In de zaak OZ Aquamarine heeft de rechter-commissaris geconstateerd dat er onregelmatigheden hebben plaatsgevonden bij de inbeslagname van digitale bestanden onder een advocaat en de daaropvolgende geheimhouderprocedure. De rechter-commissaris oordeelt dat de rechten van de verschoningsgerechtigde onvoldoende zijn gewaarborgd, waardoor het onderzoeksteam en de officier van justitie geen kennis mogen nemen van het digitale beslag. De zaak betreft twee verdachten, waarbij verdachte [verdachte 1] wordt beschuldigd van oplichting van het Bureau Telecom en Post (BTP) en het Land Sint Maarten door valse adviesstukken op te stellen. Verdachte [verdachte 2] wordt beschuldigd van medeplichtigheid aan deze oplichting. Tijdens huiszoekingen zijn zowel digitale als fysieke documenten in beslag genomen, waarbij de rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de inbeslaggenomen stukken in beginsel geheimhouderstukken zijn. De rechter-commissaris heeft ook de procedure voor filtering van de inbeslaggenomen stukken beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de geheimhouders zich op hun verschoningsrecht hebben beroepen. Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris besloten dat de officier van justitie en het onderzoeksteam geen kennis mogen nemen van de inbeslaggenomen documenten, met uitzondering van enkele specifieke stukken die als corpora delicti zijn aangemerkt. De beslissing is genomen in het belang van de waarheidsvinding, waarbij de rechter-commissaris heeft benadrukt dat de geheimhoudingsplicht moet worden doorbroken in bijzondere omstandigheden.