ECLI:NL:OGEAM:2022:118

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
SXM202101264- Lar 162/2021
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedure inzake vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde E.I. Maduro, en de Minister van Justitie van Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller. Eiser had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv), welke door verweerder was afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar in de bezwaarfase is hij niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met artikel 64 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het Gerecht oordeelt dat het horen een essentieel onderdeel is van de bezwaarprocedure en dat verweerder niet had mogen afzien van een hoorzitting, gezien de onduidelijkheid die was gerezen over de financiële stukken die door eiser waren overgelegd. Het Gerecht heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe beschikking te nemen, waarbij eiser in de gelegenheid moet worden gesteld om gehoord te worden. Tevens is verweerder veroordeeld in de kosten van de procedure, vastgesteld op NAf 1.400,-- voor proceskosten en NAf 150,-- voor griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 24 oktober 2022
Zaaknummer: SXM202101264-LAR00162/2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van 27 augustus 2021 waarbij het bezwaarschrift van eiser, gericht tegen de beschikking van verweerder van 23 oktober 2020, inhoudende de afwijzing van zijn aanvraag tot verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: vttv), kennelijk ongegrond is verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 12 oktober 2021 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Eiser heeft op 12 september 2022 aanvullende producties ingediend.
2.2.
Op 4 januari 2022 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 19 september 2022. Eiser is bij gemachtigde voornoemd verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiser is geboren op [datum] te Dominicaanse Republiek en heeft de Dominicaanse nationaliteit.
3.2.
Eiser is sedert 25 november 2015 gehuwd met [naam echtgenote]. Sedert april 2017 heeft eiser een vttv voor verblijf bij echtgenote [naam].
3.3.
Eiser heeft op 17 februari 2020 een aanvraag ingediend tot verlening van zijn vttv. Deze aanvraag heeft verweerder afgewezen vanwege het niet voldoen van de echtgenote aan het inkomensvereiste en vanwege het verrichten van arbeid van eiser zonder tewerkstellingsvergunning. Het bezwaarschrift van eiser heeft verweerder met de nu in geding zijnde beschikking van 27 augustus 2021 kennelijk ongegrond verklaard.

4.Het geschil

4.1.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Niet in geschil is dat eiser in de bezwaarfase niet in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Het Gerecht overweegt dat het horen een essentieel onderdeel is van de bezwaarprocedure. Gelet hierop is het bestreden besluit dan ook in strijd met artikel 64 van de Lar genomen. Het Gerecht is van oordeel dat gezien hetgeen eiser in zijn bezwaarschrift naar voren heeft gebracht en gezien de onduidelijkheid die is gerezen naar aanleiding van de financiële stukken die zijn overgelegd, verweerder niet had kunnen afzien van het houden van een hoorzitting. Daarbij acht het Gerecht voorts van belang dat eiser sedert 2017 rechtmatig verblijf bij echtgenote heeft en dat verweerder derhalve ambtshalve is gehouden te toetsen aan de bescherming van het gezins- en familie leven zoals blijkt uit artikel 8 van het EVRM. Het beroep is gegrond en het Gerecht zal het bestreden besluit vernietigen.
5.2.
Het Gerecht ziet geen aanleiding om te onderzoeken of de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten. Evenmin ziet het Gerecht aanleiding - gelet op het nader te verrichten onderzoek door verweerder - om toepassing van de bestuurlijke lus. Het Gerecht zal verweerder daarom opdragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van hetgeen hierna onder 5.3. wordt overwogen.
5.3.
Met het oog op het nieuwe besluit dat verweerder ter uitvoering van deze uitspraak moet nemen overweegt het Gerecht als volgt. Verweerder zal in lijn de recente jurisprudentie omtrent het ten onrechte door verweerder opgelegde verbod tot verrichten van arbeid van vreemdelingen die vergunning zijn verleend voor verblijf op grond van gezinshereniging of -vorming de inkomens van eiser en zijn echtgenote, bij de besluitvorming behoren te betrekken. Verweerder dient voorts eiser in de gelegenheid te stellen om duidelijkheid te verschaffen over verschillen in overgelegde werkgeversverklaringen. Een en ander kan immers zijn gebaseerd op een verschrijving. Voorts behoort verweerder mee te wegen dat het inkomen van de echtgenote en van eiser gedurende 2020 is verminderd, echter dat dit gelegen lag in de gevolge van de economische crisis naar aanleiding van de wereldwijde pandemie. Verweerder zal derhalve in de nieuw te nemen beslissing op het bezwaarschrift de huidige situatie van het inkomen van eiser en van zijn echtgenote bij de beoordeling dienen te betrekken.
5.4.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is. Verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen nadat eiser tijdens een hoorzitting in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Het Gerecht gaat er van uit dat verweerder dit binnen een redelijke termijn zal organiseren.
5.5.
Er is aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure. Met toepassing van het besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt het Gerecht deze kosten op NAf 1.400,--, zijnde 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschenen ter zitting, en een bedrag van NAf 150,-- als vergoeding voor het door eiser betaalde griffierecht.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om een nieuwe beschikking op bezwaar te nemen nadat eiser is gehoord;
- bepaalt dat verweerder aan eiser zal betalen een bedrag van NAf 1.400,-- en een bedrag van NAf 150,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 24 oktober 2022.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.