ECLI:NL:OGEAM:2022:72

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
SXM202201197
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van voortzetting van bewaring met het oog op verwijdering van een vreemdeling zonder geldige verblijfstitel

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 7 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing en/of het treffen van een voorlopige voorziening door een vreemdeling, verzoekster, die in vreemdelingenbewaring was gesteld met het oog op verwijdering. Verzoekster, geboren in Haïti, was op de luchthaven van Sint Maarten aangehouden wegens het gebruik van valse documenten, waaronder een vals paspoort en een valse verblijfsvergunning. De Minister van Justitie van Sint Maarten had op 21 oktober 2022 een maatregel van bewaring en een verwijderingsbeschikking uitgevaardigd, waarbij verzoekster als ongewenst vreemdeling werd aangemerkt.

Verzoekster heeft aangevoerd dat zij gevlucht is uit Haïti vanwege ernstige bedreigingen en dat zij niet op de hoogte was van de valsheid van de documenten. Zij verzocht om schorsing van de bewaring en om onmiddellijke vrijlating, met de stelling dat er minder zware maatregelen mogelijk zijn, zoals huisarrest. De Minister van Justitie verweerde zich door te stellen dat verzoekster een last voor de openbare orde vormt en dat zij geen recht heeft op een verblijfstitel.

Het Gerecht oordeelde dat de voortzetting van de bewaring rechtmatig was, omdat verzoekster geen redelijke kans maakte op een geldige verblijfstitel. Het Gerecht overwoog dat de omstandigheden van de zaak, waaronder het gebruik van valse documenten en het ontbreken van een visum, de beslissing om de bewaring voort te zetten rechtvaardigden. De verzoeken van verzoekster werden afgewezen, en het Gerecht concludeerde dat de maatregelen niet in strijd waren met het proportionaliteitsbeginsel of de beginselen van behoorlijk bestuur.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 7 november 2022
Zaaknummer : SXM202201197- Lar 278/2022
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
BESLISSING
op het verzoek tot schorsing en/of het treffen van een voorlopige voorziening van:
[verzoekster],
verzoekster,
gemachtigde: mr. S.R. Bommel,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
zetelende te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M. Marica,

1.Aanduiding bestreden beschikkingen

De beschikkingen van verweerder van 21 oktober 2022 (met producties) houden in een maatregel van bewaring en een verwijderingsbeschikking, waarbij verzoekster wegens overtreding van de LTU is aangemerkt als ongewenst vreemdeling en waarin is bevolen dat verzoeker met ingang van 21 oktober 2022 in vreemdelingenbewaring wordt geplaatst ter fine van verwijdering, en waarbij haar de binnenkomst zal worden geweigerd of een langer verblijf in Sint Maarten zal worden ontzegd gedurende een periode van drie jaar.

2.Procesverloop

Namens verzoekster is op 27 oktober 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een verzoekschrift (met producties) als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) ingediend.
Mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 4 november 2022. De gemachtigde van verzoekster voornoemd is verschenen. Voor verweerder is de heer Salomé, Coördinator Grensbewaking Mobiele Opsporing & Toezicht Vreemdelingen verschenen, bijgestaan door gemachtigde voornoemd. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
Beslissing is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten van partijen

3.1
De volgende feiten staan vast.
- Verzoekster is op [geboortedatum] geboren te Haïti en bezit de Haïtiaanse nationaliteit.
- Verzoekster is op de luchthaven van Sint Maarten staande gehouden in verband met valse documenten, te weten een vals paspoort en een valse Italiaanse verblijfsvergunning.
- Aansluitend op haar aanhouding is verzoekster op 21 oktober 2022 in bewaring gehouden ter fine van verwijdering.
3.2.
In de bestreden beschikkingen heeft verweerder onder meer overwogen dat op donderdag 20 oktober 2022 verzoekster aangehouden is op de Sint Maartense luchthaven in verband met valse documenten, dat zij de dag daarna overgedragen is aan de Mobile Control Unit van de immigratiedienst van het Openbaar Ministerie. Daarna is verzoekster naar de Mobile Control Unit’s Office gebracht voor onderzoek naar haar verblijfsstatus in Sint Maarten. Na onderzoek is bevestigd dat verzoekster niet in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning voor Sint Maarten.
3.3.
Verzoeker heeft het Gerecht verzocht over te gaan tot het treffen van een voorlopige voorziening, eruit bestaande dat: i) het bewaringsbesluit en het verwijderingsbesluit worden geschorst; ii) verzoekster onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld en iii) de minister van justitie in de proceskosten wordt veroordeeld. Aan dit verzoek legt verzoeker, kort samengevat, ten grondslag dat verzoekster uit Haïti is gevlucht nadat ze aldaar is verkracht, ontvoerd en mishandeld. Ze is vrijgelaten nadat haar familie losgeld heeft betaald. Vanwege deze traumatische ervaring heeft verzoekster in eerste instantie dit verhaal niet aan de vreemdelingenpolitie verteld. Verzoekster kan erkennen dat het niet verstandig was om met valse documenten te reizen maar gelet op het feit dat zij daar niet van op de hoogte was kan haar dit niet worden verweten. Familieleden van verzoekster hebben aangeboden garant te staan en verzocht dat verzoekster onder hun verantwoordelijkheid kan worden vrijgelaten gedurende haar procedure aanvraag tijdelijk verblijf op grond van het folterverdrag. Verzoekster is gevlucht om veiligheidsredenen. Verzoekster betwist dat de openbare orde in gevaar is als zij wordt vrijgelaten en stelt dat de bestreden maatregelen in strijd zijn met het proportionaliteitsbeginsel. Er zijn volgens verzoekster minder zware maatregelen voorhanden, zoals huisarrest of een meldplicht. Verder voert verzoekster aan dat de minister een discretionaire bevoegdheid heeft en derhalve niet verplicht is personen te verwijderen die in strijd met de wettelijke bepalingen inzake toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen. De minister heeft nagelaten deugdelijk onderzoek te verrichten voordat de bestreden maatregelen zijn genomen. Ten slotte betoogt verzoekster dat de Officier van Justitie op basis van de LTU niet het recht had verzoekster aansluitend aan de inverzekeringstelling over te dragen aan de vreemdelingenpolitie.
3.4.
Verweerder verweert zich kort samengevat tegen het onderhavige verzoek en stelt dat Haïti een corrupt land is. Verzoekster had een valse verblijfsvergunning voor Italië, een vals paspoort en een vals stempel in haar paspoort. Verweerder vindt het ongeloofwaardig dat verzoekster niet wist dat deze documenten vals waren, nu verzoekster zelf heeft verklaard dat ze heeft betaald voor de Italiaanse verblijfsvergunning omdat ze een beter leven wilde hebben. Ook beschikte verzoekster niet over een visum, terwijl zij uit een visumplichtig land komt. Gezien deze omstandigheden en het feit dat verzoekster het verhaal over de verkrachting, mishandeling en ontvoering pas veel later heeft verteld twijfelt verweerder of dit verhaal wel juist is. Verweerder stelt dat verzoekster een last is voor de openbare orde en die op ernstige wijze heeft verstoord door de wetten van Sint Maarten te overtreden. Ten slotte voert verweerder aan dat verzoekster geen recht heeft op enige verblijfstitel voor Sint Maarten en dat haar verwijzing naar het folterverdrag niet is gemotiveerd.

4.De beoordeling

4.1
Het Gerecht overweegt en oordeelt voorshands als volgt. Het spoedeisend belang is niet in geschil.
4.2
Volgens artikel 85 LAR kan, op verzoek van de indiener van een beroep- of bezwaarschrift, het Gerecht de beschikking geheel of gedeeltelijk schorsen of ter zake een voorlopige voorziening treffen, als de uitvoering van de beschikking voor de belanghebbende onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Er is bovendien aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, indien het bezwaar of beroep een redelijke kans van slagen heeft.
4.3
Ingevolge artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a en b LTU kan de Minister van Justitie personen uit Sint Maarten verwijderen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen of personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige oorzaak is vervallen.
4.4
Niet in geschil is dat verzoekster thans niet beschikt over een verblijfsvergunning voor Sint Maarten. Dat betekent dat zij hier te lande illegaal verblijft. Het Gerecht heeft even als verweerder twijfels bij de reden waarom verzoekster naar Sint Maarten is gevlucht. Daarvoor is het navolgende redengevend. Verzoekster heeft bij het gehoor verklaard dat zij op zoek was naar een beter leven. Dat zij getraumatiseerd is en daarom bij het gehoor niet heeft verklaard dat zij vanwege veiligheidsredenen is gevlucht kan, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet verklaren waarom – ervan uitgaande dat zij nog steeds getraumatiseerd is – verzoekster later anders heeft verklaard. Verder heeft verzoekster in eerste instantie verklaard op doorreis te zijn geweest en geen familie had in Sint Maarten. Later heeft verzoekster verklaard dat zij hier wel familie heeft en dat deze familieleden garant voor haar willen staan. Er waren ter zitting ook naar hun zeggen drie familieleden, wonend aan de Franse kant, ter zitting aanwezig. Voorts was verzoekster in bezit van valse documenten en beschikte zij niet over een visum. Het Gerecht acht het niet aannemelijk dat verzoekster daar niets van af wist. Verzoekster heeft een beroep gedaan op het folterverdrag. Zij stelt op basis daarvan in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning. Ingevolge artikel 3 van het EVRM mag niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Uitzetting naar een land, waar degene die uitgezet wordt een reëel risico loopt folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen, levert een schending op van artikel 3 EVRM. Dat sprake is van enige dreiging met gevaar voor schending als bedoeld in genoemd artikel is door verzoeker niet aannemelijk gemaakt en ook overigens is daarvan niet gebleken. Het Gerecht acht het gezien alle voornoemde feiten en omstandigheden onaannemelijk dat verzoekster een redelijke kans maakt op een geldige verblijfstitel.
4.8
Op grond van het vorenoverwogene is naar voorlopig oordeel van het Gerecht voortzetting van de aan verzoeker opgelegde bewaring met het oog op verwijdering rechtmatig en niet in strijd met het proportionaliteitsbeginsel of een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Het verzochte wordt dan ook afgewezen.

5.De beslissing

Het Gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Th.G. Lautenbach, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 7 november 2022.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.