Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
3.Feiten
4.Het geschil
De beoordeling
De beslissing
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten, waarbij hij werd ontslagen als lid van het Centraal College voor de Reclassering. De bestreden beschikking dateert van 24 februari 2022. Eiser heeft op 4 april 2022 beroep ingesteld, waarna verweerder op 31 mei 2022 een verweerschrift heeft ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 oktober 2022, waarbij eiser in persoon verscheen en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, mr. S.C.L. Lint, en mr. G. van Haperen. Eiser heeft verzocht om vernietiging van de beschikking, veroordeling van verweerder in de proceskosten, en betaling van zowel misgelopen maandelijkse vergoedingen als een vergoeding wegens immateriële schade.
Tijdens de zitting heeft eiser bevestigd dat hij zijn beroepsgronden ten aanzien van het ontslagbesluit intrekt, maar handhaafde zijn verzoeken met betrekking tot de forfaitaire vergoedingen en de immateriële schadevergoeding. Verweerder heeft aangegeven dat de bestreden beschikking met terugwerkende kracht is ingetrokken en dat eiser recht heeft op een forfaitaire vergoeding van NAf 1.000,00 voor de maanden maart, april en mei 2022. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de uitbetaling van deze vergoeding zal plaatsvinden, ondanks dat de procedure bij het ministerie van financiën nog niet is afgerond.
Eiser heeft ook gesteld dat hij reputatieschade heeft geleden door het bestreden besluit, maar het Gerecht oordeelt dat deze schade niet nader is onderbouwd en dus niet aannemelijk is gemaakt. Uiteindelijk heeft het Gerecht het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken op 28 november 2022.