geen brieven of andere geschriften waartoe hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt (zgn. geheimhouderstukken), in beslag worden genomen. Wel mogen ingevolge art. 125, lid 2 Sv, zonder hun toestemming in beslag worden genomen brieven of andere geschriften die het voorwerp van het strafbare feit uitmaken (corpora delicti) of tot het begaan daarvan gediend hebben (instrumenta delicti). Met deze bepaling wordt de geheimhoudersplicht doorbroken, en daarmee ook de bevoegdheid tot verschoning.
Uit de jurisprudentie volgt dat het oordeel omtrent de vraag of brieven of geschriften onder het verschoningsrecht vallen, in beginsel toekomt aan de tot verschoning gerechtigde persoon. Wanneer deze zich op het standpunt stelt dat het gaat om brieven of geschriften die geen voorwerp van het strafbare feit uitmaken en die niet tot het begaan daarvan hebben gediend en waarvan kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, dient dit standpunt door de organen van politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijs geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. Voor een beroep op het verschoningsrecht is niet van belang of de brieven of geschriften zich bij de verschoningsgerechtigde zelf of bij diens cliënt bevindt.
Het oordeel dat redelijkerwijze geen twijfel kan bestaan dat het in dit verband door de verschoningsgerechtigde ingenomen standpunt onjuist is, komt in eerste instantie toe aan de rechter-commissaris. Voor zover dat noodzakelijk is, mag daartoe door de rechter-commissaris van de desbetreffende stukken worden kennisgenomen.
De vraag wat als corpora delicti of instrumenta delicti kan worden aangemerkt, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar is in het bijzonder afhankelijk van de aard van het inbeslaggenomen stuk en de aard van het delict dat zou zijn begaan door de (rechts)persoon tegen wie de verdenking is gericht, alsmede de feitelijke gedragingen die hem in dat verband worden verweten.

Verdenking

Verdachte [verdachte 1]:
Verdachte [verdachte 1] wordt ervan verdacht dat zij in de periode 2011 tot en met januari 2019, samen met medeverdachte [verdachte 2], het Bureau Telecom en Post (BTP) en het Land Sint Maarten heeft opgelicht door in haar advies aan de Raad van Toezicht van BTP en de Minister van TEATT gebruik te maken van een Letter of Intent (LOI), waarvan zij wist dat de in deze LOI uitgesproken intentie niet meer bestond, waardoor de adviesstukken valselijk zijn opgemaakt en gebruikt. Door onjuiste informatie op te nemen in deze LOI heeft mevrouw [verdachte 1] de Raad van Toezicht van BTP en de Minister van TEATT ervan overtuigd om 5 van de 6 verdiepingen in het Lea complex aan te kopen en de begane grond te huren, waardoor BTP nadelige financiële gevolgen heeft ondervonden en het Land Sint Maarten inkomsten is misgelopen.
Zij wordt er voorts van verdacht in de periode 2011 tot en met 2013 als bestuurder medewerking te hebben verleend aan enige handeling in strijd met enige wettige bepaling van de statuten of reglementen ten gevolge waarvan de rechtspersoon ernstig nadeel heeft ondervonden. [verdachte 1] zou als bestuurder medewerking hebben verleend en toestemming hebben gegeven voor de aankoop van verdiepingen in het Lea complex in strijd met de Landsverordening BTP. Voorts wordt zij ervan verdacht toestemming te hebben gegeven voor het aangaan van andere contracten die nadelig zijn voor BTP en het Land Sint Maarten.
(art. 2:305, 2:184 en 2:331 Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten (Sr) / art. 339, 230 en 360 Wetboek van Strafrecht Nederlandse Antillen (oud))
Verdachte [verdachte 2]:
Verdachte [verdachte 2] wordt ervan verdacht dat hij in de periode 2011 tot en met januari 2019 samen met medeverdachte [verdachte 1] BTP en het Land Sint Maarten heeft opgelicht door het Lea Complex te verkopen en te verhuren aan BTP.
(art. 2:305 Sr / art. 339 Wetboek van Strafrecht Nederlandse Antillen (oud))

Beoordeling fysieke beslag

Drie enveloppen uit kantoor en woning
In drie enveloppen die in beslag zijn genomen in het kantoor en de woning van [verdachte 1], en die opgeborgen waren in de kluis van de rechter-commissaris, trof de rechter-commissaris stukken aan die mogelijk als geheimhouderstukken moeten worden aangemerkt en onder het verschoningsrecht van geheimhouders vallen. De rechter-commissaris heeft de betreffende geheimhouders per email aangeschreven, waarbij de gespecificeerde inhoud ten aanzien van hun aangaande stukken in samengevatte vorm is medegedeeld, en waarin is verzocht om hun standpunt omtrent die stukken kenbaar te maken. De geheimhouders hebben vervolgens per e-mail aan de rechter-commissaris kenbaar gemaakt dat het geheimhouderstukken betreffen ten aanzien waarvan zij zich op het verschoningsrecht beroepen. Verdachte [verdachte 1] heeft, samen met haar raadsman mr. J. Rogers, op 21 januari 2021 in de Courthouse te Sint Maarten de stukken ingezien. Ook zij heeft aan de rechter-commissaris laten weten dat het gaat om geheimhouderstukken die vallen onder het verschoningsrecht.
Vervolgens heeft de rechter-commissaris beoordeeld of de betreffende stukken als geheimhouderstukken moeten worden aangemerkt en - in het verlengde daarvan – of aan de geheimhouders een verschoningsrecht toekomt.
Ten aanzien van alle stukken in de drie enveloppen, met uitzondering van na te noemen stuk, geldt dat het geheimhouderstukken betreffen waarbij de verschoningsgerechtigde een verschoningsrecht toekomt. De rechter-commissaris is derhalve van oordeel dat deze stukken dienen te worden geretourneerd aan degene onder wie het in beslag is genomen.
Met betrekking tot één aangetroffen stuk, gekenmerkt als “
BTP Internal Legal Advice, subject: ACTIS complaints, gericht aan mr. Carty, advice prepared by [verdachte 1], July 23, 2014” is de rechter-commissaris van oordeel dat aan verdachte [verdachte 1] weliswaar een verschoningsrecht toekomt, doch dat de geheimhoudersplicht doorbroken dient te worden, en daarmee ook de bevoegdheid tot verschoning, omdat het betreffende stuk moet worden aangemerkt als een corpora delicti. De rechter-commissaris is gelet daarop van oordeel dat dit stuk ter beschikking mag worden gesteld aan het onderzoekteam.
Inhoud van vier witte gesloten enveloppen
Op 21 januari 2021 heeft de rechter-commissaris de vier witte gesloten enveloppen in bijzijn van verdachte [verdachte 1] en haar raadsman mr. Rogers geopend. Verdachte en haar raadsman hebben de stukken in de witte enveloppen bekeken. Verdachte heeft zich vervolgens ten aanzien van alle stukken in de enveloppen op het standpunt gesteld dat het geheimhouderstukken betreffen, dat aan haar een verschoningsrecht toekomt ten aanzien van de stukken en dat de stukken niet aan het onderzoeksteam mogen worden gegeven.
De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat in de witte enveloppen stukken zitten die betrekking hebben op de derdengeldrekening van het advocatenkantoor [advocatenkantoor]. In de enveloppen bevinden zich openingsdocumenten, bankstatements en bankafschriften van de stichting [stichting], zijnde de stichting die de derdengeldrekening beheert. De rechter-commissaris stelt voorop dat alle stukken die informatie bevatten over de relatie advocaat-client in beginsel geheimhouderstukken zijn en de geheimhouders ([geheimhouder] en [verdachte 1]) ten aanzien van die stukken een verschoningsrecht toekomt.
Bijzondere omstandigheden kunnen echter rechtvaardigen dat de waarheidsvinding moet prevaleren boven het verschoningsrecht. De rechter-commissaris is, mede gelet op de aard en de ernst van de verdenking tegen verdachte, van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van zulke bijzondere omstandigheden en dat daarom de geheimhoudingsplicht moet worden doorbroken en aan de verschoningsgerechtigde geen bevoegdheid tot verschoning toekomt.
De rechter-commissaris neemt bij dat oordeel het volgende in aanmerking. Gelet op de verdenking, zijnde (onder andere) dat de betreffende derdengeldrekening is gebruikt bij het plegen van de strafbare feiten, is het van belang dat inzicht wordt verkregen in financiële transacties op de derdengeldrekening. De rechter-commissaris overweegt dat het gaat om transactiegegevens en niet om de achterliggende inhoud van die betalingen en/of de inhoud van (onderliggende) dossiers en dat het redelijkerwijs niet aannemelijk is dat op een minder ingrijpende wijze dan door middel van een doorbreking van het verschoningsrecht inzicht in die transacties en de geldstromen kon worden verkregen dan wel onderzocht.
De rechter-commissaris is gelet op het voorgaande van oordeel dat de doorbreking van het verschoningsrecht met betrekking tot de derdengeldrekening (stichting [stichting]) noodzakelijk is voor de waarheidsvinding. Een filtering van de transacties op die derdengeldenrekening ziet de rechter-commissaris niet als een reële mogelijkheid. Temeer nu in de aard van de verdenking, besloten ligt dat de herkomst en de bestemming van de gelden bij de (af)boeking ervan verhuld zal zijn en deze transacties zich daardoor niet eenvoudig laten filteren op naam of nummer.

Beoordeling digitale beslag

Het digitale beslag is gefilterd op wel en niet voor het onderzoek relevante bestanden. Vervolgens zijn de voor het onderzoek relevant geachte bestanden gefilterd aan de hand van lijst B en lijst A.
Lijst B:
De filtering aan de hand van zoektermen uit lijst B leverde 8060 bestanden op. Deze 8060 bestanden zijn door de griffier nader bekeken op relevantie voor het onderzoek. Deze selectie leverde 491 bestanden op die geacht worden relevant te zijn voor het onderzoek en waarin een zoekterm uit zoeklijst B voorkomt. De rechter-commissaris is van oordeel dat alle 8060 bestanden geheimhouderstukken betreffen, waarvan de door de griffier geselecteerde 491 bestanden als mogelijke corpora delicti of instrumenta delicti kunnen worden aangemerkt.
In beginsel zou daarom het recht van verdachte [verdachte 1] tot verschoning, ten aanzien van deze 491 bestanden doorbroken mogen worden, en zouden de officier van justitie en het onderzoeksteam kennis van deze stukken mogen nemen. De rechter-commissaris is echter van oordeel dat er redenen zijn om tot een ander oordeel te komen.
Het onderzoek Aquamarine wordt verricht door het politieteam Team Bestrijding Ondermijning (TBO). De rechter-commissaris heeft een verbalisant, die niet voor TBO werkzaam is, als geheimhouderrechercheur A beëdigd. Anders dan hem was opgedragen en zonder toestemming van de rechter-commissaris, heeft geheimhouderrechercheur A niet zelf bestanden geselecteerd en geëxporteerd, maar heeft hij/zij deze werkzaamheden laten verrichten door twee verbalisanten die werkzaam zijn in het politieteam TBO, en die niet door de rechter-commissaris zijn beëdigd als geheimhouderrechercheur. Eén van deze verbalisanten is bij beide huiszoekingen aanwezig geweest, en de ander bij één van de huiszoekingen. Deze laatste verbalisant (TBO18044) geeft bovendien sturing aan het onderzoek Aquamarine. Daarnaast zijn er bij de rechter-commissaris vragen gerezen met betrekking tot het digitale beslag. Deze vragen zijn op 14 april 2020 door de rechter-commissaris met twee, bij het onderzoek Aquamarine betrokken, verbalisanten besproken. Tijdens die bespreking bleek dat de verbalisanten op de meeste vragen geen antwoord konden geven. Afgesproken werd dat de verbalisanten naar aanleiding van de gerezen vragen onderzoek zouden doen en de uitkomsten daarvan zouden vastleggen in processen-verbaal. De rechter-commissaris heeft die processen-verbaal tot op heden niet ontvangen. Daardoor is onder meer niet duidelijk geworden waar zich de USB-stick met beslagcode E.01.07.001 thans bevindt, en welke bestanden er zich op die stick bevinden. Ook is niet duidelijk geworden of het digitale beslag met code E.01.07.004 in de filtering is meegenomen. E.01.07.004 betrof inbeslaggenomen blauwe harde schijf. Volgens het proces-verbaal van huiszoeking, vastgesteld en ondertekend door rechter-commissaris Schols op respectievelijk 28 november 2018 en 30 november 2018, zou deze harde schijf in de kluis van de rechter-commissaris worden bewaard ten behoeve van een geheimhoudersprocedure. Deze harde schijf is door de rechter-commissaris, bij haar aantreden in juni 2019, niet in de kluis aangetroffen en uit de stukken is niet gebleken dat de bestanden op die harde schijf conform de geheimhoudersprocedure zijn gefilterd.
De rechter-commissaris concludeert dat de politie uitermate onzorgvuldig gehandeld heeft met betrekking tot het digitale beslag. Niet alleen zijn de door de rechter-commissaris gegeven opdrachten of voorgeschreven procedures niet opgevolgd, ook hebben leden van het onderzoeksteam zelf werkzaamheden verricht bij de filtering van het digitale beslag. Verder is niet bekend welke bestanden op USB-stick met beslagcode E.01.07.001 zijn vastgelegd en waar deze stick zich bevindt. Ook is niet duidelijk geworden of het beslag met code E.01.07.004 in de filtering is meegenomen, en waar de harde schijf met deze beslagcode zich thans bevindt. Tot slot zijn door de rechter-commissaris aan het onderzoeksteam gestelde vragen onbeantwoord gebleven.
De rechter-commissaris is van oordeel dat het voorgaande ertoe leidt dat de vraag of, in dit geval, het verschoningsrecht moet prevaleren boven het belang van de waarheidsvinding, bevestigend dient te worden beantwoord. Dit betekent dat de officier van justitie en de politie geen kennis mogen nemen van de 491 bestanden. Nu de overige 7.569 bestanden die beoordeeld zijn aan de hand van lijst B niet als mogelijke corpora delicti of instrumenta delicti kunnen worden aangemerkt, maar wel geheimhouderstukken betreffen, mag ook van deze bestanden geen kennis worden genomen.
Lijst A:
De overige bestanden, dus de bestanden die niet aan de hand van zoeklijst B geselecteerd werden, zijn vervolgens gefilterd aan de hand van zoeklijst A. Dit leverde 44839 bestanden op (derhalve bestanden waarin geen van de in zoeklijst A en B genoemde zoektermen voorkwamen).
De officier van justitie heeft telefonisch laten weten slechts geïnteresseerd te zijn in de op basis van lijst B geselecteerde bestanden. Daarom is de rechter-commissaris van oordeel dat de officier van justitie en het onderzoeksteam geen belang hebben bij kennisneming van deze bestanden, en daar derhalve ook geen kennis van mogen nemen.

Beslissing

De rechter-commissaris:
- bepaalt dat de officier van justitie en het onderzoeksteam kennis mogen nemen van de navolgende inbeslaggenomen fysieke documenten:
 BTP Internal Legal Advice, subject: ACTIS complaints, gericht aan mr. Carty, advice prepared by [verdachte 1], July 23, 2014, en
 vier witte enveloppen met stukken die betrekking hebben op de derdengeldrekening (Stichting [stichting]) van het advocatenkantoor [advocatenkantoor];
- bepaalt dat de officier van justitie en het onderzoeksteam geen kennis mogen nemen van de overige inbeslaggenomen fysieke documenten, en dat deze dienen te worden teruggegeven aan verdachte [verdachte 1];
- bepaalt dat de officier van justitie en het onderzoeksteam Aquamarine geen kennis mogen nemen van de inhoud van het, al dan niet gekopieerde, digitale beslag;
- bepaalt dat, in afwachting van een beslissing van de raadkamer inzake de klaagschriftprocedures, geen uitvoering aan deze beslissing zal worden gegeven.
Aldus gedaan te Sint Maarten op 25 juli 2022
mr. H.G. Eskes,
rechter-commissaris in strafzaken