ECLI:NL:OGEAM:2021:98

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
SXM202101073
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van vergunningsvoorwaarden door geluidsoverlast in kort geding tussen Dancon Company N.V. en Delmar Beach Bar N.V.

In deze zaak, die op 22 oktober 2021 door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten is behandeld, heeft Dancon Company N.V. (hierna: Dancon) een kort geding aangespannen tegen Delmar Beach Bar N.V. (hierna: Delmar) wegens schending van vergunningsvoorwaarden die aan Delmar zijn opgelegd. Dancon, die een bar en restaurant exploiteert aan de Billy Folly Road nr. 8, stelt dat Delmar, die haar bar en restaurant aan de Billy Folly Road nr. 10 exploiteert, geluidsoverlast veroorzaakt door luide live muziek, wat in strijd is met de voorwaarden van haar exploitatievergunning. De vergunning staat een maximum geluidsniveau van 75 decibel toe en legt beperkingen op aan de tijden waarop live muziek mag worden gespeeld.

De procedure begon op 27 augustus 2021 met de indiening van het kort geding verzoekschrift door Dancon. Tijdens de zitting op 8 oktober 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Dancon vordert dat het Gerecht Delmar beveelt zich aan de vergunningsvoorwaarden te houden en een schadevergoeding van US $ 2.000,00 te betalen voor de kosten van een geluidsmeting die door CECC is uitgevoerd. Delmar betwist de vordering en stelt dat Dancon de bestuursrechtelijke weg had moeten kiezen.

Het Gerecht oordeelt dat Dancon voldoende belang heeft bij de gevraagde voorziening en dat de geluidsoverlast door Delmar onrechtmatig is. Het Gerecht beveelt Delmar om zich te houden aan de geluidslimiet van 75 decibel en legt een dwangsom op voor elke overtreding. Daarnaast wordt Delmar veroordeeld tot betaling van de kosten van de geluidsmeting en de proceskosten aan Dancon. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

=GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202101073
Vonnis in kort geding van 22 oktober 2021
inzake
DANCON COMPANY N.V., h.o.d.n. The Greenhouse in Billy Folly,
gevestigd in Sint Maarten,
-eiseres-,
gemachtigde: mr. J.G. Snow,
tegen
DELMAR BEACH BAR N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
-gedaagde-,
gemachtigde: mr. C.R. Rutte.
Eiseres zal hierna ook ‘Dancon’ worden genoemd en gedaagde ook
‘Delmar’

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 27 augustus 2021 heeft Dancon ter griffie van dit Gerecht het kort geding verzoekschrift met producties ingediend. Bij brief van 9 september 2021 heeft de gemachtigde van Delmar producties in het geding gebracht. Partijen zijn ter zitting van 8 oktober 2021 verschenen alsmede hun gemachtigden. De gemachtigden hebben de zaak aan de hand van aantekeningen bepleit.
1.2.
Op heden is het vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Dancon exploiteert een bar en een restaurant aan de Billy Folly Road nr. 8 in Simpson Bay. Delmar exploiteert een bar en restaurant aan de Billy Folly Road nr. 10 op een perceel grond dat onmiddellijk grenst aan het perceel waarop Dancon haar restaurant en bar exploiteert.
2.2.
Op 7 januari 2010 is aan Delmar een vergunning verleend om het restaurant en bar uit te baten. Aan deze vergunning zijn voorwaarden verbonden die als volgt luiden:
- Live music is only allowed on Wednesdays from 4 pm to 6 pm as well as on Fridays and Saturdays from 6 pm – 8 pm;
- A maximum noise volume of 75 db is allowed;
- All speakers should be facing the sea and not facing the neighbors;
- The speakers should only have high and medium frequencies (i.e. no bass).
2.3.
Delmar heeft op 14 oktober 2015 schriftelijk verzocht om verruiming van deze voorwaarden, maar dit verzoek heeft de minister van TEATT bij beschikking van 13 januari 2016 afgewezen. Hiertegen is geen rechtsmiddel aangewend.
2.4.
Op verzoek van Dancon heeft CECC in juni 2021 twee geluidsmetingen verricht. De bevindingen van CECC zijn opgenomen in een rapport dat op 21 juni 2021 tot stand is gekomen.
2.5.
De kosten van dit onderzoek bedragen blijkens een factuur van 28 juni 2021 US $ 2.000,00. Deze factuur is voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Dancon vordert -zakelijk weergegeven- dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Delmar (i) beveelt om zich te houden aan de voorwaarden van de aan haar verleende exploitatievergunning (
operational license) op straffe van een te verbeuren dwangsom en (ii) veroordeelt om het bedrag van US $ 2.000,00 aan Dancon te betalen. Kosten rechtens.
3.2.
Aan de vordering legt Dancon ten grondslag dat Delmar ten nadele van Dancon geluidsoverlast veroorzaakt. Het gaat dan in het bijzonder om luide live muziek die op het perceel van Delmar wordt gespeeld. Hierdoor veroorzaakt Delmar aan Dancon en haar klanten hinder en handelt Delmar jegens Dancon onrechtmatig. Hierdoor schendt Delmar ook de vergunningsvoorwaarden. Hierop kan het gevorderde bevel worden gegrond en toegewezen. De kosten voor de totstandkoming van het deskundigenrapport bedragen US $ 2.000,00 en behoren op grond van artikel 6:96 lid 1 onder b BW voor rekening van Delmar te komen.
3.3.
Delmar betwist de vordering. Op de stellingen van partijen zal het Gerecht hierna ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
De aard van de vordering brengt mee dat van Dancon niet mag worden verlangd om de beslissing in een bodemprocedure af te wachten.
bevoegdheid en ontvankelijkheid
4.2.
Nu onrechtmatige hinder aan de vordering ten grondslag is gelegd is de bevoegdheid van de civiele rechter gegeven (vergelijk sub 8 van de pleitaantekeningen).
4.3.
Delmar vindt dat Dancon de bestuursrechtelijke rechtsgang had moeten kiezen. Nu Dancon dat ten onrechte niet heeft gedaan, dient Dancon in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.4.
Het Gerecht ziet niet waarom van Dancon kan worden verlangd om tegen de fictieve weigering om bestuursdwang jegens Delmar toe te passen Lar beroep in te stellen op straffe van niet-ontvankelijkheid in dit civiele geding. Delmar stelt dit wel maar zet niet uiteen waarom dit zo is. Het is ook niet zo. Dat de minister van TEATT niet bereid is om bestuursdwang toe te passen, laat de bevoegdheid van Dancon onverlet om Delmar rechtstreeks op grond van onrechtmatige daad aan te spreken. Deze fictieve weigering van de minister van TEATT heeft ook geen enkel rechtsgevolg voor de civiele rechtsverhouding tussen Dancon en Delmar en bepaalt hun rechtsverhouding op geen enkele wijze.
onrechtmatige hinder
4.5.
Naar het voorlopige oordeel van het Gerecht blijkt uit het rapport van CECC dat tijdens optredens van muzikanten op het perceel van Delmar de grenswaarde van 75 decibel wordt overschreden. Dat is vastgesteld bij twee metingen. Hierdoor heeft Delmar telkens een van de vergunningsvoorwaarden geschonden namelijk dat niet meer dan 75 decibel geluid mag worden geproduceerd. Hieruit volgt dan ook dat Delmar haar wettelijke verplichting jegens Dancon niet naleeft. Op deze vergunningsvoorwaarde mag Dancon zich immers beroepen, omdat deze voorwaarde ook in het belang van Dancon als buurvrouw van Delmar in de exploitatievergunning is opgenomen. Niet naleving van de voorwaarde is dan ook jegens Dancon onrechtmatig.
4.6.
Het Gerecht is voorts van oordeel dat voldoende waarschijnlijk is dat toekomstige schendingen zullen voordoen en dat Dancon dan ook een voldoende belang heeft bij de verzochte voorziening namelijk dat Delmar zich in de toekomst zal houden aan de beperking van de geluidproductie vanaf haar perceel op straffe van een dwangsom.
4.7.
Delmar voert nog het verweer dat ook andere oorzaken van de geluidsoverlast kunnen worden aangewezen, maar dit verweer passeert het Gerecht. Immers, de metingen zijn op korte afstand tot de podia van de muziekoptredens gedaan. Dat er andere oorzaken van de geluidsoverlast kunnen zijn dan de bandoptredens, kan uiteraard niet worden uitgesloten, maar is onaannemelijk. In dit verband oppert Delmar dan ook slechts de mogelijkheid dat er andere oorzaken van de geluidsoverlast kunnen zijn. Delmar laat na deze alternatieve oorzaken van de overschrijdingen te onderbouwen, zodat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de live muziek niet de overschrijding van de 75 decibel grens veroorzaakt.
4.8.
Het Gerecht ziet dan ook voldoende grond om het gevorderde bevel hierna te geven. Het Gerecht zal de nakoming van het bevel bevorderen door een dwangsom op te leggen die Delmar aan Dancon zal verbeuren telkens als Delmar het bevel niet naleeft.
4.9.
De geluidsmetingen door CECC zijn verricht om de eventuele aansprakelijkheid van Delmar vast te stellen. Het onderzoek is vastgelegd in een rapport. De kosten hiervan bedragen US $ 2.000,00 welk bedrag inmiddels ook is betaald. Op grond van artikel 6:96 lid 1 onder b BW dient Delmar redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor haar rekening te nemen. Weliswaar stelt Delmar dat deze kosten niet redelijk zijn, maar waarom dat niet het geval is, laat Delmar na uit een te zetten. Dit verweer passeert het Gerecht dan ook.
4.10.
De conclusie luidt dan ook dat Delmar onrechtmatige geluidsoverlast aan Dancon bezorgt en dat zij een van de voorwaarden van de exploitatievergunning overtreedt. Dit is jegens Dancon onrechtmatig. Hierop kan het gevorderde bevel worden gegrond.
4.11.
Nu Delmar in het ongelijk zal worden gesteld, zal het Gerecht Delmar in de proceskosten veroordelen die aan de zijde van Dancon kunnen worden begroot op:
- vastrecht NAf 450,00
- exploitkosten NAf 240,50
- salaris gemachtigde NAf 1.500,00
totaal NAf 2.190,50
4.12.
Het vonnis zal hierna uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

Het Gerecht in kort geding:
5.1.
beveelt Delmar om zich na betekening van dit vonnis te houden aan de 75 decibel geluidslimiet opgenomen in de exploitatievergunning van Delmar op straffe van een te verbeuren dwangsom van US $ 5.000,00 voor elke overtreding van dit bevel tot een maximum van US $ 200.000,00;
5.2.
veroordeelt Delmar om het bedrag van US $ 2.000,00 aan Dancon te betalen;
5.3.
veroordeelt Delmar in de proceskosten vallende aan de zijde van Dancon die tot op heden worden begroot op NAf 2.190,50;
5.4.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.T.M. Luijks, rechter, en op 22 oktober 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.