ECLI:NL:OGEAM:2022:102

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
SXM202101258- Lar 158/2021
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van besluit inzake status als gewezen werknemer en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 1 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J. Rogers, en het Uitvoeringsorgaan Sociale Ziektekostenverzekering, vertegenwoordigd door mr. M.M. Hofman-Ruigrok. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 25 augustus 2021, waarin zijn bezwaar tegen een eerdere beschikking van 27 september 2018 ongegrond werd verklaard. Dit besluit hield in dat eiser vanaf 31 augustus 2018 niet meer als 'gewezen werknemer' werd aangemerkt, omdat hij inkomsten zou hebben genoten die niet onder de Landsverordening ziekteverzekering vallen.

Tijdens de procedure heeft eiser betoogd dat hij als gevolg van een ongeval medische behandeling heeft ondergaan en dat de conclusie van verweerder, dat hij inkomsten genereert uit air brush werkzaamheden, niet juist is. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de onderbouwing van verweerder onvoldoende was en dat er geen overtuigend bewijs was dat eiser daadwerkelijk inkomsten uit deze werkzaamheden heeft genoten. De verklaringen van eiser en zijn vader werden niet als voldoende bewijs beschouwd om de conclusie van verweerder te ondersteunen.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd was en heeft het beroep gegrond verklaard. Het primaire besluit is herroepen, en eiser wordt met terugwerkende kracht vanaf 31 augustus 2018 als gewezen werknemer aangemerkt. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser, vastgesteld op NAf 1.400,--, en een vergoeding van het griffierecht van NAf 50,--. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
Uitspraak: 1 augustus 2022
Zaaknummer: SXM202101258 - LAR00158/2021
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
[eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. J.J. ROGERS,
tegen
HET UITVOERINGSORGAAN SOCIALE ZIEKTEKOSTEN VERZEKERING,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.M. HOFMAN-RUIGROK,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beslissing van 25 augustus 2021, ontvangen op 26 augustus 2021, waarbij verweerder het bezwaar van eiser tegen de beschikking van verweerder van 27 september 2018 inhoudende dat eiser vanaf 31 augustus 2018 niet aangemerkt wordt als “gewezen werknemer” ongegrond verklaart.

2.Procesverloop

Namens eiser is op 6 oktober 2021 ter Griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een beroepschrift ingesteld ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 6 januari 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 21 juni 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder is verschenen bij gemachtigde voornoemd. Partijen hebben pleitnota’s voorgedragen en overgelegd.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten

Eiser heeft als gevolg van een ongeval medische behandeling ondergaan.
Bij besluit van 27 september 2019 is aan eiser bekend gemaakt dat hij vanaf 31 augustus 2018 niet wordt aangemerkt als gewezen werknemer vanwege genoten inkomsten anders dan financiële steun van de overheid. Bij dit besluit heeft verweerder ter onderbouwing een brief van de inspectie van verweerder (CID) bijgevoegd.
Bij beslissing op het bezwaarschrift heeft verweerder haar standpunt gehandhaafd.

4.Het geschil

4.1.
Eiser verzoekt het Gerecht zijn beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna zo nodig nader ingegaan.

5.Beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 1 van de Landsverordening ziekteverzekering wordt verstaan onder gewezen werknemer een persoon die:
•niet meer aangemerkt kan worden als werknemer in de zin van dit artikel;
•ingezetene is;
•geen aanspraak kan maken op geneeskundige behandeling en verpleging wegens ziekte dan krachtens deze landsverordening;
•niet de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt; en
•geen inkomen geniet anders dan verstrekkingen ten laste van Sint Maarten;
5.2.
Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat de vraag of eiser onder invloed van alcohol was tijdens het ongeval geen afwijzingsgrond is. In geschil is of eiser kan worden aangemerkt als gewezen werknemer in de zin van artikel 1 van de Landsverordening ziekteverzekering.
5.3.
Verweerder heeft aan haar beslissing het onderzoek door de CID naar de verzekeringsstatus van eiser ten grondslag gelegd. Blijkens de brief van 26 september 2019 concludeert de CID dat eiser air brush werkzaamheden heeft verricht waaruit hij inkomsten heeft genoten. Deze conclusie baseert het CID op twee interviews met eiser en een verklaring van de vader aan de balie van verweerder tijdens de registratie van eiser kort na het ongeval.
5.4.
Het Gerecht is van oordeel dat de conclusie van verweerder als zou eiser inkomsten hebben gegenereerd uit air brush werkzaamheden niet kan worden gevolgd. Daartoe overweegt het Gerecht dat van noemenswaardige tegenstrijdigheden in de verklaring van eiser ten overstaande van de CID, niet kan worden gesproken. Immers, eiser heeft in zijn eerste interview verklaard dat hij na afloop van zijn middelbare school als kunstenaar air brush werk op kleding maakte. Hiermee kon hij onvoldoende tot geen geld verdienen. Hij kan zich voorts niet meer herinneren wanneer hij zijn laatste air brush werk heeft gemaakt. In zijn tweede interview confronteert de CID eiser met de verklaring van zijn vader en met air brush werk dat eiser kennelijk niet lang voorafgaand aan zijn ongeval heeft gemaakt. Eiser verklaart daarop dat hij een werk heeft gemaakt en daar slechts materiaalkosten voor heeft ontvangen en dat hij een werk heeft gemaakt voor een familielid.
5.5.
Het Gerecht kan verweerder niet volgen als zou uit beide verklaringen naar voren komen dat eiser een inkomen genereert met air brush werkzaamheden. Een en ander heeft er meer de schijn van dat eiser, als kunstenaar, air brush werk maakt. Dat eiser hiermee inkomsten genereert blijkt nergens uit. Ook uit zijn facebook pagina blijkt niet van afzet van enige betekenis van zijn kunstwerken. Dat eiser, zo als verweerder stelt, een bekende naam op het eiland is als air brush artiest laat onverlet dat hiermee niet is gegeven dat hij inkomsten genereert.
5.6.
Dat eisers vader heeft verklaard dat hij self-employed is maakt een en ander niet anders. Verweerder heeft naar het oordeel van het Gerecht aan deze verklaring niet de betekenis kunnen hechten die zij voorstaat. Het nadere onderzoek van de CID onderbouwt immers niet genoeg de verklaring van de vader van eiser. Zo staat eiser niet geregistreerd met een eigen bedrijf en is zoals hiervoor overwogen onvoldoende gebleken van inkomsten van enige betekenis.
5.7.
Gelet op het vorenstaande is het Gerecht van oordeel dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en niet met gedegen feiten is onderbouwd. Het beroep zal gegrond worden verklaard en het Gerecht zal het bestreden besluit vernietigen. Het Gerecht ziet geen aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen dit gebrek te herstellen. De lange duur van de procedure en het feit dat er uit het dossier niet blijkt van enige andere feiten en omstandigheden die de conclusie van verweerder nader zouden kunnen onderbouwen maken dat het Gerecht aanleiding ziet om zelf in de zaak te voorzien en het primaire besluit te herroepen. Het Gerecht zal bepalen dat eiser met ingang van 31 augustus 2018 aangemerkt wordt als gewezen werknemer. Deze uitspraak zal in de plaats treden van het vernietigde bestreden besluit.
5.8.
Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,-- zijnde 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling. Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eiser NAf 50,-- dient te betalen als vergoeding van het door hem gestorte griffierecht.

6.De beslissing

Het Gerecht in eerste aanleg:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiser als gewezen werknemer verzekerd is ingevolge de Landsverordening ziektekostenverzekering;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten aan eiser een bedrag van NAf 1.400,-- en een bedrag van NAf 50,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, mr. J. Sybesma en mevrouw M. Lopez-de Weever, bijzondere rechters in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 1 augustus 2022.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.