ECLI:NL:OGEAM:2022:64

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
SXM202200888
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte medisch dossier door nabestaande in kort geding

In deze zaak heeft [eiseres] een kort geding aangespannen tegen de Stichting voor de Promotie en Begeleiding van de Geestelijke Gezondheidszorg op Sint Maarten (MHF) om inzage te verkrijgen in het medische dossier van haar overleden moeder. De moeder van [eiseres] overleed op 13 oktober 2020 na een hartstilstand, en [eiseres] vermoedt dat onzorgvuldig medisch handelen de oorzaak van haar overlijden is. Op 26 juli 2022 heeft [eiseres] een verzoekschrift ingediend, waarna op 26 augustus 2022 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De gemachtigde van [eiseres] heeft aangevoerd dat zij het medisch dossier nodig heeft om een tuchtklacht in te dienen tegen MHF, aangezien een autopsie niet meer mogelijk was. MHF betwistte het spoedeisend belang en voerde aan dat de machtiging van de moeder van [eiseres] enkel betrekking had op het dossier van de huisarts. Het Gerecht heeft geoordeeld dat [eiseres] een zwaarwegend belang heeft bij inzage in het dossier, omdat er voldoende aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een medische fout. Het Gerecht heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en MHF veroordeeld om binnen veertien dagen het medische dossier te verstrekken, met een dwangsom voor het geval van niet-naleving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202200888
Vonnis in kort geding 9 september 2022
inzake
[Eiseres],
wonende in [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. G. HATZMANN,
tegen
STICHTING VOOR DE PROMOTIE EN BEGELEIDING VAN DE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG OP SINT MAARTEN (MENTAL HEALTH FOUNDATION),
gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W.D. KWEEKEL.
Partijen zullen hierna [eiseres] en MHF worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
Eiseres] heeft op 26 juli 2022 ter griffie een verzoekschrift ingediend. Vervolgens heeft op 26 augustus 2022 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij de gemachtigde van [eiseres] en [naam] namens MHF en haar gemachtigde zijn verschenen en het woord hebben gevoerd. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 13 oktober 2020 is de moeder van [eiseres], mevrouw [moeder], overleden op 63-jarige leeftijd.
2.2. [
Moeder] was patiënt van MHF.
2.3.
Op 19 augustus 2020 heeft de moeder van [eiseres] [eiseres] gemachtigd voor het opvragen van de medische gegevens van haar moeder bij haar huisarts [huisarts]. In de machtiging staat:
“I [moeder] born on 12/10/1957, Hereby have granted my general practitioner ([huisarts]), The Permission to disclose medical information concerning myself to my daughter [eiseres]”.
2.4.
Op 6 oktober 2020 heeft de moeder van [eiseres] binnen een tijdsspanne van 12 dan wel 24 uur twee keer een medisch depot gehad. In de ochtenduren betrof het haar maandelijkse controle medicatie en in de avonduren zogenaamde SOS-drugs.
2.5.
Op 8 oktober 2020 heeft de moeder van [eiseres] een zware hartaanval gekregen. Na vier keer te zijn gereanimeerd werd de moeder van [eiseres] naar het Sint Maarten Medical Center overgebracht. Ze is vijf dagen daarna – op 13 oktober 2020 – in het ziekenhuis overleden.
2.6.
Bij brief van 23 oktober 2020 heeft de behandelend cardioloog, [carioloog], geschreven:
“I hereby declare that [moeder] deceased on October 13, 2020 at 12:13pm from hypoxic brain damage secondary to out of hospital cardiac arrest. It is unclear what the exact cause of her cardia arrest was.
In agreement with the family an autopsy was requested on October 13, 2020 to look for the cause of the cardia arrest. Unfortunately, we were informed by the pathologist that is was not possible to come to Sint Maarten to do the autopsy due to COVID-19.”
2.8.
De advocaat van [eiseres] heeft in 2022 contact opgenomen met patholoog [patholoog] om te vragen of een autopsie nog tot de mogelijkheden behoorde. Tijdens een telefoongesprek op 16 juni 2022 heeft [patholoog] de advocaat van [eiseres] laten weten dat de onderzoeksvraag of de moeder van [eiseres] is overleden ten gevolge van een overdosis niet meer door het verrichten van een autopsie valt te beantwoorden.

3.Het geschil

3.1. [
Eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad MHF te veroordelen per direct althans binnen een door het Gerecht te bepalen (zo kort mogelijke) termijn het gehele medische dossier van wijlen [moeder] waarover het beschikt aan [eiseres] te verstrekken, op verbeurte van een dwangsom van US$ 5.000,00 met een maximum van US$ 500.000,00, een en ander met veroordeling van MHF in de kosten van de procedure.
3.2. [
Eiseres] legt – kort samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat zij een sterk vermoeden heeft dat onzorgvuldig medisch handelen de oorzaak is van het overlijden van haar moeder. [Eiseres] wenst een tuchtklacht in te dienen tegen MHF bij het Medisch Tuchtcollege en heeft daarvoor het medisch dossier van haar moeder nodig, mede gelet op het feit dat een autopsie niet meer tot de mogelijkheden behoorde. De medische gegevens zijn cruciaal voor bewijslevering van het gestelde onzorgvuldig medisch handelen. [Eiseres] voert aan dat artikel 7:457 lid 1 BW alleen betrekking heeft op in nog leven zijnde patiënten. Voorts beroept [eiseres] zich op artikel 7:458a BW, welke artikel recentelijk in Nederland is ingevoerd. Volgens [eiseres] kan het Gerecht in Sint Maarten hier niet aan voorbij gaan nu de Nederlandse jurisprudentie maatgevend is voor rechterlijke uitspraken in Sint Maarten. Daarnaast stelt [eiseres] dat de machtiging die haar moeder heeft afgegeven met betrekking tot de medische informatie van [huisarts] zich ook uitstrekt tot het medisch dossier van MHF. Ten slotte betoogt [eiseres] dat haar belang om het medische dossier van haar moeder te krijgen zwaarder weegt dan dat van MHF.
3.3.
MHF betwist het spoedeisend belang, nu [eiseres] eerst in juni 2022 om inzage in het medisch dossier heeft gevraagd. MHF voert tot haar verweer dat zij op grond van artikel 7:457 BW een geheimhoudingsplicht heeft en dat de machtiging die de moeder van [eiseres] heeft afgegeven enkel betrekking heeft op het medisch dossier dat de huisarts [huisarts] van de moeder van [eiseres] heeft. Er is volgens MHF geen sprake van een doorbrekingsgrond. MHF stelt dat de Nederlandse wetgeving waarop [eiseres] een beroep doet – de met ingang van 2020 in Nederland ingevoerde artikelen 7:458a en 7:458b BW – in Sint Maarten niet in het BW is opgenomen en dat daarom deze bepalingen hier te lande geen rechtskracht hebben en dat voor anticipatie geen basis is. Rouwverwerking is geen zwaarwegend belang en onvoldoende om het medisch beroepsgeheim te doorbreken, aldus MHF.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang ligt in de aard van de vordering en zaak besloten. Dat [eiseres] zou hebben getalmd met het opvragen van het dossier, zoals MHF heeft aangevoerd, is – mede gelet op de niet weersproken stelling van [eiseres] dat zij in juni 2022 nogmaals getracht heeft een autopsie te laten plaatsvinden – onvoldoende om te kunnen concluderen dat de zaak niet-ontvankelijk is vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang.
4.2.
Het Gerecht stelt voorop dat nabestaanden van een overledene dan wel andere bij de overleden patiënt betrokkenen een belang kunnen hebben bij inzage in het medisch dossier van de patiënt. Gelet op het feit dat in enkele gevallen die inzage wel werd verleend en in andere gevallen niet en de onduidelijkheid die dit tot gevolg had voor de hulpverlener leidde dit in Nederland tot de wens om die mogelijkheden te codificeren en uiteindelijk tot de toevoeging van artikel 7:458a BW. Artikel 7:458a BW maakt een uitzondering op het medisch beroepsgeheim zoals neergelegd in artikel 7:457 lid 1 BW door aan bepaalde nabestaanden, wettelijk vertegenwoordigers en/of andere derden onder omstandigheden een wettelijk recht tot inzage toe te kennen. Het gaat hier derhalve om het dossier van een overleden patiënt. Voor inzage en afschrift moet aan twee cumulatieve eisen zijn voldaan: i) degene die stelt dat hij een zwaarwegend belang heeft moet met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk maken dat dit belang mogelijk wordt geschaad; ii) diegene moet aannemelijk maken dat inzage noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.
4.3.
Vast staat dat de nieuwe wettelijke bepaling van artikel 7:458a BW in Sint Maarten niet is ingevoerd. Veronderstellenderwijs aangenomen dat de regering van Sint Maarten er bewust voor heeft gekozen niet te voorzien in de doorbrekingsgrond van artikel 7:458a BW, dan dient op basis van het concordantiebeginsel de jurisprudentie die betrekking heeft op artikel 7:457 BW te worden toegepast, derhalve de jurisprudentie die gold voor invoering op 1 januari 2020 van artikel 7:458a BW. Deze jurisprudentie houdt in dat – alhoewel met de geheimhoudingsplicht niet lichtvaardig mag worden omgesprongen – dit niet wegneemt dat onder omstandigheden een inbreuk op die geheimhoudingsplicht gerechtvaardigd is. Een dergelijke inbreuk is echter slechts mogelijk indien er voldoende concrete aanwijzingen bestaan dat een ander zwaarwegend belang geschaad zou kunnen worden indien onverkort aan de geheimhouding zou worden vastgehouden.
4.4. [
Eiseres] heeft gesteld dat zij een zwaarwegend belang heeft bij inzage in het medisch dossier van haar moeder omdat het vermoeden bestaat van een medische fout aan de zijde van MHF. MHF heeft de stelling van [eiseres], dat de behandelend psychiater en de case manager achteraf schoorvoetend hebben bevestigd dat de moeder van [eiseres] op 6 oktober 2020 binnen een tijdsspanne van waarschijnlijk 12 uur twee keer een medisch depot heeft gehad: in de ochtend haar maandelijkse controle medicatie en in de avond SOS drugs, niet betwist. Gelet op het tijdsverloop daarna – twee dagen na de twee medische depots heeft de moeder van [eiseres] een zware hartaanval gekregen, waaraan ze uiteindelijk is overleden – ligt het naar het oordeel van het Gerecht voor de hand dat [eiseres] worstelt met de vraag waarom haar moeder twee keer op dezelfde dag in zo’n korte tijd een medisch depot toegediend heeft gekregen, of hier sprake is geweest van onzorgvuldig handelen en of dit onzorgvuldig handelen de oorzaak is geweest van het overlijden van de moeder van [eiseres]. [Eiseres] heeft daarom om begrijpelijke reden getracht een autopsie uit te laten voeren maar door de COVID-epidemie was dat toen niet mogelijk en evenmin op een later tijdstip, gelet op de staat van ontbinding van het lichaam. [Eiseres] althans haar gemachtigde heeft ter zitting aangevoerd dat de behandelend cardioloog [cardioloog] van het Sint Maarten Medical Center had aangegeven dat zij twijfels had over de gang van zaken. Dit is weliswaar door MHF betwist, maar uit een brief van de cardioloog van 23 oktober 2020 blijkt dat de moeder van [eiseres] is overleden aan een zuurstoftekort in de hersenen secundair aan een hartstilstand buiten het ziekenhuis, dat onduidelijk is wat de exacte oorzaak was van de hartstilstand en dat in overleg met de familie een autopsie is aangevraagd op 13 oktober 2020 om de oorzaak van de hartstilstand te onderzoeken. De cardioloog heeft derhalve voldoende aanleiding gezien en het kennelijk ook nodig gevonden om de (exacte) oorzaak van de hartstilstand te laten onderzoeken, althans [eiseres] gesteund in haar behoefte om de oorzaak te achterhalen.
4.5.
Met voorgaande feiten en omstandigheden is naar het oordeel van het Gerecht voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiseres] een zwaarwegend belang heeft bij inzage en het verkrijgen van een afschrift van het medisch dossier van haar moeder om te kunnen vaststellen of mogelijk sprake is geweest van een medische fout. Aan de hand van het dossier kan immers inzichtelijk worden gemaakt waarom zij twee keer in een tijdsbestek van 12 dan wel 24 uur een medisch depot toegediend heeft gekregen, hoe de medische behandeling eruit heeft gezien en wanneer zij door welke hulpverlener is gezien. Het beroep van MHF op haar medisch beroepsgeheim staat hier niet aan in de weg, nu voldoende concrete aanwijzingen bestaan dat het zwaarwegend belang van [eiseres] (het vermoeden dat sprake is van een medische fout en haar intentie indien dit het geval blijkt te zijn een tuchtklacht in te dienen en/of een civielrechtelijke procedure te entameren) geschaad zou kunnen worden indien onverkort aan de geheimhoudingsplicht wordt vastgehouden. Het Gerecht neemt daarbij nog in aanmerking dat bij het vermoeden van een medische fout als zwaarwegend belang voor een recht op inzage de belangen van de nabestaanden en de overleden patiënt mogelijk parallel lopen. Het feit dat de moeder van [eiseres] wel een machtiging aan [eiseres] heeft verstrekt ter zake van het medisch dossier van de huisarts vormt een (voldoende) aanwijzing dat de moeder van [eiseres], was zij nog in leven geweest, haar toestemming tot inzage in het medisch dossier zou hebben gegeven.
4.6.
Het Gerecht erkent dat, zoals MHF heeft betoogd, er ook mogelijkheden zijn – zoals een voorlopig deskundigenbericht of een voorlopige getuigenverhoor – die [eiseres] ter beschikking staan om bewijs te kunnen leveren van haar vermoeden van onzorgvuldig handelen maar naar het oordeel van het Gerecht heeft [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt dat inzage in het medisch dossier noodzakelijk is voor de behartiging van haar belang en kan aan dit belang niet op minder belastende wijze worden tegemoet gekomen. Het medisch dossier is bij uitstek de informatiebron om duidelijkheid te verschaffen wat de behandeling is geweest, waarom en wie daar bij betrokken zijn geweest. Aan de hand daarvan kan [eiseres] zich beraden of zij tuchtrechtelijk- en/of civielrechtelijke stappen wil ondernemen.
4.7.
De slotsom luidt dat de vordering zal worden toegewezen. Tegen de gevorderde dwangsom is geen verweer gevoerd, zodat ook die vordering voor toewijzing gereed ligt. MHF zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 240,50
griffierecht NAf 450,00
salaris gemachtigde
NAf 3.000,00 +
totaal: NAf 3.690,50

5.De beslissing

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
5.1.
veroordeelt MHF om binnen een termijn van veertien dagen aan [eiseres] een afschrift te verstrekken van het volledige voorhanden zijnde medische dossier van [moeder] geboren op [geboortedatum] 1957;
5.2.
veroordeelt MHF om in geval zij in gebreke mocht blijven aan bovenstaande veroordeling te voldoen aan [eiseres] een dwangsom te betalen van US$ 5.000,00 voor elke dag of gedeelte van de dag, met een maximum van US$ 500.000,00;
5.3.
veroordeelt MHF in de proceskosten, aan de zijde van de [eiseres] tot op heden begroot op NAf 3.690,50;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.G. Lautenbach, rechter, en op 9 september 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.