ECLI:NL:OGEAM:2022:66

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
Lar 70/2021, SXM202100774
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van ontheffingen voor psychiaters en verzoek tot wijziging van voorwaarden

In deze zaak hebben eisers, [a] en [b], beroep ingesteld tegen de intrekking van hun ontheffingen door de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid van Sint Maarten. De ontheffingen waren verleend onder de voorwaarde dat zij hun diensten als psychiaters uitsluitend via de Mental Health Foundation (MHF) zouden aanbieden. De intrekking vond plaats op 29 april 2021, na een verzoek van de MHF om de ontheffingen te vernietigen, omdat beide psychiaters geen diensten meer voor MHF verleenden. Eisers hebben de intrekking betwist en verzocht om wijziging van de voorwaarden van hun ontheffingen, zodat zij hun diensten via Psycare konden aanbieden.

De procedure begon met een pro forma beroepschrift op 10 juni 2021, gevolgd door aanvullende stukken en een mondelinge behandeling op 21 februari 2022. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er een nijpend tekort aan praktiserende psychiaters op Sint Maarten is en dat de intrekking van de ontheffingen onvoldoende gemotiveerd was. Het Gerecht heeft de bestreden beschikkingen vernietigd en bepaald dat de ontheffingen aan eisers moeten worden verleend onder de door hen verzochte voorwaarden. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers.

De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Ghrib op 3 mei 2022, waarbij het Gerecht oordeelde dat eisers belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van de bestreden beschikkingen, gezien de ontwikkelingen in de zorgsector en de noodzaak voor meer psychiaters op het eiland.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 3 mei 2022
Zaaknummer: SXM202100774-LAR00070/2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[a], hierna: [a],
[b], hierna: [b],
tezamen te noemen: eisers,
gemachtigden: mr. C.R. RUTTE en mr. C.R. MARTINUS,
tegen
DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, SOCIALE ONTWIKKELING EN ARBEID VAN SINT MAARTEN,
zetelende te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. S.R. BOMMEL.

1.Aanduiding bestreden beschikkingen

De beschikkingen van verweerder, beiden gedateerd 29 april 2021 en aan eisers uitgereikt op 20 mei 2021, waarbij de aan [a] en [b] respectievelijk op 13 augustus 2019 en 16 maart 2020 verleende ontheffingen zijn ingetrokken.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Op 10 juni 2021 hebben eisers ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een pro forma beroepschrift (met producties) ingediend ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar). Op 30 juni 2021 zijn de gronden van het beroep aangevuld. Op 3 augustus 2021 heeft verweerder een verweerschrift met producties ingediend.
2.2.
Op 12 oktober 2021 en 14 februari 2022 hebben eisers aanvullende stukken in het geding gebracht.
2.2.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 21 februari 2022. [a] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Rutte voornoemd. [b] heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. Rutte voornoemd. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Onderhavige zaak is gelijktijdig doch niet gevoegd behandeld met zaaknummer SXM202100775-Lar 71/2021. Partijen hebben ter zitting hun standpunten mondeling nader toegelicht, mede aan de hand van (overgelegde) pleitaantekeningen.
2.3.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Het Gerecht gaat uit van de navolgende vaststaande feiten.
- Verweerder heeft bij beschikking van 19 augustus 2019 aan [a] een ontheffing verleend om zich als psychiater te vestigen onder de -thans relevante- voorwaarde dat zij uitsluitend haar diensten als psychiater aanbiedt door middel van de Mental Health Foundation (hierna: MHF). Deze ontheffing is geldig tot 30 april 2021.
- Aan [b] is bij beschikking van 16 maart 2020 door verweerder een vergelijkbare ontheffing verleend, onder dezelfde voorwaarde. Deze ontheffing is geldig tot 31 januari 2022.
- Bij brief van 18 november 2020 heeft [a] aan verweerder verzocht haar beschikking van 19 augustus 2019 te wijzigen, aldus dat de beperkende voorwaarde dat ze haar diensten uitsluitend via MHF zou mogen aanbieden, komt te vervallen.
- Bij brief van 3 december 2020 heeft MHF verweerder geïnformeerd dat [a] per 19 november 2020 geen diensten meer voor MHF verleent en MHF verzoekt om vernietiging (door verweerder begrepen als intrekking) van de eerdergenoemde beschikking van 19 augustus 2019.
- Bij brief van 10 december 2020 heeft MHF verweerder geïnformeerd dat [b] ontslag heeft genomen en dat hij per 19 januari 2021 geen diensten meer voor MHF verleent en MHF verzoekt om vernietiging (door verweerder wederom begrepen als intrekking) van de eerdergenoemde beschikking van 16 maart 2020.
- Bij bericht van 13 januari 2021 verzoekt [b] aan verweerder zijn beschikking van 16 maart 2020 te wijzigen, aldus dat hij zijn diensten voortaan via Psycare B.V. (hierna: Psycare) aanbiedt in plaats van MHF. [b] heeft met Psycare een overeenkomst van praktijkmedewerking gesloten.
- Bij uitspraak van 1 april 2021 heeft dit Gerecht de weigering van verweerder om te beschikken op het verzoek van [a] vernietigd en verweerder opgedragen binnen vier weken een beschikking te geven.
- Op 4 april 2021 heeft de Raad voor de Volksgezondheid naar aanleiding van een verzoek om advies d.d. 22 maart 2021 verweerder bericht geen bezwaar te hebben tegen intrekking van de ontheffingen van [a] en [b] en wel bezwaar te hebben tegen hun verzoeken tot wijziging.
- Op 10 april 2021 heeft verweerder [a] en [b] geïnformeerd over zijn voornemen tot intrekking van de ontheffingen en beiden in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
- Bij brief van 22 april 2021 heeft [a] haar zienswijze op de intrekking gegeven. [b] heeft dat gedaan bij brief van 23 april 2021. Beiden concluderen tot herziening van het voornemen tot intrekking en tot toewijzing van hun verzoeken tot het verlenen van de (gewijzigde) ontheffing.
- Op 29 april 2021 heeft verweerder de ontheffing van zowel [a] als [b] ingetrokken met ingang van 29 april 2021.
- Daartegen hebben eisers op 30 juni 2021 het Gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is bij uitspraak van 24 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Daarop hebben verzoekers de bodemrechter gevraagd om een wijziging van het petitum in de bodemzaak.
- Eisers hebben op 21 september 2021 het Gerecht nogmaals verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is bij beslissing van 18 november 2021 afgewezen.

4.Het geschil

4.1.
In beroep vragen eisers het beroep gegrond te verklaren, de beschikkingen te vernietigen, zelf in de zaak te voorzien en aan eisers de verlangde wijziging van de ontheffingen te verlenen met veroordeling van verweerder in de proceskosten.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna zo nodig nader ingegaan.

5.Ontvankelijkheid

5.1.
Verweerder heeft gesteld dat eisers geen belang meer hebben bij hun beroep nu, kort samengevat, de verleende ontheffingen van eisers van rechtswege zijn vervallen.
5.2.
Het Gerecht overweegt dat naar vaste jurisprudentie van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) de bestuursrechter alleen dan tot het beoordelen van rechtsvragen geroepen is als dit van betekenis is voor het geschil over een besluit van een bestuursorgaan. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis moet zijn. (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 9 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:636). Uit vaste rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 25 februari 2009 ECLI:NL:RVS:2009:BH4009, blijkt voorts dat procesbelang gelegen kan zijn in de omstandigheid dat een inhoudelijk oordeel van de bestuursrechter over het betreffende besluit kan worden betrokken bij toekomstige besluiten.
5.3.
Het Gerecht is van oordeel dat eisers belang hebben bij een inhoudelijk oordeel nu het doel ook daadwerkelijk bereikt kan worden. De vergunningverlening van Psycare waar eisers beogen te gaan werken ligt eveneens voor in beroep bij het Gerecht. Voorts heeft eiseres als statutair directeur ter zitting kenbaar gemaakt dat zij het project van Psycare nog wil en kan uitvoeren en dat beide eisers beogen werkzaam te zijn bij Psycare. Het Gerecht is van oordeel dat eisers aldus belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van de bestreden beschikkingen en dat zij kunnen worden ontvangen in hun beroep.

6.Beoordeling

6.1.
Bij Ministeriele Beschikking van 23 oktober 2020, nr: 1290/2020 is het moratorium op vergunningen van zorginstelling beëindigd. Kort samengevat wordt in deze Ministeriele Beschikking overwogen dat de opheffing van het moratorium is ingegeven door de nieuwe ontwikkelingen als gevolg van de COVID-19 pandemie en de uitbreiding van het ziekenhuis, die een uitbreiding van gezondheidszorg nodig maken. In de voornoemde Ministeriele Beschikking wordt overwogen dat de voorgaande beslissingen tot instellen en verlengen van het moratorium niet voldoende waren gemotiveerd en dat er geen bewijs is voor de negatieve gevolgen voor de huidige zorginstellingen als gevolg van gestelde overcapaciteit of duplicatie van zorg. Voorts wordt in deze Ministeriele Beschikking overwogen dat het moratorium de voortgang en verdere ontwikkeling van de zorgsector verhinderd en dat er sprake is van een reeds overbelaste zorgsysteem. Concurrentie bevordert rechtvaardige verdeling (fairness), markt gecontroleerde prijzen en verbetert de toegang.
6.2.
Bij uitspraak van heden (zaaknummer SXM202100775-Lar 71/2021) heeft het Gerecht het beroep van Psycare gegrond verklaard en verweerder opgedragen om tot vergunning verlening over te gaan. Het Gerecht neemt de overwegingen uit deze uitspraak in onderhavige zaak over.
6.3.
Beide in onderhavige zaak voorliggende besluiten van verweerder zien op de verzoeken van eisers tot wijziging van de verleende ontheffing. Verweerder heeft de gevraagde wijziging afgewezen en de ontheffing ingetrokken vanwege het niet meer voldoen aan een in de ontheffing gestelde voorwaarde. Het Gerecht stelt vast dat de ontheffingen aan eisers waren verleend onder de voorwaarde dat de werkzaamheden zouden worden verricht door middel van de MHF. Voorts stelt het Gerecht vast dat eisers voornemens zijn om werkzaam te zijn bij Psycare. [a] is statutair directeur van Psycare en wil haar werkzaamheden als psychiater voor Psycare verrichten en [b] heeft aangegeven dat hij zijn diensten voortaan via Psycare wil aanbieden. [b] heeft met Psycare een overeenkomst van praktijkmedewerking gesloten.
6.4.
Verweerder heeft op 4 april 2021 adviezen ontvangen van de Raad voor de Volksgezondheid (hierna: de Raad) met betrekking tot de verzoeken van eisers. De Raad heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen intrekken van de ontheffingen maar wel bezwaar te hebben tegen toewijzing van het verzoek tot wijziging van de ontheffingen. De Raad verwijst in haar advies naar de manpower planning voor psychiaters en het daar aangegeven aantal van 3.2 fte’s. Voorts stelt de Raad dat de MHF een dienstverband heeft met 4 psychiaters en dat 2 psychiaters in dienst zijn bij het Sint Maarten Medical Center (SMMC). De manpower planning voor psychiaters is hiermee vervuld, zo stelt de Raad. De Raad geeft aan dat de leden van de Raad van mening zijn dat er op dit moment geen noodzakelijk behoefte is aan meer individuele psychiaters op Sint Maarten.
6.5.
Uit de Ministeriele Beschikking tot opheffing van het moratorium wordt verwezen naar het overbelaste zorgsysteem en de ontwikkelingen die een uitbreiding van de gezondheidszorg nodig maken. Eisers hebben de Manpower Planning Sint Maarten 2018-2020 en de concept Manpower Planning Sint Maarten 2021-2023 overgelegd. Het Gerecht stelt vast dat in de Manpower Planning Sint Maarten 2021-2023 een behoefte aan psychiaters van 8 fte’s wordt vermeld. Het feit dat deze raming nog in concept is, laat onverlet dat hieruit blijkt van een sterk stijgende behoefte aan praktiserende psychiaters, hetgeen in lijn is met het gestelde in de voornoemde Ministeriële Beschikking. De ingediende zienswijzen van Turning Point en de WIMA in de beroepszaak van Psycare maken hier ook melding van. Ter zitting is voorts gebleken dat de in het dossier genoemde aantal huidige fte’s bij MHF en SMMC niet volledig zijn ingevuld. De in productie 39 bij het verweerschrift genoemde psychiaters en de in het advies van de Raad genoemde psychiaters zijn met uitzondering van [x], niet (meer) werkzaam op Sint Maarten, waarbij van belang is dat [x] heeft aangegeven te willen stoppen met haar praktijk gezien haar leeftijd. Dat de door eisers overgelegde krantenartikelen, vragen van parlementsleden en overige stukken, niet relevant zijn, zoals verweerder in haar verweerschrift stelt, kan niet zonder meer worden gevolgd. Deze informatie bevestigt immers het beeld van een stijgende behoefte aan psychiatrische zorg.
6.6.
Gezien het hiervoor overwogene is het Gerecht van oordeel dat het advies van de Raad en de motivering van verweerder als zouden er voldoende psychiaters op Sint Maarten werkzaam zijn, niet kan worden gevolgd. De bestreden besluiten zijn dan ook onvoldoende gemotiveerd en niet zorgvuldig tot stand gekomen.
6.7.
Verweerder benadrukt in de bestreden beschikkingen dat niet getwijfeld wordt aan de geboden kwaliteit van de zorg omdat aan de twee psychiaters eerder vergunning was verleend om te werken onder de vlag van de MHF. Het Gerecht stelt voorts vast dat niet in geschil is dat beide psychiaters BIG geregistreerd zijn, hetgeen geen ruimte laat voor twijfel omtrent de kwaliteit van de te leveren zorg.
6.8.
Gezien het hiervoor overwogene is het Gerecht van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de gevraagde wijziging van de ontheffing niet verleend kon worden. Het beroep zal dan ook gegrond verklaard worden. De bestreden beschikkingen dienen vernietigd te worden. Gezien het tijdsverloop sedert indiening van de verzoeken van eisers en met in achtneming van de belangen van eisers en het op dit moment nijpend tekort aan praktiserende psychiaters en in het licht van het verzoek van eisers dat het Gerecht zelf in de zaak voorziet, ziet het Gerecht aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Het Gerecht overweegt hiertoe dat er geen aanleiding is om verweerder in de gelegenheid te stellen het motiveringsgebrek te herstellen. Hierbij acht het Gerecht van belang dat uit het hiervoor overwogene blijkt dat er geen deugdelijke motivering mogelijk is in het licht van de Ministeriele Beschikking tot opheffen van het moratorium en het geconstateerde tekort aan psychiatrische zorg.
6.9.
Het Gerecht overweegt dat de bestreden beschikkingen dateren van 21 april 2021. Het enkele vernietigen van deze beschikkingen door het Gerecht heeft dan ook niet tot gevolg dat eisers met een verleende ontheffing aan het werk kunnen als psychiater. Daarom ziet het Gerecht aanleiding te bepalen dat verweerder dient over te gaan tot het verlenen van ontheffing aan eisers, onder de door eisers verzochte voorwaarden dat zij hun diensten kunnen aanbieden via Psycare.
6.10.
Er is aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure. Met toepassing van het besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt het Gerecht deze kosten op NAf 1.400,--, zijnde 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting en een bedrag van NAf 150,-- als vergoeding voor het door eisers betaalde griffierecht.

7.De beslissing

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden beschikkingen;
  • draagt verweerder op de verzoeken van eisers tot wijziging van de voorwaarde toe te wijzen, in die zin dat aan eisers na dagtekening van deze uitspraak ontheffing wordt verleend om hun diensten als psychiater via Psycare aan te bieden;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers zal betalen een bedrag van NAf 1.400,-- en een bedrag van NAf 150,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 3 mei 2022.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.