ECLI:NL:OGEAM:2022:72
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van voortzetting van bewaring met het oog op verwijdering van een vreemdeling zonder geldige verblijfstitel
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 7 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing en/of het treffen van een voorlopige voorziening door een vreemdeling, verzoekster, die in vreemdelingenbewaring was gesteld met het oog op verwijdering. Verzoekster, geboren in Haïti, was op de luchthaven van Sint Maarten aangehouden wegens het gebruik van valse documenten, waaronder een vals paspoort en een valse verblijfsvergunning. De Minister van Justitie van Sint Maarten had op 21 oktober 2022 een maatregel van bewaring en een verwijderingsbeschikking uitgevaardigd, waarbij verzoekster als ongewenst vreemdeling werd aangemerkt.
Verzoekster heeft aangevoerd dat zij gevlucht is uit Haïti vanwege ernstige bedreigingen en dat zij niet op de hoogte was van de valsheid van de documenten. Zij verzocht om schorsing van de bewaring en om onmiddellijke vrijlating, met de stelling dat er minder zware maatregelen mogelijk zijn, zoals huisarrest. De Minister van Justitie verweerde zich door te stellen dat verzoekster een last voor de openbare orde vormt en dat zij geen recht heeft op een verblijfstitel.
Het Gerecht oordeelde dat de voortzetting van de bewaring rechtmatig was, omdat verzoekster geen redelijke kans maakte op een geldige verblijfstitel. Het Gerecht overwoog dat de omstandigheden van de zaak, waaronder het gebruik van valse documenten en het ontbreken van een visum, de beslissing om de bewaring voort te zetten rechtvaardigden. De verzoeken van verzoekster werden afgewezen, en het Gerecht concludeerde dat de maatregelen niet in strijd waren met het proportionaliteitsbeginsel of de beginselen van behoorlijk bestuur.