ECLI:NL:OGEAM:2022:115

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
SXM202101557- Lar 223/2021
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaar inzake vergunning tot tijdelijk verblijf en ontvankelijkheid van het bezwaarschrift

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Richardson, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Justitie van Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller, die het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv) kennelijk niet-ontvankelijk had verklaard. Eiser had op 13 juli 2020 een verzoek ingediend voor een vttv, maar zijn aanvraag werd op 12 maart 2021 afgewezen. Eiser heeft op 15 juni 2021 bezwaar aangetekend, maar de Minister verklaarde dit bezwaar op 10 november 2021 niet-ontvankelijk.

Tijdens de zitting op 19 september 2022 heeft het Gerecht vastgesteld dat de Minister ten onrechte het e-mailbericht van eiser niet had meegenomen bij de beoordeling van het bezwaar. Het Gerecht concludeert dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat de beslissing van de Minister om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren onterecht was. Het Gerecht heeft daarom het beroep gegrond verklaard en de bestreden beschikking vernietigd. De Minister is opgedragen om binnen twee weken een nieuwe beschikking te nemen op het bezwaar van eiser en is veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.

De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib op 24 oktober 2022 en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 24 oktober 2022
Zaaknummer: SXM202101557-LAR00223/2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
gevolmachtigde: mr. A. RICHARDSON,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 10 november 2021, waarbij verweerder het bezwaar van eiser, gericht tegen verweerders beschikking van 12 maart 2021 inhoudende afwijzing aanvraag vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: vttv), kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 13 december 2021 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 7 september 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 19 september 2022. Eiser is bij gemachtigde voornoemd verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1
Het Gerecht gaat uit van de navolgende vaststaande feiten:
- Eiser heeft op 13 juli 2020 tot verweerder gewend met het verzoek hem in aanmerking te brengen voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv).
- Bij beschikking van 12 maart 2021 uitgereikt op 4 mei 2021, heeft verweerder afwijzend op het verzoek beslist.
- Bij e-mailbericht van 15 juni 2021 heeft eiser bezwaar aangetekend tegen de afwijzende beschikking.
- Verweerder heeft bij brief van 10 november 2021 het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
3.2
Eiser heeft het Gerecht verzocht de bestreden beschikking te vernietigen met bepaling dat verweerder alsnog positief op de aanvraag van eiser zal beslissen.
3.3
Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht. Volgens de gemachtigde is verweerder thans doende om alsnog een inhoudelijk beslissing op eisers bezwaarschrift voor te bereiden.

4.De beoordeling

4.1.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Uit het verweerschrift en uit hetgeen ter zitting is gesproken, leidt het Gerecht af dat verweerder thans van oordeel dat het bezwaarschrift ontvankelijk is. Met verweerder stelt het gerecht vast, dat de beslissing van 10 november 2021 van verweerder een beslissing op bezwaar betreft, en dat verweerder ten tijde van het opstellen van de beschikking op bezwaar het e-mail bericht van 15 juni 2021 ten onrechte niet heeft meegenomen. Het bezwaarschrift verzonden op 15 juni 2021 is tijdig ingediend en verweerder heeft het bezwaar dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
4.2.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bestreden beslissing dient te worden vernietigd. Het beroep is derhalve gegrond.
4.3.
Er is aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure. Met toepassing van het besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt het Gerecht deze kosten op NAf 700,--, zijnde 1 punt voor het beroepschrift en NAf 350,-- zijnde 1 punt voor het verschenen ter zitting, met wegingsfactor 0,5 gezien de eenvoud van de zaak en de inhoud van het verweerschrift en dien ten gevolge de beperkte behandeling van de zaak op zitting en een bedrag van NAf 150,-- als vergoeding voor het door eiser betaalde griffierecht.
5.
De beslissing
Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikking;
- draagt verweerder op om binnen twee weken na heden een nieuwe beschikking op het bezwaar van eiser te nemen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser zal betalen een bedrag ad NAf 1050,-- en een bedrag ad NAf 150,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 24 oktober 2022.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.