Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
3.Feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
De beslissing
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een burger van de Dominicaanse Republiek, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning met als doel gezinshereniging met haar moeder. Eiseres had eerder een vergunning tot tijdelijk verblijf, maar deze was verlopen. De verweerder, de Minister van Justitie van Sint Maarten, had in zijn beschikking van 3 juli 2020 het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij het Gerecht.
Tijdens de procedure is vastgesteld dat eiseres grotendeels zonder haar moeder is opgegroeid en dat er geen onderbouwing is voor een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Het Gerecht heeft overwogen dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn die een positieve verplichting voor de verweerder met zich meebrengen om de gevraagde verblijfsvergunning te verlenen. De beoordeling van de aanvraag is gedaan aan de hand van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waarbij het Gerecht concludeert dat de belangenafweging tussen de belangen van eiseres en het algemeen belang van Sint Maarten niet in het voordeel van eiseres uitvalt.
Uiteindelijk heeft het Gerecht het beroep ongegrond verklaard, waarbij het belang van de staat en de objectieve belemmeringen voor terugkeer naar het land van herkomst zijn meegewogen. De uitspraak benadrukt dat de afwijzing van de verblijfsvergunning niet in strijd is met de rechten van eiseres onder het EVRM, en dat er geen schending van de 'fair balance' is vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.