ECLI:NL:OGEAM:2021:7

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
Lar 58/2020, SXM202000756
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning voor gezinshereniging met moeder

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een burger van de Dominicaanse Republiek, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning met als doel gezinshereniging met haar moeder. Eiseres had eerder een vergunning tot tijdelijk verblijf, maar deze was verlopen. De verweerder, de Minister van Justitie van Sint Maarten, had in zijn beschikking van 3 juli 2020 het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij het Gerecht.

Tijdens de procedure is vastgesteld dat eiseres grotendeels zonder haar moeder is opgegroeid en dat er geen onderbouwing is voor een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Het Gerecht heeft overwogen dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn die een positieve verplichting voor de verweerder met zich meebrengen om de gevraagde verblijfsvergunning te verlenen. De beoordeling van de aanvraag is gedaan aan de hand van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waarbij het Gerecht concludeert dat de belangenafweging tussen de belangen van eiseres en het algemeen belang van Sint Maarten niet in het voordeel van eiseres uitvalt.

Uiteindelijk heeft het Gerecht het beroep ongegrond verklaard, waarbij het belang van de staat en de objectieve belemmeringen voor terugkeer naar het land van herkomst zijn meegewogen. De uitspraak benadrukt dat de afwijzing van de verblijfsvergunning niet in strijd is met de rechten van eiseres onder het EVRM, en dat er geen schending van de 'fair balance' is vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 18 januari 2021
Zaaknummer: SXM202000756-LAR00058/2020
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiseres],
eiseres,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 3 juli 2020, waarbij het bezwaarschrift van eiseres, gericht tegen verweerders beschikking van 12 november 2019, inhoudende afwijzing van een vergunning tot tijdelijk verblijf, ongegrond is verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 14 augustus 2020 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 23 september 2020 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 18 december 2020. Eiseres is bij gemachtigde verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1
Eiseres is geboren op [datum] en is burger van de Dominicaanse Republiek.
3.2.
Niet in geschil is dat eiseres sedert 9 november 2016 legaal verblijf heeft op Sint Maarten. Sedert 9 november 2016 had eiseres een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel studie en sedert 3 augustus 2017 had eiseres een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinshereniging met moeder, welke vergunning geldig was tot 19 september 2019.
3.3.
Eiseres heeft op 27 juni 2019 een aanvraag ingediend voor een (verlenging) vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinshereniging met moeder.

4.Het geschil

4.1.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna zo nodig nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het Gerecht stelt vast dat eiseres op 1 augustus 2019 de leeftijd van 27 jaar heeft bereikt.
Vast staat dat de onderhavige aanvraag een verlengingsaanvraag betreft van een vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: vttv) die was verleend met als doel gezinshereniging met moeder.
5.2.
Ingevolge paragraaf 4.8 van de Richtlijnen kunnen meerderjarige kinderen voor toelating in aanmerking komen indien de leeftijd van 27 nog niet is bereikt, zij studeren en financieel afhankelijk zijn.
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder terecht heeft overwogen dat eiseres op grond van haar leeftijd niet meer in aanmerking komt voor de gevraagde verblijfsvergunning. Voorts is gesteld noch gebleken dat eiseres een full time studie zou volgen en evenmin is onderbouwd dat eiseres financieel afhankelijk zou zijn van haar moeder.
5.3.
Eiseres heeft gesteld dat zij recht heeft op een vergunning tot voortgezet verblijf. De geldigheidsduur van de laatst verleende verblijfsvergunning verloopt op 19 september 2019 waarna zij nog drie maanden heeft om een verlengingsverzoek in te dienen, welke periode als rechtmatig verblijf dient te worden aangemerkt. Na 3 jaar heeft zij aldus recht op een zelfstandige vergunning tot voortgezet verblijf, zo stelt eiseres.
5.4.
Het Gerecht overweegt dat dit betoog niet kan slagen. Uit de Richtlijnen blijkt dat bij verblijf korter dan 5 jaar vreemdelingen niet in aanmerking komen voor voortgezet verblijf. Vast staat dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft gehad voor de duur van 5 jaar. De beroepsgrond faalt.
5.5.
Voor zover eiseres een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel kan deze grond niet slagen, alleen al omdat eiseres een en ander op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
5.6.
Voor zover eiseres beoogd heeft een beroep te doen op artikel 8 van het EVRM overweegt het Gerecht als volgt.
5.7.
Verweerder heeft in de bestreden beschikking aangegeven dat er vanuit kan worden gegaan, ook gezien de eerder verleende vttv, dat er sprake is van familieleven tussen eiseres en haar moeder. De weigering tot verlenging van vttv is dan ook een inmenging in dit familieleven.
5.8.
Het Gerecht is van oordeel, onder verwijzing naar de vaste jurisprudentie hieromtrent, dat artikel 8 van het EVRM, in een bepaald geval een inmenging in het familie- of gezinsleven van een vreemdeling rechtvaardigt, indien een "fair balance" bestaat tussen enerzijds de belangen van het betrokken individu en anderzijds het betrokken algemeen belang van het land waar toelating wordt verzocht. In deze belangenafweging dient in ieder geval betrokken te worden of er objectieve belemmeringen bestaan om het gezinsleven buiten Sint Maarten uit te oefenen en er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn en meer dan gebruikelijk afhankelijkheid en emotionele binding.
5.9.
Verweerder heeft hiertoe niet ten onrechte overwogen dat niet is gebleken van objectieve belemmeringen die terugkeer van eiseres naar het land van herkomst in de weg staan. Verweerder heeft niet ten onrechte hierbij meegewogen dat eiseres een relatief korte tijd op Sint Maarten heeft gewoond. Verweerder heeft voorts kunnen aannemen dat er tussen eiseres en haar moeder niet een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid bestaat. Zo is eiseres grotendeels zonder haar moeder opgegroeid en ontbreekt onderbouwing van de gestelde emotionele en financiële afhankelijkheid.
Voorts is niet gebleken van andere bijzondere feiten of omstandigheden, dat uit het in artikel 8 van het EVRM bedoelde recht een positieve verplichting voortvloeit om ten behoeve van eiseres niettemin de gevraagde verblijfsvergunning te verlenen.
5.10.
De “fair balance” tussen enerzijds het belang van eiseres en anderzijds het algemeen belang, acht het Gerecht dan ook niet geschonden. Gelet hierop faalt het betoog betreffende klemmende redenen van humanitaire aard evenzeer.
5.11.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 18 januari 2021.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.