ECLI:NL:OGEAM:2022:12

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
Lar 111/2021, SXM202101016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergunning tot verblijf wegens onvoldoende rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft eiseres, een Jamaicaanse nationaliteit houdende vrouw, een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf in Sint Maarten. De aanvraag werd afgewezen door de Minister van Justitie van Sint Maarten op basis van het feit dat eiseres niet voldeed aan de eis van vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf. Eiseres heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat zij meer dan zeven jaar onafgebroken feitelijk verblijf heeft gehad en dat zij in aanmerking komt voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinshereniging. De verweerder heeft echter betwist dat eiseres aan de vereisten voldoet en heeft gesteld dat zij niet in aanmerking komt voor de gevraagde vergunning. Het Gerecht heeft vastgesteld dat eiseres van 18 oktober 2016 tot 18 januari 2020 onafgebroken rechtmatig verblijf heeft gehad, maar dat zij niet voldoet aan de eis van vijf jaar onafgebroken verblijf. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de afwijzing van de vergunning tot verblijf terecht was, omdat eiseres niet aan de wettelijke vereisten voldeed. De uitspraak werd gedaan op 21 januari 2022, waarbij het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 21 januari 2022
Zaaknummer: SXM202101016-LAR00111/2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiseres],
eiseres,
gevolmachtigde: mr. A. RICHARDSON,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 29 juni 2021, waarbij verweerder het bezwaar van eiseres, gericht tegen verweerders beschikking van 3 augustus 2020 inhoudende afwijzing aanvraag vergunning tot verblijf, ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 10 augustus 2021 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak.
2.2.
Op 4 november 2021 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 14 december 2021. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan bij gemachtigde voornoemd. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Het Gerecht gaat uit van de navolgende vaststaande feiten:
- Eiseres is geboren op {geboortedatum] te Jamaica en heeft de Jamaicaanse nationaliteit. Zij heeft op 23 oktober 2019 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf.
- Bij beschikking van 3 augustus 2020 heeft verweerder afwijzend op het verzoek beslist.
- Bij brief van 14 september 2020 heeft eiseres bezwaar aangetekend tegen de afwijzende beschikking. Op 18 februari 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is opgemaakt.
- Verweerder heeft bij beschikking van 29 juni 2021 het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder onder andere overwogen dat eiseres geen vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf heeft gehad.
4.
Het geschil
4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2.
Eiseres heeft om in haar beroepschrift, kort samengevat, aangevoerd dat zij meer dan zeven jaar onafgebroken feitelijk verblijf heeft opgebouwd en om die reden voor de verlangde vergunning tot verblijf in aanmerking komt. Voorts komt eiseres in aanmerking voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: v.t.t.v) met als doel gezinshereniging met meerderjarige dochter, dan wel op grond van klemmende redenen van humanitaire aard.
4.3.
Verweerder bestrijdt de standpunten van eiseres en voert aan dat de bestreden beschikking conform de wet is genomen en anders dan eiseres stelt, niet in strijd is gehandeld met enig beginsel van behoorlijk bestuur en bepaaldelijk niet in strijd met het beginsel van belangenafweging. Eiseres maakt geen vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf vol, nu zij hooguit 3 jaar en drie maanden onafgebroken rechtmatig verblijf heeft. Verweerder heeft vervolgens gemotiveerd dat eiseres ook niet in aanmerking komt voor een v.t.t.v.
4.4.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

5.Wettelijk kader

In de Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: Ltu), het Toelatingsbesluit en de Richtlijnen van verweerder met betrekking tot de toepassing van de Ltu en het Toelatingsbesluit van mei 2012 (hierna: de Richtlijnen) staan voorwaarden voor toelating tot Sint Maarten. Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ltu kan de v.t.t.v. worden geweigerd met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen.
Volgens paragraaf 3.1.5 van de Richtlijnen is de overheid van oordeel dat een vreemdeling, die gedurende een onafgebroken rechtmatig verblijf van minstens vijf jaar in Sint Maarten woonachtig geweest is en nadien zijn hoofdverblijf niet buiten het land heeft gevestigd, in die periode met de samenleving van Sint Maarten zodanig vergroeid is geraakt, dat het niet langer verlenen van een verblijfsvergunning dan wel het verlenen van een vergunning met het verbod tot werken een onevenredige hardheid met zich brengt. Aan de betrokken vreemdeling dient dan ook een vergunning tot verblijf te worden verleend, welke voorzien is van een aantekening waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden.

6.Beoordeling

6.1.
Het Gerecht stelt vast dat eiseres van 18 oktober 2016 tot 18 januari 2020 onafgebroken rechtmatig verblijf heeft gehad. Op 18 januari 2020 is de geldigheidsduur verstreken van de aan eiseres verleende v.t.t.v. met als doel gezinsvorming. Op 23 oktober 2019 heeft zij de aanvraag ingediend tot het verlenen van een vergunning tot verblijf. Derhalve voldoet eiseres niet aan het vereiste dat zij vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf in Sint Maarten heeft gehad en komt zij niet in aanmerking voor verlening van een vergunning tot verblijf.
6.2.
Voor zover eiseres haar beroepsgronden tegen de vergunning tot verblijf handhaaft, overweegt het Gerecht dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiseres hiervoor niet in aanmerking komt, nu ze bij de indiening van de aanvraag geen vijf jaren onafgebroken rechtmatig verblijf heeft gehad. Verweerder heeft derhalve terecht het gestelde “feitelijk” verblijf niet meegeteld, nu hier immers geen wettelijke grondslag voor bestaat.
6.3.
Voor zover verweerder in haar heroverweging in de beschikking op bezwaar heeft gesteld dat eiseres ook niet in aanmerking komt voor een v.t.t.v. overweegt het Gerecht als volgt.
6.4.
Niet in geschil is dat eiseres vanaf januari 2019 arbeid heeft verricht zonder over een tewerkstellingsvergunning te beschikken. Dat eiseres die tewerkstellingsvergunning niet had aan kunnen aanvragen of dat eiseres niet bij bezwaar/beroep wijziging van haar voorwaarde had kunnen aanvragen, is niet gebleken. Het feit dat haar echtgenoot ernstig ziek is geworden is onvoldoende om aan te nemen dat eiseres niet in staat kon worden geacht voornoemde aanvragen in te dienen.
Het Gerecht oordeelt dat verweerder niet ten onrechte het verrichten van arbeid terwijl dit niet was toegestaan heeft tegengeworpen aan eiseres en in strijd met de openbare orde heeft geacht.
Verweerder heeft gezien het voorgaande niet ten onrechte in de beschikking op bezwaar gesteld dat eiseres ten tijde van de aanvraag ook niet in aanmerking kwam voor een v.t.t.v.
6.5.
Voor wat betreft het beroep op klemmende redenen van humanitaire aard heeft verweerder terecht overwogen dat hier door eiseres in de bezwaarfase pas een beroep op is gedaan. Volgens vaste jurisprudentie past het niet in de systematiek van de Ltu of de Richtlijnen om in bezwaarfase de grondslag van de aanvraag te wijzigen, in de zin dat een andere beperking wordt aangevraagd. Er dient een aparte aanvraag te worden ingediend. Het Gerecht ziet geen aanleiding om in geval van eiseres anders te oordelen. Overigens merkt het Gerecht op dat niet is gebleken van een objectieve belemmering voor eiseres om terug te keren naar Jamaica.
Hetgeen eiseres heeft gesteld met betrekking tot de afwezigheid van familie in Jamaica die haar zou kunnen opvangen, is onvoldoende omdat zij dit op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd.
6.6.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
7.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 21 januari 2022.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.