ECLI:NL:OGEAM:2021:86
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fictieve weigering van de Gouverneur en Minister van Justitie van Sint Maarten om te beslissen op het verzoek van een klager met betrekking tot zijn rechtspositie als ambtenaar
In deze zaak heeft klager, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde de heer F.A. Cuffy, een bezwaar ingediend tegen de fictieve weigering van de Gouverneur van Sint Maarten en de Minister van Justitie om te beslissen op zijn verzoek. Dit verzoek, ingediend op 4 januari 2020, had betrekking op de rechtspositie van klager als ambtenaar, specifiek zijn wedertewerkstelling als politieagent. Klager had eerder, op 7 januari 2020, een rappelbrief gestuurd om een reactie te vragen op zijn verzoek. Het bezwaar werd op 7 januari 2021 ingediend, maar het Gerecht in ambtenarenzaken oordeelde dat dit bezwaar te laat was ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 augustus 2021, waarbij zowel klager als verweerder aanwezig waren.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat het schrijven van klager niet afkomstig was van de Gouverneur, waardoor klager niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn bezwaar tegen de Gouverneur. Het Gerecht heeft ook de relevante artikelen van de Regeling ambtenarenrechtspraak (RAr) besproken, die bepalen dat een bezwaarschrift binnen dertig dagen na de weigering moet worden ingediend. Aangezien er meer dan twaalf maanden waren verstreken sinds het verzoek van klager, oordeelde het Gerecht dat klager onredelijk lang had gewacht met het indienen van zijn bezwaar. Hierdoor werd klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen zowel de Gouverneur als de Minister van Justitie. De uitspraak werd gedaan door rechter J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken op 27 augustus 2021.